24 662
Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in verband met de volledige wederzijdse erkenning van goedkeuringen van randapparatuur en van apparatuur voor satellietgrondstations

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in verband met de volledige wederzijdse erkenning van goedkeuringen van randapparatuur en van apparatuur voor satellietgrondstations.

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage, 27 maart 1996 Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op richtlijn nr. 91/263/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1991, inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (PbEG L 128), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993, tot wijziging van de richtlijnen 87/404/EEG (drukvaten van eenvoudige vorm), 88/378/EEG (veiligheid van speelgoed), 89/106/EEG (voor de bouw bestemde produkten), 89/336/EEG (elektromagnetische compatibiliteit), 89/392/EEG (machines), 89/686/EEG (persoonlijke beschermingsmiddelen), 90/384/EEG (niet-automatische weegwerktuigen), 90/385/EEG (actieve implanteerbare medische hulpmiddelen), 90/396/EEG (gastoestellen), 91/263/EEG (eindapparatuur voor telecommunicatie), 92/42/EEG (nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels) en 73/23/EEG (elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen) (PbEG L 220), en zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/97/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993, houdende aanvulling van richtlijn 91/263/EEG wat de apparatuur voor satellietgrondstations betreft (PbEG L 290), alsmede gelet op richtlijn nr. 94/46/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 oktober 1994, tot wijziging van richtlijn 88/301/EEG en richtlijn 90/388/EEG met name met betrekking tot satellietcommunicatie (PbEG L 268), noodzakelijk is de Wet op de telecommunicatievoorzieningen aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGINGEN IN DE WET OP DE TELECOMMUNICATIEVOORZIENINGEN

De Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

In het eerste lid worden, onder wijziging van de aanduiding van de onderdelen l tot en met w in r tot en met cc, de onderdelen f tot en met k vervangen door de onderdelen f tot en met q, die komen te luiden:

f. telecommunicatie-infrastructuur: de infrastructuur die het transport mogelijk maakt van signalen tussen gedefinieerde netwerkaansluitpunten via kabelverbindingen, microgolfsystemen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

g. openbaar telecommunicatienet: de telecommunicatie-infrastructuur bedoeld in artikel 3 en artikel 13a, alsmede voor wat betreft artikel 29, de telecommunicatie-infrastructuur die door Onze Minister voor de toepassing van het betreffende artikel als openbaar telecommunicatienet is aangewezen;

h. geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur: de telecommunicatie-infrastructuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

i. draadomroepinrichting: een inrichting of onderdeel daarvan, bestemd om met gebruik van kabels en kabelwerken of radioverbindingen tussen vaste punten, programma's te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen dan wel niet tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen;

j. programma: een programma als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Mediawet;

k. vaste verbinding: een mogelijkheid voor het directe transport van gegevens tussen twee netwerkaansluitpunten, waarvan de totstandkoming niet door de gebruiker via een netwerkaansluitpunt kan worden beïnvloed;

l. netwerkaansluitpunt: het geheel van fysieke verbindingen, met hun technische toegangsspecificaties, die deel uitmaken van een telecommunicatienet en nodig zijn om toegang te verkrijgen tot dit net en om efficiënt via dit net te kunnen communiceren;

m. randapparatuur:

1°. de apparatuur die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1a bestemd is om op een openbaar telecommunicatienet te worden aangesloten, dat wil zeggen:

a. om rechtstreeks op de netwerkaansluitpunten van een openbaar telecommunicatienet te worden aangesloten, of

b. voor interactie met een openbaar telecommunicatienet via directe of indirecte aansluiting op de netwerkaansluitpunten van een openbaar telecommunicatienet, ten behoeve van de overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie;

2°. de apparatuur waarbij gebruik wordt gemaakt van een verbindingssysteem met benutting van het radio-frequentiespectrum en die geschikt is om op een openbaar telecommunicatienet te worden aangesloten;

n. apparatuur voor satellietgrondstations: de apparatuur die gebruikt kan worden ofwel voor het zenden, ofwel voor het zenden en het ontvangen, ofwel uitsluitend voor het ontvangen van radio-communicatiesignalen door middel van satellieten of andere in de ruimte gestationeerde systemen, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van het openbare telecommunicatienet;

o. grondaansluiting op het openbare telecommunicatienet: elke aansluiting van apparatuur voor satellietgrondstations op het openbare telecommunicatienet die geen ruimtesegment omvat;

p. wezenlijke vereisten: de vereisten met betrekking tot randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations, bedoeld in voor Nederland bindende besluiten van een orgaan van de Europese Unie;

q. gemeenschappelijke technische voorschriften: de voorschriften ter uitvoering van de wezenlijke vereisten, die krachtens voor Nederland bindende besluiten van een orgaan van de Europese Unie gelden;

B

Na artikel 1 worden een nieuw artikel 1a en een nieuw artikel 1b ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

1. Onze Minister kan tot een aanwijzing als openbaar telecommunicatienet slechts besluiten:

a. in het belang van het publiek als gebruiker van telecommunicatie-infrastructuur, telecommunicatie-inrichtingen, telecommunicatiediensten of apparaten;

b. in het belang van andere aanbieders van telecommunicatie-infrastructuur, telecommunicatie-inrichtingen, telecommunicatiediensten of apparaten;

c. indien de uitvoering van een bindend besluit van een orgaan van de Europese Unie of de nakoming van Nederland bindende verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties dit vordert.

2. Van de beschikkingen, houdende een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk mededeling gedaan in de Staatscourant onder vermelding van het tijdstip waarop de beschikkingen van kracht worden.

Artikel 1b

1. Degene die apparatuur als bedoeld in artikel 1, onder m, 1°, in de handel brengt, geeft aan of deze apparatuur al dan niet bestemd is voor aansluiting op een openbaar telecommunicatienet.

2. Degene die apparatuur als bedoeld in artikel 1, onder n, in de handel brengt, geeft aan of deze apparatuur al dan niet bestemd is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet.

C

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

1. Ter bevordering van een doelmatige verzorging van telecommunicatie in het algemeen maatschappelijk en economisch belang wordt aan een bij de wet aan te wijzen rechtspersoon met uitsluiting van anderen concessie verleend voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van de telecommunicatie-infrastructuur, die

a. bestemd is voor telecommunicatie die, geheel of gedeeltelijk, openbare gronden overschrijdt, en

b. dient ter uitvoering van de bij of krachtens artikel 4, eerste of tweede lid, aan de houder van de concessie opgedragen diensten. Onder de concessie, bedoeld in de vorige volzin, zijn mede begrepen de aansluitingen op de telecommunicatie-infrastructuur buitenslands.

D

In de artikelen 3, derde lid, 6, 8, tweede lid, onder a, derde lid, onder c, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 21, vierde lid, onder c, en 23, vierde lid, onder c en d wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur

E

Hoofdstuk IV komt te luiden:

HOOFDSTUK IV. RANDAPPARATUUR EN APPARATUUR VOOR SATELLIETGRONDSTATIONS

Artikel 29

1. Randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations voldoen aan de wezenlijke vereisten.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen technische eisen worden vastgesteld aan de hand waarvan wordt bepaald of de in het eerste lid bedoelde apparatuur voldoet aan de wezenlijke vereisten. Bij het vaststellen van deze eisen voor apparatuur voor satellietgrondstations kan onderscheid worden gemaakt tussen eisen voor apparatuur die bestemd is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet en eisen voor apparatuur die niet bestemd is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet.

3. Als voor bepaalde randapparatuur en voor apparatuur voor satellietgrondstations gemeenschappelijke technische voorschriften van kracht zijn, dan worden bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, technische eisen vastgesteld die overeenkomen met deze gemeenschappelijke technische voorschriften.

4. Als voor bepaalde randapparatuur en voor apparatuur voor satellietgrondstations geen gemeenschappelijke technische voorschriften van kracht zijn, dan worden bij de vaststelling van de technische eisen, bedoeld in het tweede lid, uitsluitend de wezenlijke vereisten in acht genomen.

Artikel 29a

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld dat randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations aan de in artikel 29, tweede lid, bedoelde eisen voldoen.

2. De in het eerste lid gestelde regels hebben in elk geval betrekking op:

1°. het onderwerpen van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations aan een typeonderzoek, en de wijze waarop vervolgens de overeenstemming van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations met het goedgekeurde type wordt gewaarborgd, of

2°. de volledige kwaliteitsborging voor het ontwerp, de fabrikage, de eindproduktcontrole en de beproeving van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations;

3°. de aanwijzing en het intrekken van de aanwijzing van de instanties die de werkzaamheden onder 1° en 2° uitvoeren, alsmede de verplichting tot het verstrekken van informatie en het geven van inzage in onder deze instanties berustende documenten;

4°. het voeren van een administratie en de afgifte van documenten ter zake;

5°. het aanbrengen van markeringen;

6°. de administratieve goedkeuring tot aansluiting van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations op een openbaar telecommunicatienet dan wel de intrekking van die goedkeuring;

7°. de middelen die Onze Minister kan aanwenden om het in de handel brengen en verhandelen van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations of categorieën van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations te beëindigen of te beperken, indien hem is gebleken dat de betrokken apparatuur niet voldoet aan de in artikel 29, tweede lid, bedoelde technische eisen.

Artikel 29b

1. Het is verboden randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations in de handel te brengen indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 29, tweede lid, en 29a, eerste lid, gestelde regels.

2. Het is verboden randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations te verhandelen indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 29a gestelde regels met betrekking tot het beschikbaar hebben van documenten en het aanbrengen van markeringen.

3. Het is verboden randapparatuur aan te sluiten of aangesloten te houden op een openbaar telecommunicatienet indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 29a gestelde regels met betrekking tot het aanbrengen van markeringen.

4. Het is verboden apparatuur voor satellietgrondstations aan te sluiten of aangesloten te houden op telecommunicatie-infrastructuur indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 29, tweede lid, en 29a, eerste lid, gestelde regels.

Artikel 29c

1. Het bij en krachtens dit hoofdstuk bepaalde is niet van toepassing op het in de handel brengen of het verhandelen van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations, indien kan worden aangetoond dat dit geschiedt teneinde die apparatuur:

a. naar een land buiten de Europese Economische Ruimte uit te voeren;

b. in overeenstemming te brengen met de krachtens dit hoofdstuk ten aanzien van die apparatuur gestelde regels;

c. ten toon te stellen op beurzen of soortgelijke exposities;

d. te gebruiken voor experimenten.

2. Onze Minister kan nadere regels stellen ten aanzien van het gebruik van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations voor aktiviteiten als bedoeld in het eerste lid, onder c en d.

Artikel 29d

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vakbekwaamheid voor het beroeps- of bedrijfsmatig aanleggen en onderhouden van randapparatuur.

F

Na hoofdstuk IV wordt een nieuw hoofdstuk IVa ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA. APPARATUUR DIE OP EEN OPENBAAR TELECOMMUNICATIENET KAN WORDEN AANGESLOTEN MAAR NIET VOOR DAT DOEL IS BESTEMD

Artikel 29e

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot apparatuur, die op een openbaar telecommunicatienet kan worden aangesloten maar niet voor dat doel is bestemd, regels gesteld betreffende:

a. het opstellen, ter beschikking houden of de afgifte van documenten en het aanbrengen van markeringen;

b. het toezenden van documenten en het geven van nadere informatie om de bestemming van die apparatuur aan te tonen op verzoek van de onder artikel 29a, tweede lid, onder 3°, bedoelde instanties of van de overeenkomstige instanties in andere staten van de Europese Economische Ruimte.

Artikel 29f

1. Het is verboden apparatuur als bedoeld in artikel 29e in de handel te brengen, indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 29e, onder a en b, gestelde regels.

2. Het is verboden apparatuur als bedoeld in artikel 29e te verhandelen ten aanzien waarvan de krachtens artikel 29e, onder a, vastgestelde documenten respectievelijk markeringen ontbreken respectievelijk niet zijn aangebracht.

3. Het is verboden apparatuur als bedoeld in artikel 29e aan te sluiten of aangesloten te houden op een openbaar telecommunicatienet.

Artikel 29g

Artikel 29c is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot apparatuur als bedoeld in artikel 29e.

G

In de titel van hoofdstuk VI, in de artikelen 32, eerste lid, 33, eerste en vijfde lid, 35, eerste lid, 37, eerste lid, 38, eerste lid, en 40, eerste lid, wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur

H

In artikel 40, eerste lid, wordt «aansluitpunten» vervangen door: netwerkaansluitpunten

I

Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt aan onderdeel c, onder 1°, toegevoegd: en

2. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder 2°, en wordt de aanduiding van onderdeel c, onder 3°, gewijzigd in onderdeel c, onder 2°.

3. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. een aanwijzing als instantie als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3°, en een erkenning als bedoeld in artikel 30, derde lid, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de aanwijzing en het verlenen van de erkenning en het toezicht op de naleving door een aangewezen of erkende instantie van de bij of krachtens deze wet met betrekking tot de aanwijzing of erkenning gegeven regels;

4. Het eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. de kosten voor het aanwenden van middelen als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 7°, onderscheidenlijk artikel 30, tweede lid, onder b, waaronder begrepen de kosten voor het uitvoeren van keuringen ter controle op het voldoen aan de in artikel 29, tweede lid, bedoelde technische eisen, onderscheidenlijk het voldoen aan de in artikel 30, eerste lid, bedoelde vereisten;

5. Toegevoegd worden een nieuw derde en vierde lid, luidende:

3. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de houder van de concessie, van de houder van een vergunning alsmede van degenen wiens telecommunicatie-infrastructuur op grond van artikel 29h is aangemerkt als openbaar telecommunicatienet een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste of het tweede lid verschuldigd zijn.

4. Voor de werkzaamheden van de instanties, bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3°, is een door die instanties vast te stellen vergoeding verschuldigd.

J

In het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk IX wordt «de hoofdstukken IIA, III, IV en V» vervangen door: de hoofdstukken IIA, III, IV, IVa en V.

K

In artikel 44 wordt «de hoofdstukken IIA, III, IV en V» vervangen door: de hoofdstukken IIA, III, IV, IVa en V.

L

Artikel 47, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan de eerste volzin wordt, onder verwijdering van de dubbele punt, toegevoegd: dan wel voor het in de handel brengen of het verhandelen van apparaten:

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden en hiervan kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

M

In artikel 48, eerste lid, wordt de zinsnede «krachtens artikel 17, 19, 29 of hoofdstuk V» vervangen door: krachtens artikel 17, 19, hoofdstuk IV of hoofdstuk V.

N

Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vierde lid, onder a, worden de woorden «29, achtste lid,» vervangen door: 29b, eerste en tweede lid, 29f, eerste en tweede lid,

2. Het vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. overtreding van de artikelen 29b, derde en vierde lid, en 29f, derde lid;

3. In het vijfde lid wordt «29, negende lid,» vervangen door: 29a, eerste lid, 29d en 29e.

O

In de artikelen 57, eerste lid, onder a, en 60, tweede lid, onder a en b, wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur

P

Artikel 62 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «29, eerste en negende lid,» vervangen door: 29, tweede lid, 29d,

2. In het vierde lid wordt «artikel 29, eerste en tweede lid,» vervangen door: artikel 29, tweede lid, 29a, eerste lid,

3. In het vijfde lid wordt «en 29, eerste, tweede en negende lid,» vervangen door: 29, tweede lid, 29a, eerste lid, en 29d.

Q

Artikel 64, eerste lid, komt te luiden:

1. De houder van de concessie, onderscheidenlijk de houder van een vergunning, is verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van een bevoegd gegeven bijzondere last tot het afluisteren of opnemen van telecommunicatie die over de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur, onderscheidenlijk de telecommunicatie-infrastructuur waarop de vergunning betrekking heeft, wordt afgewikkeld.

ARTIKEL II

Artikel 29b zoals dit is komen te luiden ingevolge deze wet, is niet van toepassing ten aanzien van:

a. randapparatuur waarvoor, in overeenstemming met richtlijn nr. 86/361/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1986 betreffende de eerste fase van de wederzijdse erkenning van goedkeuringen van eindapparatuur voor telecommunicatie (PbEG L 217), voor 6 november 1992 een typegoedkeuring is verleend;

b. randapparatuur waarvoor in de periode tussen 6 november 1992 en het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, op grond van richtlijn nr. 91/263/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (PbEG L 128), een goedkeuring is verleend.

ARTIKEL III

De Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 2, achtste lid, worden de woorden «de telecommunicatie-infrastructuur als bedoeld in artikel 1, onder f,» vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven