nr. 23
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 29 november 1996
Bij brief van 16 oktober 1996 (24 653, nr. 20) heb ik u geïnformeerd
over de stand van zaken met betrekking tot de benoeming van het nieuwe bestuur
van het College van toezicht sociale verzekeringen. Inmiddels kan ik u nader
informeren.
Ik zal voor benoeming als voorzitter van het Ctsv de heer W. E. Scherpenhuijsen
Rom voordragen en als leden mevrouw O. M. B. Fles en de heer P. M. F. Visser.
Conform de procedure die ik heb aangegeven in de brief van 16 oktober
hebben de interim-bestuurders van het Ctsv, de heren A. Geurtsen en W. Etty,
mij met betrekking tot deze voorgenomen benoemingen geadviseerd. Ik heb mijn
voornemen om betrokkenen voor benoeming voor te dragen mede op dat advies
gebaseerd. Ik meen dat de kandidaat-bestuurders met hun maatschappelijke,
bestuurlijke en leidinggevende ervaring, hun ervaring enerzijds in de publieke
sector en anderzijds in het bedrijfsleven, en hun kennis en inzicht op sociaal-politiek
en financieel-economisch gebied gezamenlijk voldoen aan de eisen die in de
profielschets zijn genoemd.
Voor de drie nieuwe kandidaat-bestuursleden geldt dat het gaat om een
benoeming voor de periode van vier jaar, ingaande 1 januari 1997. Evenals
de huidige interim-bestuurders, zullen zij hun bestuursfunctie voor een gedeelte
van de werktijd uitoefenen, zodanig dat een goede taakuitoefening is verzekerd.
De rechtspositieregeling, die ik zal treffen, voeg ik als bijlage bij
deze brief1.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
F. H. G. de Grave