nr. 18
BRIEF VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE ONDERZOEK CTSV
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's- Gravenhage, 3 september 1996
De Tijdelijke commissie onderzoek Ctsv wenst naar aanleiding van het TV-programma
NOVA van 2 september jl. en de haar heden bij de regeling van werkzaamheden
gestelde vragen het volgende mede te delen.
De commissie betreurt het, dat een poging van haar voorzitter om de eenzijdige
en soms onevenredige aandacht, die ontstaan is voor bepaalde kwalificaties
in haar rapport weg te nemen, niet is geslaagd. Zij meent dat hernieuwde discussies
over het woordgebruik afleiden van de kern van de conclusies van de commissie,
zoals deze inmiddels door de Kamer zijn onderschreven.
De commissie ziet geen aanleiding de kwalificaties in haar rapport ter
discussie te stellen en houdt vast aan de inhoud van haar rapport. Zij betreurt
het dat door de uitlatingen van haar voorzitter verwarring is ontstaan.
Tijdens de Regeling van werkzaamheden van heden zijn door de leden Rosenmöller,
Heerma, Van der Vlies, Marijnissen, Van Hoof en Bakker de volgende vragen
gesteld naar aanleiding van het TV-programma NOVA van 2 september jl.
De Tijdelijke Commissie antwoordt als volgt op deze vragen.
1. Wat zijn voor de voorzitter van de commissie de achterliggende redenen
geweest om te zeggen wat hij gisteravond bij NOVA heeft gezegd?
De achterliggende reden was met name de doorgaande semantische discussie
rond de vraag of een gang van zaken weinig geloofwaardig kan zijn.
2. Wat vindt hij wellicht betere kwalificaties om het optreden van de
staatssecretaris te beschrijven?
De comissie meent dat vraagstellers hiermee duiden op de kwalificaties
«onthutsende eenvoud» en «weinig geloofwaardige gang van
zaken». Uit bovenstaande kan afgeleid worden dat de voorzitter daaraan
vasthoudt, zeker nu hij er niet in is geslaagd de ontstane verwarring over
deze begrippen weg te nemen.
3. Is er in de commissie na de behandeling van het rapport in de Kamer
en vóór het publicitaire optreden van de voorzitter bij NOVA
over gesproken?
Neen.
4. Delen alle leden van de commissie de opvatting van de voorzitter, is
dat een privé-opvatting van hem of betreurt hij misschien op dit moment
die privé-opvatting?
Zie het vorenstaande.
5. Kan de Kamer nog met deze commissie debatteren?
Wat zijn de effecten van de bedoelde voorvallen voor het verder functioneren
van de Ctsv-commissie?
Wat zijn de gevolgen van deze voorvallen voor de status van parlementaire
onderzoeken in het algemeen?
De commissie meent dat zij de Kamer met deze brief voldoende heeft geïnformeerd.
Zij acht zich onverminderd in staat om de behandeling van het Ctsv-rapport
voort te zetten en af te ronden.
De commissie meent dat deze gang van zaken geen gevolgen behoeven te hebben
voor de status van parlementaire onderzoeken in het algemeen. Dat laat onverlet
dat dergelijke voorvallen parlementair onderzoek geen goed doen. Daarom verdient
het aanbeveling hieraan bij de evaluatie van deze onderzoeken apart aandacht
te schenken.
De voorzitter van de commissie,
Van Zijl
De griffier van de commissie,
Pe