24 653
Situatie bij het CTSV

nr. 10
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 april 1996

Op 2 april 1996 besloot de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van de motie-Bijleveld c.s. (Kamerstukken II, 1995–1996, 24 653, nr. 5) tot een parlementair onderzoek naar het feitelijke en het wenselijke functioneren van onafhankelijk toezicht door het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv), hetwelk in juni 1996 afgerond dient te zijn. Tezelfdertijd besloot de commissie om een werkgroep in te stellen, met als taak om vóór 11 april 1996 een onderzoeksopdracht te formuleren alsmede een voorstel te doen voor de onderzoeksmodaliteit. De werkgroep bracht op 11 april 1996 verslag uit aan de commissie.

In de vergadering van 11 april 1996 heeft de commissie geoordeeld dat zij zich geheel kan scharen achter de aanbevelingen van de werkgroep.

De commissie heeft de eer U het verslag van de werkgroep hierbij aan te bieden (zie bijlage).

In navolging van de aanbevelingen van de werkgroep stelt de commissie voor:

– een tijdelijke commissie in te stellen op grond van artikel 18 van het Reglement van Orde Tweede Kamer;

– deze commissie te belasten met de opdracht om ten behoeve van de beantwoording van de onderstaande vragen onderzoek te verrichten, daarbij gebruik makend van bestaande en beschikbare rapporten en overige informatiebronnen:

a) Hoe heeft het Ctsv feitelijk gefunctioneerd?

b) Hoe heeft de relatie tussen het Ctsv en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich ontwikkeld?

c) Hoe heeft de relatie tussen het Ctsv en de bedrijfsverenigingen/uitvoeringsinstellingen zich ontwikkeld?

Het onderzoek zal mogelijk leiden tot aanbevelingen om te komen tot verbetering van wetgeving, toezichtbeleid en praktische verhoudingen.

– de termijn, genoemd in het tweede lid van artikel 18 van het Reglement van Orde te bepalen op drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de tijdelijke commissie wordt geconstitueerd;

– het aantal leden van de commissie te bepalen op 6, en af te zien van het aanwijzen van plaatsvervangende leden.

De voorzitter van de commissie,

De Jong

De griffier van de commissie,

Pe

BIJLAGE

's-Gravenhage, 11 april 1996

Verslag van de werkgroep Ctsv

De werkgroep Ctsv uit de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die op 3, 9 en 10 april 1996 heeft vergaderd, maakt hierbij de resultaten van haar werkzaamheden bekend.

De werkgroep komt op basis van de motie-Bijleveld c.s. (24 653, nr. 5) tot de volgende aanbevelingen.

Ten eerste adviseert de werkgroep tot het instellen van een Tijdelijke commissie ex artikel 18 van het Reglement van Orde Tweede Kamer, die vóór het zomerreces een onderzoek naar het feitelijke en het wenselijke functioneren van onafhankelijk toezicht door het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) moet hebben afgerond. Mocht tijdens het onderzoek van deze Tijdelijke commissie blijken dat de aan haar toebedeelde bevoegdheden onvoldoende mogelijkheden bieden, dan kan immer bezien worden of een beroep op de artikelen 140 e.v. van het Reglement van Orde gedaan moet worden. De werkgroep gaat er daarbij van uit, dat deze commissie haar werkzaamheden, voor zover buiten de eigenlijke onderzoeksfase, zoveel mogelijk in openbaarheid zal verrichten.

Ten tweede adviseert de werkgroep het onderzoek toe te spitsen op beantwoording van de in het navolgende vermelde vragen en daarbij een aantal eveneens in het navolgende genoemde onderwerpen in de beschouwingen te betrekken.

Alhoewel deze onderzoeksvragen en onderwerpen in drie clusters zijn gegroepeerd, hangen de onder cluster a. genoemde soms zodanig met de andere onderzoeksvragen en onderwerpen samen, dat ze ook in de clusters b. en c. voorkomen.

Tot slot wijst de werkgroep erop, dat het van belang is dat deze aanbevelingen vertrouwelijk worden behandeld tot na de finale besluitvorming binnen Uw commissie.

De voorzitter van de werkgroep,

Van Nieuwenhoven

Onderzoeksvragen en onderwerpen

a. Hoe heeft het Ctsv feitelijk gefunctioneerd?

Hoe hebben zich in het kader van het onafhankelijk toezicht in de praktijk de verhoudingen ontwikkeld tussen de instanties die op grond van de nOSV bevoegdheden en taken hebben?

Welke oorzaken zijn aan te wijzen voor de gebleken tekortkomingen in het functioneren van het Ctsv? Zijn er fricties tussen de wettelijke bevoegdheidsverdeling en de feitelijk uitgeoefende verantwoordelijkheden? In hoeverre zijn bevoegdheden op grond van de nOSV onvoldoende helder in wet- en regelgeving?

Hoe heeft de wetgever het onafhankelijk toezicht bedoeld? Is daarbij alleen de keuze voor een zelfstandig bestuursorgaan aan de orde geweest?

Welke invulling heeft het Ctsv aan het begrip onafhankelijk toezicht gegeven? Welke rol speelt het verrichten van onderzoek hierbij? Welke andere invullingen van het begrip onafhankelijk toezicht bestaan in het algemeen en op vergelijkbare beleidsterreinen?

Welke aanbevelingen kunnen geformuleerd worden om te komen tot verbetering van wetgeving, toezichtbeleid en praktische verhoudingen?

Relevante onderwerpen:

Doelstellingen wetgever met het onafhankelijk toezicht

Waarborgen voor onafhankelijkheid van toezicht in het algemeen

– Ctsv als zbo

Dynamiek van het toezicht

– aanpassing aan veranderingen in het veld

Verhouding bestuur-apparaat Ctsv

– bestuursmodellen

– omvang bestuur

Verhouding tussen Ctsv en Tica

– onderscheid toezicht en coördinatie

Verhouding tussen SZW en Ctsv:

– ministeriële verantwoordelijkheid

– sturend toezicht

– uitvoeringseffectrapportages, analyse beleidseffecten, signalering uitvoeringsproblemen, prognoses

– informatieprotocol

Toezichtbeleid SZW en Ctsv in het algemeen

Preventief toezicht

– artt. 15 en 16 OSV

Rechtmatigheid en doelmatigheid

– Ctsv-rapporten

– toetsing door SZW

Contra-legem beleid

– feiten en wenselijkheden

In dit kader kan de werkgroep zich voorstellen, dat de commissie zich tevens bezighoudt met de beleidsmatige aspecten van de overgang van SVr naar Ctsv (zoals de ontwikkeling van de organisatie en de benoeming van bestuursleden).

b. Hoe heeft de relatie tussen het Ctsv en het ministerie van SZW zich ontwikkeld?

Hoe is de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen Ctsv en SZW, hoe is deze in de afgelopen periode beleidsmatig en praktisch ingevuld en welke verbeteringen zijn daarin mogelijk?

Relevante onderwerpen:

Bevoegdheden bewindspersonen SZW

– uitoefening bevoegdheden, feitelijk en gewenst

Toezichtbeleid SZW

– ontwikkeling organisatie en beleid SZW

– beoordeling aktiviteiten Ctsv en Tica

Toezichtbeleid Ctsv

– verantwoordelijkheden bestuur Ctsv

– sturend toezicht

– toezichtfilosofie

– toezichtbeleid

– meerjarenplanning

Verhouding tussen SZW en Ctsv:

– uitvoeringseffectrapportages, analyse beleidseffecten, signalering uitvoeringsproblemen, prognoses

– ontwikkeling bestuurlijk en ambtelijk overleg

In dit kader wijst de werkgroep, mede in verband met de betekenis die onderzoeksaktiviteiten hebben in het kader van het onafhankelijk toezicht, op de mogelijkheid het verschijnen en de impact van concrete Ctsv-rapporten als casus te onderzoeken, waarbij de werkgroep aanbeveelt de nog niet beantwoorde vragen met betrekking tot de zgn. Ziektewet-rapporten zo mogelijk van een nader antwoord te voorzien.

c. Hoe heeft de relatie tussen het Ctsv en de bedrijfsverenigingen/uitvoeringsinstellingen zich ontwikkeld?

Hoe heeft het zgn. sturende toezicht organisatorisch vorm gekregen? Hoe onafhankelijk is het?

In hoeverre is er sprake van wederkerigheid in de relaties tussen toezichthouder en onder toezicht gestelden?

Hoe is de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen Ctsv, Tica en de bedrijfsverenigingen/uitvoeringsinstellingen, hoe is deze in de afgelopen periode beleidsmatig en organisatorisch/praktisch ingevuld en hoe kan deze verbeterd worden?

Relevante onderwerpen:

Profiel Ctsv

– feitelijk en wenselijk

Aansturing Tica

Kwaliteit en flexibiliteit organisaties

– bedrijfsverenigingen/uitvoeringsinstellingen

– Ctsv-apparaat

Naar boven