24 648
Wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met het omvormen van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van de Koninklijke PTT Nederland N.V. tot een publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandig bestuursorgaan

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 oktober 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel I, onderdeel A, wordt vervangen door:

A

In artikel 107a, eerste lid, wordt «de provinciale opslag, bedoeld in artikel 122, tweede lid,» vervangen door: de provinciale radio-opslag.

II

In artikel I worden na onderdeel B de volgende onderdelen ingevoegd:

Ba

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. De omroepbijdrage bestaat uit een hoofdsom, een provinciale radio-opslag, een provinciale televisie-opslag en een lokale radio-opslag. De provinciale en lokale opslagen kunnen nihil zijn.

2. Het vijfde tot en met het achtste lid vervallen.

Bb

Na artikel 111 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 111a

1. Provinciale Staten kunnen eens in de vijf jaar, ter bestrijding van de kosten van regionale radio-omroep in hun gebied, het bedrag van de provinciale radio-opslag vaststellen. De artikelen 221, onderdeel c, en 226 van de Provinciewet zijn van toepassing.

2. De provinciale radio-opslag wordt niet aangewend voor de verzorging van een regionaal radioprogramma waarvoor toestemming is verleend krachtens artikel 67, eerste lid.

3. De provinciale radio-opslag kan een bij algemene maatregel van bestuur voor de omroepbijdrage A, onderscheidenlijk omroepbijdrage B, vast te stellen bedrag niet overschrijden.

Artikel 111b

1. Provinciale Staten kunnen eenmaal voor een periode van ten hoogste vijf jaar, ter bestrijding van de kosten van regionale televisie-omroep in hun gebied, het bedrag van de provinciale televisie-opslag vaststellen. De artikelen 221, onderdeel c, en 226 van de Provinciewet zijn van toepassing.

2. De provinciale televisie-opslag kan een bij algemene maatregel van bestuur voor de omroepbijdrage A vast te stellen bedrag niet overschrijden.

Artikel 111c

1. De gemeenteraad kan eens in de vijf jaar, ter bestrijding van de kosten van lokale radio-omroep in zijn gebied, het bedrag van de lokale radio-opslag vaststellen. De artikelen 216 en 217 van de Gemeentewet zijn van toepassing.

2. De lokale radio-opslag kan een bij algemene maatregel van bestuur voor de omroepbijdrage A, onderscheidenlijk omroepbijdrage B, vast te stellen bedrag niet overschrijden.

III

In artikel I, onderdeel C, wordt onderdeel 1 vervangen door:

1. In het tweede lid wordt in de eerste volzin de zinsnede «de directeur van de tot de groep van Koninklijke PTT Nederland N.V. behorende dienst welke is belast met de inning van de omroepbijdragen, hierna te noemen de directeur,» vervangen door «de Dienst omroepbijdragen» en wordt in de tweede volzin «De directeur» vervangen door «De Dienst omroepbijdragen».

IV

In artikel I wordt na onderdeel D een nieuw artikel Da ingevoegd:

Da

Na artikel 117 wordt een nieuw artikel 117a ingevoegd:

Artikel 117a

1. De provinciale opslagen worden geheven van de houders, bedoeld in artikel 117, eerste lid, die blijkens de registratie, bedoeld in artikel 112, in de desbetreffende provincie wonen of gevestigd zijn.

2. De provinciale televisie-opslag wordt niet geheven van de houders die uitsluitend de omroepbijdrage B verschuldigd zijn.

3. Indien een regionale omroepinstelling een televisieprogramma verzorgt dat uitsluitend door middel van draadomroepinrichtingen wordt uitgezonden, wordt de provinciale televisie-opslag in de desbetreffende provincie niet geheven van houders aan wie door de Dienst omroepbijdragen een ontheffing is verleend.

4. Een ontheffing als bedoeld in het derde lid wordt slechts verleend aan houders die niet beschikken over een aansluiting op een draadomroepinrichting. Zij geldt voor een periode van één jaar en kan telkens met een periode van één jaar worden verlengd.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de wijze waarop aanvragen voor een ontheffing als bedoeld in het derde lid, onderscheidenlijk voor het verlengen daarvan, worden ingediend en de termijn waarbinnen beslissingen daarop worden genomen.

6. De lokale radio-opslag wordt geheven van de houders, bedoeld in artikel 117, eerste lid, die blijkens de registratie, bedoeld in artikel 112, in de desbetreffende gemeente wonen of gevestigd zijn.

V

Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 122, tweede lid, wordt «heeft» vervangen door: bezit.

2. Artikel 122f, eerste lid, wordt vervangen door:

1. De directeur stelt, in overeenstemming met de raad van toezicht, een bestuursreglement vast. Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

3. Artikel 122g wordt vervangen door:

Artikel 122g

1. De rechtspositie van het personeel van de Dienst omroepbijdragen is in overeenstemming met de regels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij ministeries, met dien verstande dat waar in deze regels een bevoegdheid is toegekend aan een andere minister dan Onze Minister van Binnenlandse Zaken, deze bevoegdheid wordt uitgeoefend door de directeur.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden afgeweken van de in het eerste lid bedoelde regels.

4. Artikel 122h wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «de provinciale opslag» vervangen door: de provinciale opslagen.

b. In het derde lid wordt «de lokale opslag» vervangen door: de lokale radio-opslag.

5. In artikel 122i, eerste lid, wordt in de eerste volzin «De directeur» vervangen door «De Dienst omroepbijdragen» en «de Dienst omroepbijdragen» door «hij» en wordt in de tweede volzin «Hij» vervangen door «De Dienst omroepbijdragen» en «de Dienst omroepbijdragen» door «hij».

6. Artikel 122j wordt vervangen door:

Artikel 122j

1. De Dienst omroepbijdragen stelt voor 1 november een begroting vast voor het volgende kalenderjaar. De begroting behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

2. De Dienst omroepbijdragen brengt jaarlijks aan Onze Minister voor 1 juni een financieel verslag uit, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het financieel verslag behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

3. De Dienst omroepbijdragen stelt de in het tweede lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

4. Onze Minister kan regels stellen over de inrichting van de begroting, het financieel verslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

7. De artikelen 122k en 122l worden vervangen door:

Artikel 122k

De directeur en de raad van toezicht verstrekken desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 122l

1. De directeur stelt jaarlijks voor 1 juni een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

2. In het verslag wordt in ieder geval aandacht besteed aan het handhavingsbeleid.

VI

Aan artikel I wordt een nieuw onderdeel L toegevoegd:

L

Na artikel 170a wordt een nieuw artikel 170b ingevoegd:

Artikel 170b

Met ingang van 1 januari 2002 vervalt de mogelijkheid tot het heffen van de provinciale televisie-opslag, bedoeld in artikel 111b.

VII

Na artikel I worden twee nieuwe artikelen ingevoegd:

ARTIKEL Ia

Indien het bij koninklijke boodschap van 11 juni 1996 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet, alsmede wijziging van de formele belastingbepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet (kamerstukken II 1995/96, 24 771, nrs. 1 en 2) tot wet wordt verheven, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

I

In artikel I, onderdeel Bb, wordt in de artikelen 111a, eerste lid, tweede volzin, en 111b, eerste lid, tweede volzin, de zinsnede «De artikelen 221, onderdeel c, en 226» telkens vervangen door: De artikelen 220 en 220a.

II

Na artikel 111c wordt een nieuw artikel 111d toegevoegd, luidende:

Artikel 111d

Van besluiten tot vaststelling of wijziging van provinciale en lokale opslagen wordt ten minste vier maanden voor de inwerkingtreding van het besluit mededeling gedaan aan Onze Minister door toezending van het besluit.

ARTIKEL Ib

1. In afwijking van artikel 122g van de Mediawet, is het personeel van de Dienst omroepbijdragen tot een bij of krachtens wet te bepalen datum werkzaam krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het personeel is tot die datum geen overheidswerknemer in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet privatisering Abp.

2. De personen die op de in het eerste lid bedoelde datum behoren tot het personeel van de Dienst omroepbijdragen, zijn met ingang van die datum van rechtswege aangesteld als ambtenaar in dienst van de Dienst omroepbijdragen met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold krachtens zijn arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

VIII

Artikel II, vijfde lid, vervalt.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat twee inhoudelijke wijzigingen in het wetsvoorstel. In de eerste plaats wordt de privaatrechtelijke dienstbetrekking van het DOB-personeel (op termijn) vervangen door een ambtelijke rechtspositie. In de tweede plaats wordt in het wetsvoorstel een regeling inzake de provinciale televisie-opslag op de omroepbijdrage opgenomen. In de nota naar aanleiding van het verslag is reeds inhoudelijk op deze twee wijzigingen ingegaan.

Daarnaast wordt een aantal bepalingen terminologisch aangepast aan de inmiddels in werking getreden Aanwijzingen voor zelfstandig bestuursorganen (de artikelen 122, 122f, 122i, 122j, 122k en 122l). Hiermee worden geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

In het voorgestelde artikel 117a, vierde lid, wordt gesproken van het beschikken over een aansluiting op een draadomroepinrichting. Hiermee wordt uiteraard bedoeld een geactiveerde aansluiting. Huishoudens waar wel een aansluitpunt aanwezig is (zoals in de meeste nieuwbouwwoningen) maar die geen abonnement op de kabel hebben, kunnen een ontheffing van de provinciale televisie-opslag krijgen, indien het regionale televisieprogramma uitsluitend via de kabel te ontvangen is.

Toelichting op artikel Ia

Het betreft hier een aanpassing aan de wet van 8 februari 1996 (Stb. 184), waarbij onder meer het vereiste van goedkeuring bij koninklijk besluit van besluiten tot vaststelling van de provinciale opslag op de omroepbijdrage is vervallen, en aan het bij koninklijke boodschap van 11 juni 1996 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet (kamerstukken II 1995/96, 24 771, nrs. 1 en 2), waarbij enige procedurevoorschriften ten aanzien van de provinciale opslag van de Provinciewet naar de Mediawet worden overgeheveld.

Het nieuwe artikel 111d bepaalt geen regeling inzake het tijdstip waarop een besluit tot vaststelling van een provinciale (of lokale) opslag in werking kan treden. Dit kan dus ieder moment van het jaar zijn. Er dient echter wel een periode van ten minste vier maanden in acht te worden genomen tussen het tijdstip waarop de opslag wordt vastgesteld en daarvan mededeling aan de minister wordt gedaan en het tijdstip waarop het besluit in werking treedt. Dit geeft de Dienst omroepbijdragen de mogelijkheid om de nodige voorbereidingsmaatregelen te treffen die nodig zijn voor de feitelijke inning.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Naar boven