24 648
Wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met het omvormen van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van de Koninklijke PTT Nederland tot een publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandig bestuursorgaan

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 15 mei 1996

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen omtrent dit wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie zijn zich ervan bewust dat het voornemen de Dienst omroepbijdragen (DOB) te verzelfstandigen niet van vandaag is. Al lang weten de medewerkers van de DOB dat hun toekomst niet binnen Koninklijke PTT Nederland N.V. (KPN) ligt, maar daarbuiten. Dit wetsvoorstel beoogt duidelijkheid te geven over die toekomst. De vorming van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) is een van de mogelijke uitkomsten. Hoewel de leden van de PvdA-fractie de mening delen dat de taken van de DOB overheidstaken zijn en dat het daarom verstandig is dat de DOB geen onderdeel meer uitmaakt van KPN, vragen zij zich af waarom juist voor de vorm van een zelfstandig bestuursorgaan is gekozen. In de loop van dit verslag komen zij op dit onderwerp nog terug.

De leden van de CDA-fractie hebben met grote aarzeling kennis genomen van dit wetsvoorstel waarin geregeld wordt dat de dienst die tot dusverre namens de PTT de omroepbijdrage heeft geïnd, omgevormd wordt tot Dienst omroepbijdragen. Zij hebben enkele fundamantele vragen over de voor de nieuwe dienst voorgestelde vorm.

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Enerzijds steunen zij de noodzaak om de betreffende dienst (DOB) niet langer bij de Koninklijke PTT Nederland N.V. te laten ressorteren. Anderzijds heeft deze fractie bezwaren tegen het omvormen van de DOB tot een zelfstandig bestuursorgaan. Gezien de recente besluitvorming in de Tweede Kamer over zelfstandige bestuursorganen, waar een voorkeur is uitgesproken voor interne verzelfstandiging, spreken de leden van de VVD-fractie er hun teleurstelling over uit dat wordt gekozen voor een externe in plaats van een interne verzelfstandiging.

Daarnaast kunnen de leden van de VVD-fractie zich voorstellen dat eerst de discussie over de inrichting van het publieke omroepbestel wordt afgewacht, waarbij zij veranderingen in de heffing van een omroepbijdrage niet uitsluiten, voordat een besluit wordt genomen over de omvorming van de DOB.

De leden van de fractie van D66 stellen vast dat het paarse kabinet thans aan de vooravond staat van het eerste geval van «nationalisatie». Immers, de nu nog bij KPN ondergebrachte DOB zal straks bij de inwerkingtreding van deze wet worden omgevormd tot zelfstandig bestuursorgaan met bevoegdheid tot het opleggen van bestuurlijke boeten.

Overigens begrijpen deze leden dat de regering met dit wetsvoorstel geen operationele veranderingen bij de DOB beoogt aan te brengen. De hoogte en de heffingssystematiek van de omroepbijdrage worden niet gewijzigd. Op dit punt vernemen de leden van de fractie van D66 graag of er bij de regering plannen bestaan om tot een andere heffingssystematiek voor de omroepbijdrage te komen. Te denken valt aan een heffing die geheel of gedeeltelijk gebaseerd is op het daadwerkelijk bekeken aantal omroepprogramma's. Zou de regering een toelichting kunnen geven op de vraag of de DOB straks – bij een eventuele andere heffingssystematiek, bijvoorbeeld meer geënt op een stelsel van abonnee-televisie – met capaciteitsproblemen te maken zou kunnen krijgen?

De leden van de RPF-fractie merken op dat, nu KPN steeds verder van de overheid af is komen te staan, een verandering in de status van de DOB wenselijk lijkt. Omdat de dienst zich bezig houdt met de incasso van de omroepbijdrage en het beboeten van bijvoorbeeld wanbetalers is het gewenst dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voldoende grip houdt op het orgaan. De leden van de RPF-fractie vragen evenwel of aangegeven kan worden hoe de relatie tussen de minister en de DOB verandert na in werking treding van het nu voorliggende wetsvoorstel. In welke mate nemen de bevoegdheden van de minister toe en op welke wijze kan de DOB «gestuurd» worden? En in welke mate treedt er, na aanvaarding van dit wetsvoorstel, verandering op in de beleidsvrijheid van de DOB? In de memorie van toelichting wordt de keuze om de dienst separaat te positioneren, verdedigd, maar hoe «separaat» kan de dienst zijn aangezien de wens tot politieke controle aan dit wetsvoorstel ten grondslag ligt?

De leden van de SGP-fractie zijn het met de regering eens dat de DOB zich bezig houdt met de uitvoering van een overheidstaak, die naar haar aard niet thuishoort bij een private onderneming. Zij stemmen dan ook in het met terugbrengen van de dienst onder overheidsverantwoordelijkheid.

2. Verzelfstandiging in de vorm van een publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandig bestuursorgaan

Onder verwijzing naar hun inleidende opmerkingen vragen de leden van de PvdA-fractie waarom de regering gekozen heeft voor de vorm van een zelfstandig bestuursorgaan. De werknemers van de DOB zouden immers, bijvoorbeeld in een aparte afdeling, ook deel uit kunnen gaan maken van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Is deze mogelijkheid onderzocht? Waarom is hier niet voor gekozen? Zou zo de controle en het toezicht op bijvoorbeeld salarisontwikkelingen niet beter gegarandeerd zijn? Kan worden toegelicht hoe het primaire bedrijfsproces hierdoor zou worden gehinderd? Kan worden uiteengezet wat de reactie van het Begeleidingsteam verzelfstandigingen op dit wetsvoorstel was en is?

Het handelen van de DOB wordt in de memorie van toelichting aangemerkt als «politiek gevoelige activiteiten», omdat de burger moet betalen voor diensten die niet overeengekomen zijn met de instantie zelf en omdat de DOB ook opsporingbevoegdheden, inclusief het recht van binnentreden, heeft. De leden van de CDA-fractie achten het daarom terecht essentieel dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voldoende sturingsmogelijkheden behoudt. Expliciet wordt gesteld dat de minister de algemene beleidsverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de taken van de DOB behoudt.

De leden van de CDA-fractie steunen het streven om niet alleen de verantwoordelijkheid voor het algemene beleid maar ook voor de uitvoering van de taken van de DOB bij de minister te laten maar vragen zich wel af waarom dan gekozen is voor de oprichting van een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan. Waarom is, uitgaande van het feit dat het hier politiek gevoelige activiteiten betreft, niet gekozen voor een bedijfsvorm die dichter bij de overheid staat? Is overwogen de DOB bij het ministerie onder te brengen? Is de optie van een agentschap onderzocht?

Kan de regering vooral ingaan op de meer principiële vraag of de uitvoering van inning van dit soort aan de overheid verschuldigde heffingen een taak is die in handen van een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan gelegd zou moeten worden. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of een dergelijke taak, waarvoor de minister in alle facetten verantwoordelijk is en moet zijn, wel aan een zbo overgedragen moet worden.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de argumenten om over te gaan tot verzelfstandiging in de voorgestelde vorm niet overtuigend zijn. Zij vragen de regering of het wetsvoorstel is voorgelegd aan het Begeleidingsteam verzelfstandigingen, waarom er niet is onderzocht om de DOB als agentschap onder te brengen bij het ministerie en wat de redenen zijn om van deze mogelijkheid af te zien. Ook de argumentatie om niet tot koppeling aan de belastingdienst over te gaan acht de VVD-fractie onvoldoende onderbouwd.

Het komt de leden van de fractie van D66 logisch voor dat de DOB wordt overgeheveld van een privaatrechtelijke positionering binnen KPN naar een publiekrechtelijk vormgegeven bestuursorgaan. Graag zien deze leden een nadere uiteenzetting tegemoet naar het toetsingskader voor externe verzelfstandiging zoals met de regering is afgesproken mede naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer «Zelfstandige bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid» (zie Kamerstuk 24 130).

Waarom is gekozen voor een externe verzelfstandiging? Welke overwegingen hebben ertoe geleid de DOB niet als agentschap bij het ministerie onder te brengen? Wat zijn de argumenten om de DOB niet te laten fuseren met een al bestaande organisatie, zoals bijvoorbeeld het Commissariaat voor de media?

Nu de verhouding tussen de overheid, DOB en KPN verandert, vragen de leden van de RPF-fractie welke gevolgen die veranderingen hebben voor KPN.

Gezien het takenpakket van de DOB ligt het volgens de leden van de SGP-fractie niet zondermeer voor de hand dat gekozen wordt voor een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan.

De bevoegdheid tot het opleggen van heffingen (zoals de omroepbijdrage) en het innen daarvan roept bij deze leden de vraag op of uitvoering van deze taken in handen kan worden gelegd van een zbo danwel dat dit rechtstreeks moet worden ondergebracht bij een departementale organisatie. Voorts constateren de leden van de SGP-fractie dat kennelijk de mogelijkheid van een interne verzelfstandiging in de vorm van een agentschap niet is overwogen, zonder dat de beweegredenen worden verantwoord in de memorie van toelichting. Tenslotte vinden de leden van de SGP-fractie de onderbouwing van het niet-onderbrengen van de uitvoering van de regeling inzake omroepbijdragen bij de belastingdienst niet echt overtuigend. De regering lijkt, gezien de gekozen bewoordingen, te veronderstellen dat de belastingdienst de regeling niet even doelmatig en efficiënt zou kunnen uitvoeren als een verzelfstandigde DOB. Samenvattend: de leden van de SGP-fractie zien gaarne de keuze voor een zbo nader gemotiveerd, mede aan de hand van een inhoudelijke beoordeling van de mogelijke alternatieven. Daarbij zien zij ook graag de vraag beantwoord welke rol het commentaar van het Begeleidingsteam verzelfstandigingen in de uiteindelijke keuze heeft gespeeld.

De leden van de PvdA-fractie willen graag een toelichting op de constatering dat heffing door de belastingdienst en onder het fiscale regime van de omroepbijdragen uit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing geen voordelen zou opleveren. Deze leden denken dat wanneer de omroepbijdragen uit de algemene middelen zouden worden geheven er een kostenvoordeel zou kunnen optreden met betrekking tot innings- en uitvoeringskosten. Aangezien het een verplichte bijdrage betreft, lijken hiertegen weinig bezwaren te bestaan. Kan het kabinet hier nader op ingaan? Is het bovendien niet raadzaam, alvorens hierover definitieve besluiten te nemen, eerst het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie-Ververs af te wachten?

3. De organisatie van de DOB

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze gegarandeerd is dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alle relevante informatie krijgt opdat hij ook daadwerkelijk kan ingrijpen en bijsturen, als dat onverhoopt en onverwacht nodig zou zijn? Gesteld wordt dat de minister voldoende mogelijkhden heeft om informatie over het reilen en zeilen van de DOB te verkrijgen. Hoe is deze informatievoorziening geregeld? Van wie krijgt de minister zijn informatie en op welke momenten? Wanneer kan hij ingrijpen? Welke instrumenten heeft hij hiervoor ter beschikking?

Hoe is de relatie van de minister tot de raad van toezicht gedefinieerd? Hoe is de taakverdeling tussen de directeur DOB en de raad van toezicht vastgelegd? Hoe staat de minister ten opzichte van de directeur, uitgaande van het feit dat de minister verantwoordelijk is voor de uitvoering van de taken van de DOB?

Wat wordt de precieze taakomschrijving van de raad van toezicht? Zullen de drie leden die – naast de voorzitter van de NOS en de voorzitter van het Commissariaat voor de media – in de raad van toezicht zitting zullen nemen voltijds in dienst zijn of gaat het hier om nevenfuncties?

De directeur van de DOB dient jaarlijks een begroting aan de minister voor te leggen. Kan de minister toezeggen dat hij in de begroting voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een artikel zal opnemen betreffende de inkomsten en uitgaven van de DOB, zodat de Kamer de minister kan controleren op zijn politieke verantwoordelijkheid in dezen?

Besloten is het personeel van de DOB niet de ambtelijke status te verlenen en de bestaande arbeidsovereenkomst te handhaven. De reden hiervoor is dat het kabinet het ongewenst acht om het personeel binnen zeven jaar twee keer een wijziging van arbeidsovereenkomst te laten ondergaan. De Raad van State acht dit argument niet ten onrechte onvoldoende om af te wijken van de regel dat de rechtspositie de status van het orgaan volgt. De leden van de CDA-fractie vragen wat precies de voor en nadelen voor het personeel zullen zijn als het de huidige status behoudt? Wat zijn de nadelen van het opnieuw overgaan op de ambtelijke status, gezien de rechtspositie? Kan de minister nader ingaan op het meer principiële punt dat personeel dat zich bezighoudt met de tenuitvoerlegging van een overheidsheffing, de ambtelijke status zou moeten hebben?

Gesteld wordt dat de KPN-cao van toepassing blijft tot er een nieuwe bedrijfs-cao zal zijn afgesloten. Met en door wie zal deze cao afgesloten worden? Wie zal de werkgevers-onderhandelingen doen? Welke uitgangspunten worden gehanteerd bij deze cao-onderhandelingen?

De leden van de PvdA-fractie vinden dat degenen die overheidstaken uitvoeren ambtenaren zouden moeten zijn. Deze leden zijn bekend met de speciale positie waarin deze werknemers zich bevinden en kunnen zich daarom voorstellen dat voor een overgangsregeling wordt gekozen, waarin de KPN-cao wordt omgevormd tot ambtenaren-cao. Een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht past niet bij een publiekrechtelijk vormgegeven organisatie. Ook ten aanzien van de directeur van de DOB moet aansluiting worden gezocht bij ambtelijke rechtspositieregelingen.

Hoewel de leden van de VVD-fractie begrip hebben voor de zorg voor de rechtzekerheid van het personeel stellen zij zich op het standpunt dat er mede in het licht van de besluitvorming over verzelfstandiging in de Tweede Kamer geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn om het personeel van de DOB een arbeidsovereenkomst volgens het burgelijk recht te laten behouden, die zij in feite sinds 1989 bezitten. Deze leden vragen de regering inzicht te geven in de financiële consequenties van een overgang in rechtspositie van burgelijk naar ambtelijk.

Het blijft de leden van de fractie van D66 bevreemden dat de regering uit overwegingen van rechtszekerheid heeft gekozen voor het handhaven van de privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten van alle personeel bij de DOB, behalve van de directeur. Niet alleen is het gebruikelijk dat zbo's een ambtelijk personeelsstatuut hanteren; ook rijzen bij deze leden vraagtekens bij de wenselijkheid van medewerkers, aangesteld naar burgerlijk recht, die tevens zijn uitgerust met strafrechtelijke opsporingsbevoegdheid. Behoort het uitoefenen van strafrechtelijke bevoegdheid niet bij uitstek tot het primaat van de bij de overheid in dienst zijnde overheidsambtenaar? Wanneer verwacht de regering een nieuwe, specifiek op de DOB toegesneden cao af te kunnen sluiten? Voor de directeur van de DOB kiest de regering wél voor een ambtelijke status, gelet op zijn specifieke taak en bevoegdheden. Is de regering bereid de Kamer nadere inlichtingen te verschaffen over rechtspositie en salariëring van de directeur?

Wat de organisatie van de DOB betreft, vragen de leden van de RPF-fractie of deze bestuurlijk-organisatorische verandering gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de samenstelling van de raad van toezicht.

Inzake de eindverantwoordelijkheid van de minister wordt in de memorie van toelichting opgemerkt dat hij de mogelijkheid heeft om voldoende informatie te verkrijgen, waarna hij kan besluiten in te grijpen. De leden van de RPF-fractie vragen hierbij om een nadere toelichting. Hoe kan die informatie verkregen worden, welke rol heeft de raad van toezicht bij mogelijk disfunctioneren en hoe is in zo'n geval de verhouding tussen de raad en de minister? En in het verlengde daarvan vragen de leden van de RPF-fractie wat de interne klachtenregeling van de DOB inhoudt, hoe deze regeling functioneert en wie naleving van deze regeling controleert?

De leden van de RPF-fractie vragen verder of er al zicht is op een nieuwe cao. De memorie van toelichting vermeldt dat er geen wezenlijke veranderingen in de arbeidsvoorwaarden zullen optreden. Deze leden vragen welke veranderingen wel optreden.

De regering kiest voor een handhaving van de bestaande rechtspositie van het personeel uit een oogpunt van rechtszekerheid, zo constateren de leden van de SGP-fractie. Dit is strijdig met het uitgangspunt dat personeel van extern te verzelfstandigen overheidsorganen een arbeidsovereenkomst volgens ambtelijk recht krijgen. Deze leden vinden de reactie van de regering in het nader rapport bij het advies van de Raad van State niet overtuigend. Zo zien zij niet waarom in deze bijzondere positie geen precedent wordt geschapen. Daarnaast wijzen zij er op dat de regering met dit wetsvoorstel juist beoogt een zuiverder situatie te laten ontstaan; dit wordt naar hun oordeel doorkruist door het handhaven van de bestaande rechtspositie. Tenslotte merken deze leden op dat in het kader van de uitvoering van de regeling medewerkers van de DOB een opsporingsbevoegdheid hebben en houden. Ook in dit opzicht zou het derhalve zuiverder zijn aan de medewerkers van DOB de ambtelijke status te geven. Graag zien de leden van de SGP-fractie aan nadere verantwoording op dit punt tegemoet.

4. Financiële gevolgen

Ten aanzien van de uitvoeringskosten is het van belang deze zo laag mogelijk te houden. De leden van de PvdA-fractie vragen welke normen gelden ten aanzien van uitvoeringskosten na verzelfstandiging van de DOB. Is de regering bereid de vergoeding van die kosten op te nemen in de begroting van het ministerie, zodat enig inzicht kan worden gegeven in de ontwikkeling van die kosten?

Ook ten aanzien van materiële uitgaven bestaat onzekerheid. Is het risico dat bijvoorbeeld de huisvestingskosten gaan stijgen voldoende afgedekt? Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een overzicht van de financiële aspecten van dit wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangegeven wat de investerings- en exploitatiekosten van onderbrenging bij het ministerie zijn in vergelijking met de kosten van een zelfstandig bestuursorgaan. Welke doelmatigheidswinst wordt gemaakt indien gekozen wordt voor de zbo-vorm? Wat zijn precies de incidentele en structurele kosten van de verzelfstandigingsoperatie? Welke meerkosten worden verwacht voor overheaddiensten, die nu nog onder de PTT vallen? Hoe hoog zal bijvoorbeeld de vergoeding voor het gebruik van concerndiensten als huisvesting zijn? Welke vermogensbestandelen worden toegerekend aan de DOB? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de PTT? Zijn de onderhandelingen hieromtrent volledig afgerond? Zo nee, wanneer zal dat dan wel het geval zijn? Kan kortom een overzicht worden gegeven van de financiële consequenties van dit wetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er voldoende controle is op het budget voor de materiële uitgaven en wat voor gevolgen de verzelfstandiging voor dit budget heeft.

Verder spreken deze leden hun waardering uit voor het wettelijk vastleggen van de financiële controle op de DOB; wel vragen zij de regering inzicht te geven in de ontwikkelingen van de uitvoeringskosten.

De regering maakt in de memorie van toelichting duidelijk dat het niveau van perceptiekosten van de DOB allezins bevredigend is te noemen. Immers, uit doelmatigheidsoverwegingen laat de regering fiscalisering van de omroepbijdrage buiten beschouwing. De fractie van D66 zou daar ook geen voorstander van zijn. Graag verkrijgen de leden van deze fractie meer inzicht in de meerjarencijfers betreffende de inningskosten van de DOB. Hoe verhoudt het kostenniveau van de DOB zich tot de kostenniveaus van soortgelijke heffingsregelingen? Waar zullen de inningskosten van de DOB straks op de rijksbegroting te zien zijn?

De leden van de RPF-fractie vragen of het feit dat de DOB op afstand van KPN wordt geplaatst financiële gevolgen heeft voor KPN. Of dient er een afkoopsom aan KPN te worden betaald?

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag inzicht in de ontwikkeling in de innings- en verwervingskosten, die door de DOB worden gemaakt. Welke normen zullen er na de verzelfstandiging gelden voor de uitvoeringskosten?

De DOB zal gebruik blijven maken van de massa-administratie van KPN en zal dat bestand zorgvuldig blijven onderhouden, aldus de memorie van toelichting. Acht de regering dit «medegebruik» van een KPN-bestand niet privacy-gevoelig? Het lijkt de leden van de fractie van D66 ongewenst dat KPN op welke wijze dan ook gebruik zou kunnen maken van de computerbestanden van de DOB. Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting op dit punt.

5. Sancties

De Raad van State heeft gewezen op het ontbreken van een hoorplicht in de primaire fase als schorsende werking van het bezwaarschrift. De regering wilde echter een dergelijke hardheidsclausule niet overnemen, in verband met het «lik op stuk-beleid», dat zijn waarde ontleent aan de prompte oplegging van een bestuurlijke boete. Een «lik op stuk-beleid» kan echter, in de visie van de leden van de CDA-fractie, toch niet leiden tot minder rechtsbescherming of het ontbreken van een volwaardige mogelijkheid van beroep. De Raad van State wijst er terecht op dat uitstel van betaling van de boete bij beroep slechts gering is omdat dit uitstel zich beprekt tot de duur van de bezwaarfase. Kan de regering aangeven waarom het streven naar een «lik op stuk-beleid» ten koste zou moeten gaan van de gelegenheid om gehoord te worden bij een bezwaarprocedure?

De inning van de omroepbijdragen wordt uit de sfeer van het strafrecht gehaald, en daarvoor in de plaats zal de bestuurlijke boete in stelling worden gebracht. De leden van de fractie van D66 vragen waarom de regering er nu reeds voor kiest, voortuitlopend op een wettelijk kader voor de bestuurlijke boete in de Algemene wet bestuursrecht, de bestuurlijke boete bij de inning van omroepbijdragen in te voeren.

II. ARTIKELEN

Artikel 122h

De afdrachten aan de provincie voor de provinciale opslag, respectievelijk aan de gemeenten voor de lokale opslag, zullen volgens artikel 122h worden verrekend met de operationele kosten. De leden van de CDA-fractie vragen hoe, wanneer en door wie deze kosten worden berekend. Wordt bij de vaststelling van de gemeentelijke en/of provinciale opslag rekening gehouden met deze operationele kosten?

Artikel 122m

De leden van de fracties van PvdA, VVD, RPF en SGP vragen de regering meer inzicht te geven in de aard en de omvang van de nevenactiviteiten die de DOB mag verrichten.

De leden van de PvdA-fractie geven er de voorkeur aan het onderscheid tussen markt- en overheidsactiviteiten zo helder mogelijk te houden en vragen zich dus af of het toestaan van nevenactiviteiten dit principe niet doorbreekt. Waarom zou de DOB nevenactiviteiten gaan ontwikkelen?

De leden van de VVD-fractie vragen of er momenteel nevenactiviteiten door de DOB worden ontwikkeld.

De leden van de RPF-fractie zouden willen vernemen hoe commercieel de dienst mag opereren. Is het wenselijk danwel mogelijk dat de DOB probeert, door middel van voorlichting, het maatschappelijk draagvlak voor de omroepbijdragen vitaal te houden?

De ondervoorzitter van de commissie,

Van Gelder

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks (HDRK), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66), Bremer (CDA).

Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), Deetman (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Van der Ploeg, (PvdA), Leerkes (U55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA), Lansink (CDA).

Naar boven