24 644
Wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verstrekken van subsidies)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen deel

§1. Aanleiding tot dit wetsvoorstel

Het onderhavige wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) biedt de basis om subsidies te verstrekken die een bijdrage leveren aan de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid zoals met name verwoord in de Planologische Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid (PKB NRB). De PKB NRB bevat het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat door de Tweede en de Eerste Kamer der Staten-Generaal is goedgekeurd. De thans vigerende PKB NRB is goedgekeurd in het kader van de behandeling van de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (Vinex) (kamerstukken II 1991/92, 21 879, nrs. 65 en 66) en onlangs partiëel gewijzigd (kamerstukken II 1994/95, 23 950, nr. 3). Beide documenten zijn gepubliceerd onder VROM-publicatienummer 93123/a/12–93 7526/124 respectievelijk 95663/h/1–96 2621/055.

De Vierde nota over de ruimtelijke ordening (Vino deel d: regeringsbeslissing, kamerstukken II, 1988/89, 20 490, nrs. 9–10) en de PKB NRB hebben de ruimtelijke ordening in een nieuwe fase gebracht. Mede naar aanleiding van reacties «uit het veld» heeft het kabinet zich niet beperkt tot het neerleggen van de beginselen, hoofdlijnen en belangrijkste maatregelen van het nationaal ruimtelijk beleid, maar heeft het kabinet zich er tevens voor ingespannen om het ruimtelijk beleid meer op uitvoering te richten.

Voorheen lag het accent bij het nationaal ruimtelijk beleid vanwege het facetmatige karakter daarvan vrijwel uitsluitend op de beïnvloeding van de inzet van financiële middelen van sectordepartementen, andere overheden en de particuliere sector. Aan het facetmatige karakter is nu een meer uitvoeringsgericht karakter toegevoegd, zodat thans ook binnen de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer structureel uitvoeringsgeld voor de ruimtelijke ordening is vrijgemaakt.

Dit uitvoeringsgeld dient niet beschouwd te worden als een zelfstandige investeringsstroom, maar is bedoeld om processen ter uitvoering van het ruimtelijk beleid te stimuleren en daarnaast ook strategische uitvoeringsprojecten op gang te brengen en daadwerkelijk gerealiseerd te krijgen.

In de PKB NRB zijn de uitgangspunten van het nationaal ruimtelijk beleid opgenomen. In algemene zin is het beleid gericht op het behouden en waar nodig verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, welke bepaald wordt door de toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. In verband daarmee zijn beleidskeuzen opgenomen voor de dagelijkse leefomgeving en voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief, die waar nodig regionaal uitgewerkt zijn.

Bij de beleidskeuzen voor de dagelijkse leefomgeving staat de verbetering van de kwaliteit van die leefomgeving centraal, waarbij het Rijk in voorwaardenscheppende zin betrokken is.

De subsidies die op basis van dit wetsvoorstel verstrekt kunnen worden, vinden echter voornamelijk hun basis in de beleidskeuzen voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Bij deze beleidskeuzen zijn strategische projecten in prioritaire gebieden aangegeven, met criteria en uitgangspunten inzake de bijdrage van deze projecten aan de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid.

Waar nodig wil het Rijk het beleid vormgeven en uitvoeren met andere overheden en met de particuliere sector. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van nadere uitwerkingen van het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een bepaald in de PKB NRB genoemd aandachtsgebied, bijvoorbeeld een bepaalde regio, en door het opstellen van plannen van aanpak voor bepaalde projecten. Ter ondersteuning van deze activiteiten kan een subsidie worden verstrekt. Ook kan een subsidie worden verstrekt ten behoeve van activiteiten bij de voorbereiding van een bepaald project, zodat hindernissen voor de realisering van het project weggenomen kunnen worden. Het kan daarbij gaan om voorwaardenscheppende activiteiten met betrekking tot de organisatie van een project, zoals het uitvoeren van haalbaarheidsstudies, bijvoorbeeld in financiële zin, en promotie van een bepaald project. Ook kunnen studies worden uitgevoerd in verband met het opstellen van beleidsplannen voor een bepaald gebied of inzake mogelijkheden voor een bepaalde gewenste ontwikkeling, bijvoorbeeld natuurontwikkeling. Voorts kunnen subsidies worden verstrekt voor activiteiten in het kader van publiek-private samenwerking, of in verband met het versneld herzien van bijvoorbeeld bestemmingsplannen in het buitengebied teneinde daarmee bij te dragen aan realisering van de in de PKB NRB genoemde doeleinden.

Het wetsvoorstel biedt ook de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur andere planologische kernbeslissingen (dan de PKB NRB) aan te wijzen op basis waarvan subsidies kunnen worden verstrekt ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid. In die algemene maatregel van bestuur worden dan tevens de activiteiten aangewezen waarvoor de subsidies kunnen worden verstrekt.

De voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid te onderscheiden categorieën van activiteiten op basis van de PKB NRB waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt, worden in paragraaf 3 nader uitgewerkt.

§2. Strekking van het wetsvoorstel

De subsidies die op basis van dit wetsvoorstel verstrekt kunnen worden, betreffen zowel specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies als bedoeld in artikel 182 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 185 van de Provinciewet, als de verstrekking van gelden aan andere rechtspersonen. Beide vallen onder de definitiebepaling van subsidies zoals opgenomen in de subsidietitel van het wetsvoorstel van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (kamerstukken II 1993/94, 23 700). Naar verwachting zal deze derde tranche met ingang van 1 juli 1997 in werking kunnen treden. In afwijking echter van artikel 4.2.1.1, derde lid, van laatstgenoemd wetsvoorstel, wordt voor beide vormen van geldverstrekking één regime gehanteerd, waarbij aansluiting is gezocht bij zowel de bepalingen van de subsidietitel van de derde tranche, als bij de bepalingen inzake specifieke uitkeringen van de Gemeentewet en de Provinciewet.

Hoewel het subsidiebegrip ook de «specifieke uitkering» omvat, wordt daar waar nodig in deze memorie van toelichting toch de term «specifieke uitkering» gehanteerd.

In artikel 50b van het wetsvoorstel is uitvoering gegeven aan het bepaalde in de artikelen 182 van de Gemeentewet onderscheidenlijk 185 van de Provinciewet, inhoudende dat specifieke uitkeringen uit 's Rijks kas aan met name gemeenten en provincies in beginsel bij of krachtens de wet worden geregeld. Ingevolge het bepaalde in de genoemde artikelen van de Gemeentewet en de Provinciewet heeft overleg plaatsgevonden met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën. Daarbij is geconcludeerd dat voor de gelden die op basis van dit wetsvoorstel verstrekt worden aan gemeenten en provincies, specifieke uitkeringen het meest aangewezen zijn. Het specifieke karakter van de uitkeringen vloeit voort uit de geografisch en in de tijd ongelijkmatige spreiding van de uitkeringen. Het is voorts niet onwaarschijnlijk dat in de selectie van de gebieden naar tijd en plaats wijzigingen zullen optreden op basis van nadere of gewijzigde inzichten of veranderde prioriteiten bij de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid. Gezien deze differentiatie naar tijd en plaats komt een algemene storting in het gemeentefonds of het provinciefonds niet in aanmerking.

Zoals hiervoor al is gesteld, is dit wetsvoorstel tevens afgestemd op de bepalingen inzake subsidies van de derde tranche van de Awb. Zo kan er bijvoorbeeld in bepaalde gevallen niet van de Awb worden afgeweken als ten aanzien van die gevallen geen voorzieningen zijn getroffen bij wettelijk voorschrift. De met ingang van 1 juli 1997 beoogde inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb leidt ertoe dat het wetsvoorstel voor die datum aangepast zal moeten worden, hetgeen met name zal leiden tot aanpassing van de daarop berustende algemene maatregel van bestuur.

§3. Activiteiten waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt

De uitgaven voor activiteiten ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid zoals verwoord in de PKB NRB, zijn opgenomen in het hoofdstuk ruimtelijke ordening van de rijksbegroting. Op basis hiervan kunnen de activiteiten waarvoor een subsidie kan worden verstrekt als volgt worden onderscheiden (artikel 50a, eerste lid).

a. De ontwikkeling of herziening van ruimtelijke plannen van provincies, samenwerkingsgebieden als bedoeld in hoofdstuk IVA of gemeenten.

Ruimtelijke plannen zijn plannen gebaseerd op de WRO, derhalve streekplannen, structuurplannen, regionale structuurplannen en bestemmingsplannen.

Deze subsidies zijn primair gericht op ruimtelijke plannen in gebieden waarvoor het nationaal ruimtelijk beleid is aangepast, aangescherpt of gewijzigd. Het moet gaan om plannen die formeel nog niet herzien hoeven te worden, maar waarvan een herziening gewenst is in verband met het veranderde beleid. Het betreft een beperkt aantal gebieden. In principe gaat het om doorwerking van het nationaal ruimtelijk beleid in ruimtelijke plannen van andere overheden. Het kan echter ook zijn dat een subsidie wordt verstrekt voor het opstellen van een plan met een voorbeeldwerking ten aanzien van de wijze waarop het aangepaste, aangescherpte of gewijzigde nationaal ruimtelijk beleid vorm gegeven kan worden. Voorts kan een subsidie worden verstrekt voor het opstellen van plannen met een experimenteel karakter, of voor een combinatie van een plan met een voorbeeldwerking en een experimenteel karakter.

Uitdrukkelijk blijft het in het wettelijk stelsel vastgelegde uitgangspunt van kracht dat de reguliere kosten voor het opstellen en herzien van ruimtelijke plannen ten laste van de provincies respectievelijk de gemeenten komen. Dit uitgangspunt blijkt onder meer uit artikel 71 van deze wet.

Een voorbeeld van subsidies die tot deze categorie behoren zijn subsidies ten behoeve van de uit de Vinex voortgekomen tijdelijke actie Actualisering bestemmingsplannen buitengebied. Deze actie had tot doel om het aangescherpte nationaal ruimtelijk beleid en het milieubeleid door te laten werken in een aantal bestemmingsplannen buitengebied, die formeel nog niet aan herziening toe waren.

Om aanpassing van deze plannen te stimuleren, heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) bijgedragen in een deel van de herzieningskosten van deze plannen, die in verband met het bijgestelde beleid in feite verouderd waren.

b. De voorbereiding van projecten of activiteiten die voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid van strategisch belang zijn.

Tot deze categorie behoren subsidies ten behoeve van speciale beleidscategorieën en/of gebieden, zoals deze in de PKB NRB zijn aangegeven. Het betreft voornamelijk subsidies voor het verrichten van haalbaarheidsstudies, marktverkenningen, onderbouwing en analyse van gekozen ontwikkelingsrichtingen, planvorming, communicatie, plannen van aanpak, overig onderzoek en voorzieningen ten behoeve van de voorbereiding van realisering van projecten.

Het kan bijvoorbeeld een subsidie betreffen ter medefinanciering van onderzoek ten behoeve van verbetering van de knooppuntfunctie, zoals onderzoek naar de mogelijkheden voor regionale samenwerking. Stedelijke knooppunten zijn in de PKB NRB aangewezen, met als doelstelling om de positie van deze stedelijke knooppunten op de Europese markt te versterken door het verbeteren van het vestigingsklimaat voor internationaal georiënteerde bedrijven en instellingen. Hiertoe kan het gewenst zijn dat naast de daarbij betrokken partijen ook de Minister van VROM door middel van subsidies aan de voorbereiding van projecten of activiteiten kan bijdragen.

Een ander voorbeeld zijn subsidies voor het verrichten van onderzoek, studies, visievorming, planvorming, plannen van aanpak e.d. ten behoeve van de voorbereiding van projecten of activiteiten ter uitvoering van het in de Vinex en het Nationaal Milieubeleidsplan-plus (NMP-plus) (kamerstukken II 1989/90, 21 137, nrs. 20–21) genoemde geïntegreerd gebiedsgericht ruimtelijke ordenings- en milieubeleid (ROM-gebiedenbeleid). In het kader van dit beleid zijn een aantal voor het rijksbeleid strategische ROM-gebieden aangewezen.

Door het verstrekken van subsidies op basis van dit wetsvoorstel kan de Minister van VROM activiteiten bij de voorbereiding van projecten in het kader van het ROM-gebiedenbeleid stimuleren. Met de subsidie moet een bijdrage geleverd worden aan de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid zoals verwoord in de PKB NRB. Ten behoeve van het ROM-gebiedenbeleid kan de Minister van VROM ook gelden (bijdragen) verstrekken op basis van paragraaf 8.1 van het Bijdragenbesluit openbare lichamen milieubeheer. Dit besluit, dat is gebaseerd op de Wet milieubeheer, heeft een andere doelstelling dan het onderhavige wetsvoorstel. Bijdragen op basis van dit bijdragenbesluit kunnen gericht zijn op zowel het (versneld) bereiken van de algemene milieukwaliteit als op het bereiken van een bijzondere milieukwaliteit, en kunnen ingezet worden ten behoeve van integraal gebiedsgericht milieubeleid en voor meer sectoraal milieubeleid.

Afhankelijk van de aard van de aanvraag en de daarmee beoogde doelstelling zal beoordeeld worden op grond van welke regeling gelden kunnen worden verstrekt.

c. De realisering van projecten of activiteiten die voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid van strategisch belang zijn.

Een voorbeeld van subsidies die tot deze categorie behoren zijn subsidies ten behoeve van de realisering van een beperkt aantal strategische projecten in het kader van de in de PKB NRB aangekondigde nadere uitwerkingen van het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Met deze nadere uitwerkingen wil het Rijk zijn beleid, waar dat mogelijk en nuttig is, samen met andere overheden en met de particuliere sector vormgeven en uitvoeren. Om bij te dragen aan de realisering van deze strategische projecten kan de Minister van VROM subsidies verstrekken voor bijvoorbeeld het verplaatsen van bebouwing en voor het saneren van niet-passende activiteiten.

Nogmaals wordt erop gewezen dat het wetsvoorstel een bepaling bevat die het mogelijk maakt om bij algemene maatregel van bestuur andere planologische kernbeslissingen dan de PKB NRB aan te wijzen op basis waarvan subsidies kunnen worden verstrekt ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid. In die algemene maatregel van bestuur worden tevens de betreffende voor subsidie in aanmerking komende activiteit of activiteiten aangegeven (artikel 50a, tweede lid).

Bij het grootste deel van de hiervoor genoemde subsidies gaat het eigenlijk om specifieke uitkeringen als bedoeld in artikel 182 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 185 van de Provinciewet.

Daarnaast wordt een deel van de subsidies rechtstreeks verstrekt aan de particuliere sector, bijvoorbeeld aan stichtingen, samenwerkingsverbanden of ontwikkelingsmaatschappijen die tot doel hebben om de voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid strategisch geachte projecten te realiseren.

Deze subsidies zijn niet aan te merken als steunverlening als bedoeld in artikel 92 van het EG-Verdrag omdat geen sprake is van begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties. Weliswaar is het mogelijk dat gelden via bijvoorbeeld een stichting waaraan subsidie is verstrekt, doorvloeien naar een onderneming, maar daarbij gaat het dan om betalingen bij wijze van tegenprestatie voor een door de stichting aan die onderneming verstrekte opdracht ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid.

In paragraaf 2 is vermeld dat de activiteiten waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt, verspreid zijn naar tijd en plaats. Ter illustratie van de spreiding naar plaats kan gewezen worden op de tot de hierboven vermelde categorie a behorende subsidies ten behoeve van de actualisering van bestemmingsplannen buitengebied. Deze subsidies zijn bedoeld voor bestemmingsplannen die zijn gelegen in de zogenoemde groene ROM-gebieden, in waterwingebieden, in gebieden met zandgronden met intensieve veehouderij en in gebieden met een restrictief beleid.

De activiteiten waarvoor een subsidie kan worden verstrekt kunnen zich uitstrekken over een bepaalde periode. Deze periode kan per subsidie, vallend onder een van de drie categorieën, verschillen. Bijvoorbeeld voor de tot categorie a behorende subsidies ten behoeve van de actualisering van bestemmingsplannen buitengebied was gedurende een periode van 5 jaar de mogelijkheid geboden om subsidies te verstrekken, terwijl dit voor subsidies ter realisering van projecten of activiteiten in de nadere uitwerkingen van de Vinex (behorende tot de hierboven vermelde categorie c) gedurende een periode van 25 jaar mogelijk is.

Gedurende deze per categorie van activiteiten verschillende perioden wordt in de begroting van het Ministerie van VROM voorzien in de benodigde middelen.

§4. Deregulering

Uit het voorafgaande blijkt dat de wijzigingen van de WRO niet verder strekken dan het bieden van een wettelijke basis voor het verstrekken van subsidies ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de door het parlement goedgekeurde PKB NRB. Tevens wordt hiermee tegemoetgekomen aan de wettelijke verplichtingen van Gemeente- en Provinciewet, en vindt afstemming plaats met de voorgestelde bepalingen inzake subsidies in de derde tranche van de Awb.

De wijzigingen zullen het bedrijfsleven en de lagere overheden dan ook niet belasten. Evenmin valt te verwachten dat de wettelijke regeling een belasting zal betekenen voor de rechterlijke macht.

Het hanteren van één regime voor specifieke uitkeringen aan de gemeenten en provincies en voor de verstrekking van gelden aan andere rechtspersonen en natuurlijke personen, past in het streven naar deregulering en eenheid van regelgeving. Het aantal bepalingen in dit wetsvoorstel is hierdoor beperkt gebleven.

§5. Algemene wet bestuursrecht

Bij de voorbereiding van een beschikking tot verlening van een subsidie geldt onder meer de procedure die in titel 4.1 van de Awb staat beschreven. Deze titel bevat een regeling over, onder meer, het indienen van de aanvraag, de gevolgen van een onvolledige aanvraag en de mogelijkheid die in dat geval aan de aanvrager van de beschikking moet worden gegeven om de aanvraag aan te vullen. Deze bepalingen gelden algemeen en dus ook voor een beschikking op grond van het onderhavige wetsvoorstel. In het kader van dit wetsvoorstel betreft het, bijvoorbeeld, de beschikking waarbij een subsidie wordt verstrekt voor het organiseren van een congres of voor het opstellen van een plan van aanpak, dan wel de beschikking waarbij een subsidie wordt verstrekt waarmee een bestemmingsplan wordt geactualiseerd dan wel een strategisch project wordt gerealiseerd.

Ook de bezwaar- en beroepsmogelijkheid is geregeld in de Awb. Op grond van artikel 8:1 van die wet kan tegen een beschikking die is gegeven op grond van deze wet beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Voorafgaand hieraan dient evenwel steeds eerst een bezwaarschrift te worden ingediend bij het orgaan dat de beschikking heeft gegeven. De procedure voor de indiening en afhandeling van dit bezwaarschrift is geregeld in de hoofdstukken 6 en 7 van die wet. Op grond van artikel 37 van de Wet op de Raad van State staat van de uitspraak van de rechtbank hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Op grond van het aldus omschreven stelsel in de Awb, is het niet nodig afzonderlijke bepalingen over bezwaar en beroep in het wetsvoorstel op te nemen.

§6. Gevolgen rijksbegroting

De financiële middelen voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid worden jaarlijks in de rijksbegroting opgenomen. Door de nieuwe wetsartikelen worden geen nieuwe, zelfstandige financiële gevolgen voor de rijksbegroting in het leven geroepen. De grondslag voor deze uitgaven vormt het artikelonderdeel 04.03.02 «Planvorming en stimulering ruimtelijk beleid».

Om een indicatie te geven van de beschikbare bedragen per categorie van subsidies volgen enkele cijfers die zijn ontleend aan de rijksbegroting voor 1996. Voor de hiervoor vermelde categorie a is in 1996 een totaal bedrag van ± f 1 miljoen beschikbaar. Voor categorie b is dat een bedrag van ± f 2,2 miljoen en voor categorie c van ± f 5,7 miljoen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

Artikel 2

Aangezien het verstrekken van subsidies niet alleen in het kader van de voorbereiding maar ook in het kader van de uitvoering van het ruimtelijk beleid plaatsvindt, is artikel 2, eerste lid, aangepast.

C

Een nieuwe afdeling wordt ingevoegd.

Artikel 50

Bij het verstrekken van gelden in het kader van de ruimtelijke ordening betreft het zowel specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies als de verstrekking van gelden aan andere rechtspersonen en in zeer uitzonderlijke gevallen aan natuurlijke personen. Voor beide vormen van geldverstrekking is de term «subsidies» gebruikt, zodat daarmee aangesloten is bij de definitiebepaling van subsidies zoals opgenomen in het wetsvoorstel van de derde tranche van de Awb. Dit geldt ook voor het begrip subsidieplafond.

Artikel 50a

Dit artikel verleent de Minister van VROM de bevoegdheid subsidies te verstrekken.

Eerste lid

De activiteiten waarvoor een subsidie kan worden verstrekt zijn erop gericht een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid, zoals verwoord in de PKB NRB (eerste lid). Deze activiteiten zijn naar de aard van hun bijdrage onderverdeeld in drie categorieën. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar ruimtelijke planvorming, voorbereiding van projecten of activiteiten en realisering van projecten of activiteiten.

Voor de inhoud van de PKB NRB wordt verwezen naar paragraaf 1 van het algemeen deel van deze toelichting.

Tweede lid

Dit lid maakt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur andere planologische kernbeslissingen dan de PKB NRB aan te wijzen op basis waarvan een subsidie ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden verstrekt. Daarbij worden tevens de activiteiten aangegeven waarvoor een subsidie kan worden verstrekt.

Artikel 50b

De in dit artikel vermelde zaken vloeien voort uit artikel 182, vijfde lid, van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 185, vijfde lid, van de Provinciewet en houden een verplichting in regels te geven.

Artikel 50c

De artikelen 50c en volgende sluiten aan bij de algemene subsidieregeling in de derde tranche van de Awb.

De bepalingen van artikel 50c lopen vooruit op de in de Awb opgenomen eis dat eventuele regels ten aanzien van deze onderwerpen bij wettelijk voorschrift zullen moeten worden gegeven (afdeling 4.2.2. Awb). Met deze bepalingen wordt de formeel wettelijke grondslag gegeven waarbij de nadere uitwerking wordt gedelegeerd aan een lagere wetgever.

Tweede lid

Bij de subsidies op grond van dit wetsvoorstel gaat het om situaties waarin een subsidie wordt toegekend voor een bepaalde – toekomstige – activiteit. Gelet hierop is gekozen voor het systeem waarbij de subsidie vooraf wordt verleend, waarna desgewenst bevoorschotting volgt.

Na afloop van de activiteit wordt de subsidie vastgesteld onder verrekening van de eventueel reeds betaalde voorschotten.

Indien er gesproken wordt over het verstrekken van subsidies, dan omvat dit zowel de verlenings- als de vaststellingsfase.

De in dit wetsvoorstel gehanteerde termen «verlenen», «vaststellen» en «verstrekken», zijn in overeenstemming met de in de Awb gehanteerde terminologie.

Het plafond. De noodzaak tot beheersing van de uitgaven leidt er in de regel toe dat een plafond wordt bekendgemaakt. Het plafond bestaat uit één totaalbedrag van de voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid in dat jaar beschikbare gelden ten behoeve van activiteiten als bedoeld in artikel 50a, eerste en tweede lid. Aangezien er geen zekerheid bestaat over de omvang van het aantal aanvragen voor een subsidie, maakt het vaststellen en bekendmaken van een plafond het mogelijk een ingediende aanvraag voor een subsidie te weigeren indien de beschikbare middelen zijn uitgeput. Daarmee wordt recht gedaan aan de noodzakelijke begrotingsdiscipline. Het niet bekend maken van een plafond, «een open-eind-regeling», kan gerechtvaardigd zijn indien een plafond op onaanvaardbare wijze zou afdoen aan de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid en het ongewenst wordt geacht dat uitputting van de beschikbare middelen rechtstreeks gevolgen heeft voor de ontvanger van de subsidie.

Artikel 50d

Dit artikel maakt het mogelijk om tussen de minister en de ontvanger van de subsidie een overeenkomst te sluiten ter uitvoering van de beschikking waarbij de subsidie verleend wordt. Een subsidie welke valt onder artikel 50a, eerste lid, onderdeel c, van de wet kan bijvoorbeeld bestaan uit een garantie ten behoeve van de realisering van een strategisch project, waarbij de verplichting tot betaling van rente en aflossing bij overeenkomst geregeld kan worden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven