24 631
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met verlenging van de verblijfsduur voor bepaalde categorieën leerlingen in m.a.v.o. en v.b.o. (regeling verlenging verblijfsduur leerlingen m.a.v.o. en v.b.o.)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 februari 1996 en het nader rapport d.d. 4 maart 1996, aangeboden aan de Koningin door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 1 december 1995, no. 95 008350, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mevrouw T. Netelenbos, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met verlenging van de verblijfsduur voor bepaalde categorieën leerlingen in m.a.v.o. en v.b.o. (regeling verlenging verblijfsduur leerlingen m.a.v.o.-v.b.o.).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 1 december 1995, nr. 95 008350, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 februari 1996, nr. W05.95 0648, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat aan het advies aandacht zal zijn geschonken.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merk ik, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het volgende op.

1. Met de voorgestelde wijziging van artikel 27 van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt de mogelijkheid gecreëerd dat de onderwijsinspectie voor bepaalde leerlingen, op verzoek van het bevoegd gezag van hun school, de maximale verblijfsduur in het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of het voorbereidend beroepsonderwijs met één jaar verlengt. De Raad van State merkt op dat ten aanzien van de leerlingen die geen basisonderwijs of speciaal onderwijs in Nederland hebben gevolgd niet geheel dezelfde vereisten worden gesteld als voor leerlingen die wegens ziekte of overmacht tenminste 12 maanden uit de roulatie zijn geweest of die vanwege dezelfde redenen in het vijfde jaar langdurig afwezig zijn geweest. De Raad adviseert dit onderscheid te motiveren in de toelichting.

1. Het advies van de Raad is aanleiding geweest om de vereisten die worden gesteld aan leerlingen die geen basisonderwijs of speciaal onderwijs in Nederland hebben gevolgd dan wel aan leerlingen die wegens ziekte of overmacht tenminste12 maanden uit de roulatie zijn geweest, gelijk te trekken. Dat is geschied door de beide criteria waaraan de inspectie toetst, in een nieuw zevende lid onder te brengen en dat lid van toepassing te verklaren op deze twee groepen leerlingen.

2. Het orgaan dat beslist ten aanzien van de verlenging is ingevolge het voorgestelde artikel 27, vijfde lid, de onderwijsinspectie. Deze keuze voor de inspectie, in plaats van het bevoegd gezag van een school, wordt niet gemotiveerd in de toelichting. De Raad beveelt aan de keuze voor de inspectie toe te lichten.

2. De keuze om de inspectie op verzoeken tot verlenging als hier bedoeld, te laten beslissen is in de memorie van toelichting van het voorstel zoals dat aan de Raad is voorgelegd, gemotiveerd met de zin «Naar het oordeel van de ondergetekenden wordt, door het geven van de hiervoor bedoelde beslissingsbevoegdheid aan de inspectie, een waarborg ingebouwd voor een zorgvuldig gebruik van de bevoegdheid».

3. Het voorgestelde artikel 27, vierde lid, regelt een uitzondering van de maximale verblijfsduur voor op grond van artikel 24, zesde lid, aangewezen scholen met in hoofdzaak gehandicapte leerlingen. Het is de Raad niet geheel duidelijk wat dient te worden verstaan onder «in hoofdzaak». Dit criterium verdient naar het oordeel van het college een nadere concretisering in de toelichting.

3. Het verzoek van de Raad heeft aanleiding gegeven om in het vierde lid de zinsnede «voor zover aan het onderwijs in hoofdzaak wordt deelgenomen door gehandicapte leerlingen» te vervangen door de zinsnede «voor zover het onderwijs bestemd is voor gehandicapte leerlingen».

4. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De Raad maakt twee redactionele kanttekeningen; deze zijn overgenomen.

5. De gelegenheid van het uitbrengen van het nader rapport is benut om enkele redactionele aanpassingen in het wetsvoorstel aan te brengen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 6 februari 1996, no. W05.95 0648, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel 27 aanwijzing 99, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.

– In paragraaf 1, Algemeen, van de memorie van toelichting, in de eerste volzin «de bovenbouw van h.a.v.o. en v.w.o.» vervangen door: de onderbouw van h.a.v.o. en v.w.o..

Naar boven