24 623
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een herziening van de planprocedure (verkorting planprocedure)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Dit wetsvoorstel vloeit voort uit de Notitie Planprocedure Voortgezet Onderwijs van 25 augustus 1995. Deze notitie is aan de Kamer toegezonden bij brief van 29 augustus 1995 (Kamerstukken II, 1994/95, 24 322).

Deze notitie was toegezegd bij de behandeling in de Tweede Kamer op 15 juni 1994 van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (verbetering functioneren planprocedure). Dit wetsvoorstel heeft inmiddels kracht van wet gekregen (Wet van 29 juni 1994, Stb. 518 en 622).

De Notitie Planprocedure Voortgezet Onderwijs (hierna: de notitie) is op 26 september 1995 met de Tweede Kamer besproken. De Kamer stemde daarbij in met de in de notitie voorgestelde maatregelen betreffende de vereenvoudiging van de planprocedure, door

a. het verkorten van termijnen in de procedure, en

b. het laten vervallen van de bijzonder-geval-procedure (artikel 66, eerste lid, tweede en derde volzin WVO).

Het onderhavige voorstel strekt ertoe deze wijzigingen in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) op te nemen.

Motivering van de wijzigingen

In de notitie is geconstateerd dat de planprocedure voortgezet onderwijs complex en langdurig is.

De complexiteit wordt veroorzaakt door:

– de vele participanten binnen de planprocedure en de vele advies- en besluitvormingsstadia die de planprocedure kent.

– de mogelijkheid van tussentijdse wijzigingen. Zo kan het toetsingskader gewijzigd worden terwijl de aanvragen al zijn ingediend en kunnen door middel van de bijzonder-geval-procedure nieuwe aanvragen worden ingediend, terwijl de cyclus al loopt.

– het gelijktijdig aan de orde zijn van verschillende plancycli.

– inhoudelijke raakvlakken van de planprocedure met andere planningsprocedures die niet synchroon verlopen met de plancyclus, zoals de herschikking door middel van fusie.

De huidige planprocedure voor de totstandkoming van een Plan van Scholen beslaat een periode van bijna 3 jaar. Deze tijdsduur staat niet meer in verhouding tot de betekenis van de planprocedure zelf. Immers binnen de voorzieningenplanning is de nadruk steeds meer komen te liggen op herschikking van bestaande voorzieningen en niet meer op het stichten van nieuwe voorzieningen via het Plan van Scholen.

Een complicerende factor is dat elk jaar met een nieuw Plan van Scholen wordt gestart, waardoor er altijd drie planprocedures (met een verschuiving van één jaar) parallel lopen.

Daarom wordt voorgesteld de planprocedurele termijnen zoals deze thans in de wet zijn vastgelegd, zodanig bij te stellen dat de plancyclus wezenlijk korter wordt, overigens zonder de planprocedure zelf fundamenteel te veranderen.

De gewenste situatie

De planprocedure kan met één jaar worden verkort door de huidige stappen in de planprocedure, waar mogelijk, te bekorten en door de bijzonder-geval-procedure te laten vervallen. Het resultaat is een minder complexe planprocedure, immers met het vervallen van de bijzonder-geval-procedure wordt het zetten van identieke stappen (reguliere aanvragen en aanvragen in het kader van de bijzonder-geval-procedure) vermeden. Feitelijk zou na invoering van de kortere planprocedure sprake zijn van een jaarlijkse afhandeling van de aanvragen met alleen een effect voor de bekostiging in het daarop volgende jaar.

Ten aanzien van de verschillende participanten is in de notitie geconstateerd dat elke participant een eigen rol heeft in het proces en dat er geen sprake is van overlap tussen de gezichtspunten van waaruit de participanten over aanvragen adviseren.

De taak die thans in de WVO aan de diverse actoren binnen de planprocedure is opgedragen zal daarom niet worden gewijzigd.

Toelichting op de voorgestelde verkorte stappen in de Planprocedure

Om een aanvraag voor het Plan van Scholen te kunnen voorbereiden ontvangen schoolbesturen of deelplanorganisaties op hun verzoek daarvoor statistisch materiaal en de aanvraagbrochure. Het ministerie zal deze informatie één maand eerder leveren waardoor de indieningsdatum met één maand zal worden bekort.

De adviestermijn van de provincies en de vier grote gemeenten blijft ongewijzigd: vier maanden.

De belangrijkste tijdwinst ontstaat door de mogelijkheid te schrappen een aanvraag te doen op grond van de bijzonder-geval-procedure. Daarmee wordt ook de afhandelingstermijn bekort van de reguliere aanvragen met dezelfde termijn. Hierdoor zullen alle aanvragen in één jaar worden getoetst, en niet meer in twee jaar. Die snellere afhandeling komt ook de overzichtelijkheid van de planprocedure ten goede.

Overgangsrecht

Nadat dit voorstel in werking is getreden zal samenloop ontstaan in de definitieve beoordeling van aanvragen. Twee typen van aanvragen zullen gelijktijdig lopen, te weten

a. aanvragen die ten behoeve van het Plan van Scholen 1998–2000 op grond van de thans nog geldende procedure uiterlijk 1 februari 1996 zijn ingediend. Deze aanvragen resulteren in definitieve beslissingen en vaststelling van het Plan van Scholen 1998–2000, per 1 oktober 1997, en

b. aanvragen die uiterlijk 1 januari 1997 worden ingediend op grond van de door dit voorstel beoogde procedure. Deze aanvragen resulteren eveneens in vaststelling van het Plan van Scholen 1998–2000, per 1 oktober 1997.

Hieronder wordt de gang van zaken die door deze samenloop ontstaat, toegelicht. Aan het slot van de toelichting wordt geconcludeerd dat deze samenloop niet noodzaakt tot het treffen van overgangsmaatregelen ten behoeve van de aanvragen die voor het Plan van Scholen 1998–2000 zijn ingediend.

Afhandeling van de aanvragen Plan van Scholen 1998–2000 zonder dit wetsvoorstel

De aanvragen voor het Plan van Scholen 1998–2000, die uiterlijk 1 februari 1996 zijn ingediend worden twee maal beoordeeld. Allereerst «versneld» op grond van het toetsingskader dat in december 1995 is bekendgemaakt. Deze versnelde beoordeling leidt tot afwijzing van een aantal aanvragen per uiterlijk 1 april 1996.

Definitieve beoordeling van de niet versneld afgewezen aanvragen vindt plaats in oktober 1997, gelijktijdig met de beoordeling van de aanvragen ingevolge de bijzonder-geval-procedure ten behoeve van ditzelfde Plan van Scholen, die uiterlijk 1 februari 1997 zijn ingediend.

Hoewel al deze aanvragen hun basis vinden in het toetsingskader dat in december 1995 is bekendgemaakt, vindt definitieve beoordeling in oktober 1997 plaats op grond van het toetsingskader dat dan inmiddels in oktober 1996 is vastgesteld voor het opvolgende Plan van Scholen.

Afhandeling van de aanvragen Plan van Scholen 1998–2000 na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel

Vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel bestaat er niet langer een bijzonder-geval-procedure en zijn de stappen in de procedure verkort.

Dat betekent dat definitieve beoordeling van de aanvragen die uiterlijk 1 februari 1996 zijn ingediend, plaatsvindt in oktober 1997, tezamen met de beoordeling van de aanvragen die, op grond van de verkorte procedure op grond van dit wetsvoorstel, per januari 1997 zijn ingediend. Deze beoordeling geschiedt op basis van het toetsingskader dat in oktober 1996 is vastgesteld.

Met andere woorden, ook in deze situatie van samenloop vindt definitieve beoordeling plaats van de aanvragen die uiterlijk 1 februari 1996 zijn ingediend, op basis van het toetsingskader dat eind 1996 wordt vastgesteld.

Het is derhalve niet nodig voor deze eenmalige situatie van samenloop overgangsrecht vast te stellen.

Het voornemen bestaat wel om in het najaar van 1996 publiciteit te geven aan de plannen die hier aan de orde zijn. Dat maakt het mogelijk dat schoolbesturen of deelplan-organisaties die een aanvraag als bijzonder-geval voorbereiden, deze niet als bijzonder-geval op grond van het toetsingskader oktober 1995 indienen per februari 1997, maar als «reguliere» aanvraag per januari 1997, op grond van het toetsingskader dat in oktober 1996 wordt vastgesteld. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat dit specifieke toetsingskader ongunstiger zal zijn dan het toetsingskader dat in oktober 1995 werd vastgesteld. De wijziging zal geen nadelige gevolgen met terugwerkende kracht tot gevolg hebben.

Voor wat betreft het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel staat een datum voor ogen die schoolbesturen de reguliere periode van 2 maanden geeft om een aanvraag voor te bereiden en in te dienen.

Tijdschema Planprocedure waarin de bestaande procedure gezet is naast de nieuw voorgestelde procedure

Tijdschema planprocedure Oud Nieuw
Activiteitenmaandjaarmaandjaar
Vaststelling toetsingskader na overleg met de Tweede Kamer1 oktobert-11 oktobert-1
Publicatie aanvraagbrochure Aanleveren statistisch materiaal1 decembert-11 novembert-1
Indieningsdatum aanvragen1 februarit1 januarit
Marginale toetsing in verband met versnelde afwijzingsprocedure Adviesaanvragen provincies en de 4 grote steden starten1 aprilt1 februarit
Toetsing aanvragen departement na ontvangst adviezen provincies en de 4 grote gemeenten1 augustust1 junit
Uiterste indieningsdatum bijzonder-geval aanvragen1 februarit+1
Marginale toetsing bijzonder-geval aanvragen Adviesaanvragen provincies en de 4 grote gemeenten starten1 aprilt+1
Toetsing bijzonder-geval aanvragen (+ de reeds lopende aanvragen) na ontvangst adviezen provincie en de 4 grote gemeenten uitmondend in de opstelling concept Ontwerpplan van Scholen1 meit+1
Overleg met de deelplanorganisaties over het concept Ontwerpplan van Scholenmei/junit+1juni/julit
Adviesaanvrage Concept Plan van Scholen aan de onderwijsraadjulit+1julit
Publicatie Ontwerpplan van Scholen na accoord Staatssecretaris1 septembert+11 septembert
Vaststelling en publicatie Plan van Scholen door de SO na overleg in Tweede Kamer1 oktobert+11 oktobert
Versturen beschikkingenoktobert+1oktobert
Versturen bekostigingsbesluiten1 februarit+21 januarit+1
Eerst mogelijke bekostiging1 augustust+21 augustust+1

Termijnen zoals thans opgenomen in de W.V.O., zijn cursief gedrukt.

2. Adviezen

De Onderwijsraad bracht advies uit over de Notitie planprocedure voortgezet onderwijs die uitgangspunt is voor dit voorstel. Omdat de Onderwijsraad positief adviseerde over de verkorting van de planprocedure is over het onderhavige wetsvoorstel niet opnieuw advies gevraagd.

3. Financiële gevolgen

Dit wetsvoorstel is technisch van aard en heeft geen financiële consequenties.

4. Artikelen

Artikel I, onderdeel A (artikel 66, eerste lid)

Een verkorting van de planprocedure wordt mede mogelijk doordat het toetsingskader en andere informatie ten behoeve van aanvragen voor het plan van scholen voor enig jaar, eerder dan thans gebruikelijk is, namelijk 1 november van enig jaar in plaats van 1 december, tot stand komt en wordt gepubliceerd. Daarom wordt voorgesteld te bepalen dat aanvragen voor plaatsing op het plan van scholen van enig jaar, één maand eerder worden ingediend, namelijk vóór 1 januari in plaats van vóór 1 februari van dat betreffende jaar.

Het schrappen van de mogelijkheid voor aanvragen op grond van de bijzonder-geval-procedure wordt gerealiseerd door het laten vervallen van de tweede en de derde volzin van artikel 66, eerste lid.

In de tijd gezien wordt met de wijzigingen in het eerste lid bereikt dat de vaststelling van een plan van scholen 12 maanden eerder plaatsvindt dan thans het geval is.

Artikel I, onderdeel B (artikel 68, tweede en derde lid)

Uit de wijziging die in artikel 66, eerste lid, wordt voorgesteld met betrekking tot het tijdstip van indienen van een verzoek om opneming op het plan van scholen vloeit voort dat ook andere stappen op het traject naar de vaststelling van het plan eerder worden gezet. Zo start de periode waarin de minister verzoeken toetst in verband met versnelde afwijzing op 1 januari. Bovendien wordt die periode verkort tot 1 maand; aanvragen én versnelde afwijzingen vinden plaats in de maand januari.

Vervolgens wordt advies gevraagd aan achtereenvolgens de provincies en de vier grote steden, wordt de Onderwijsraad gehoord en vindt overleg plaats met de deelplanorganisaties. Deze adviesrondes zijn wettelijk geregeld (art. 66, vijfde en zesde lid, en art. 65, eerste lid). In verband met het onderhavige wetsvoorstel wordt niet overwogen de duur van deze termijnen te bekorten. De tijdwinst die eerder in de procedure werd gerealiseerd leidt er wel toe dat die termijnen in de tijd naar voren schuiven. Het tijdstip van vaststelling van het plan van scholen blijft gehandhaafd op 1 oktober van enig jaar. De verkorting van de procedure leidt er toe dat die datum ligt in het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de aanvraag werd ingediend.

ARTIKEL II

Voorgesteld wordt de inwerkingtreding niet in de wet te regelen, maar bij koninklijk besluit vast te stellen. Daarmee wordt een flexibiliteit van in werking treden bereikt waarmee inwerkingtreding te kort voor de aanvang van een nieuwe planningsronde kan worden voorkomen. Het streven is er echter op gericht dat koninklijk besluit vóór 1 november 1996 in werking te laten treden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven