24 614
Wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van verschillende wetten in verband met de erkenning van de vrijheid van levensovertuiging als grondrecht.

De memorie van toelichting (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

Lech

19 februari 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wetgeving in overeenstemming te brengen met artikel 6, eerste lid, van de Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. MINISTERIE VAN JUSTITIE

ARTIKEL I

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 29 wordt de zinsnede «elk naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid» vervangen door: elk naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid of de levensovertuiging.

ARTIKEL II

Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

1. In Boek 1, artikel 302, tweede lid, wordt de zinsnede «op de godsdienstige gezindheid van de minderjarige» vervangen door: op de godsdienstige gezindheid of de levensovertuiging van de minderjarige.

2. In Boek 4, artikel 925, wordt de zinsnede «zonder onderscheid van godsdienst» vervangen door: zonder onderscheid naar godsdienst of levensovertuiging.

3. In Boek 4, artikel 953, eerste lid, worden de woorden «alsmede de bedienaars van den godsdienst» vervangen door: alsmede bekleders van een geestelijk ambt.

ARTIKEL III

De Auteurswet 1912 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 15, eerste volzin, wordt de zinsnede «politieke of godsdienstige onderwerpen» vervangen door: politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen.

ARTIKEL IV

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 543, vijfde lid, wordt de zinsnede «de godsdienstige of staatkundige vrijheid» vervangen door: de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging dan wel de staatkundige vrijheid.

2. In artikel 552l, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «in verband met zijn godsdienstige of staatkundige overtuiging» vervangen door: in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke dan wel staatkundige overtuiging.

3. In artikel 552s, eerste lid, wordt de zinsnede «een strafbepaling die op discriminatie naar ras of godsdienst berust» vervangen door: een strafbepaling die op discriminatie naar ras, godsdienst of levensovertuiging berust.

4. In artikel 552y, onderdeel d, wordt de zinsnede «in verband met zijn godsdienstige of politieke overtuiging» vervangen door: in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging.

ARTIKEL V

De Uitvoeringswet genocideverdrag wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, eerste lid, aanhef, komt de zinsnede «nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras» te luiden: nationale of etnische groep, een groep behorend tot een bepaald ras, dan wel een groep met een bepaalde godsdienst of levensovertuiging.

ARTIKEL VI

De Vreemdelingenwet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 6, vijfde lid, artikel 15, eerste lid, en artikel 22, tweede lid, wordt de zinsnede «wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging» steeds vervangen door: wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging.

ARTIKEL VII

De Uitleveringswet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 10, eerste lid, wordt de zinsnede «in verband met zijn godsdienstige of politieke overtuiging» vervangen door: in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging.

ARTIKEL VIII

De Wet van 9 maart 1967, houdende goedkeuring van het op 13 december 1957 te Parijs tot stand gekomen Europees Verdrag betreffende uitlevering, van het op 20 april 1959 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en van het op 27 juni 1962 te Brussel gesloten Beneluxverdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, met Protocol (Stb. 1967, 141), wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder i, wordt de zinsnede «godsdienstige of staatkundige overtuiging» vervangen door: godsdienstige, levensbeschouwelijke of staatkundige overtuiging.

ARTIKEL IX

De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 5 wordt na het woord «godsdienst,» ingevoegd: levensovertuiging,.

HOOFDSTUK II. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

ARTIKEL X

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 10a, derde lid, tweede volzin, wordt na het woord «godsdienstonderwijs» opgenomen: of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

2. In artikel 11c, tweede lid, derde volzin, wordt na het woord «godsdienstonderwijs» opgenomen: of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

3. In artikel 16, eerste lid, derde volzin, wordt na het woord «godsdienstonderwijs» opgenomen: of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

4. In artikel 22, derde lid, onderdeel d, wordt na het woord «godsdienstonderwijs» opgenomen: of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

5. In artikel 33, zesde lid, wordt na het woord «godsdienstonderwijs» opgenomen: of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

6. In artikel 37d, tweede lid, wordt na het woord «godsdienstonderwijs» opgenomen: of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

7. In artikel 42, eerste lid, wordt de zinsnede «met aandacht voor de levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden» vervangen door: met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden.

8. In artikel 47, eerste lid, wordt het woord «vormingsonderwijs» vervangen door de zinsnede «levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

9. In artikel 55, tweede lid, wordt na het woord «godsdienstonderwijs» opgenomen: of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

ARTIKEL XI

De Wet op het basisonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 29, eerste lid, wordt de zinsnede «met aandacht voor de levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden» vervangen door: met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden.

ARTIKEL XII

De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 39, eerste lid, wordt de zinsnede «met aandacht voor de levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden» vervangen door: met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden.

ARTIKEL XIII

De Wet op het cursorisch beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 2.30., eerste lid, wordt de zinsnede «met aandacht voor de levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden» vervangen door: met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden.

ARTIKEL XIV

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 1994 ingediende voorstel van wet betreffende bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs) (Kamerstukken II 1994/95, 23 778, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven, wordt in artikel 1.3.7., eerste lid, van die wet de zinsnede «met aandacht voor de levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden» vervangen door: met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden.

ARTIKEL XV

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 11.8., eerste lid, vierde volzin, wordt de zinsnede «voorkomende levensbeschouwelijke en maatschappelijke stromingen» vervangen door: voorkomende godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke stromingen.

ARTIKEL XVI

De Monumentenwet 1988 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, onderdeel e, wordt de zinsnede «of parochie of van een kerkelijke instelling en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst» vervangen door: of van een genootschap op geestelijke grondslag of een zelfstandig onderdeel daarvan, en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of de levensovertuiging.

2. In artikel 18 wordt de zinsnede «voorzover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn» vervangen door: voorzover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in dat monument in het geding zijn.

HOOFDSTUK III. MINISTERIE VAN FINANCIËN

ARTIKEL XVII

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 53a, tweede lid, wordt de zinsnede «bedienaren van de godsdienst» vervangen door: bekleders van een geestelijk ambt.

ARTIKEL XVIII

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 63, wordt de zinsnede «bedienaren van de godsdienst» vervangen door: bekleders van een geestelijk ambt.

ARTIKEL XIX

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 20, tweede lid, wordt de zinsnede «kerkelijke diensten of godsdienstige plechtigheden» vervangen door: kerkelijke diensten dan wel godsdienstige of levensbeschouwelijke plechtigheden.

HOOFDSTUK IV. MINISTERIE VAN DEFENSIE

ARTIKEL XX

De Wet immunisatie militairen wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 5, eerste volzin, wordt de zinsnede «die op gronden ontleend aan zijn of haar godsdienstige of zedelijke overtuiging» vervangen door: die op gronden ontleend aan zijn of haar godsdienst, levensbeschouwing of zedelijke overtuiging.

ARTIKEL XXI

De Wet gewetensbezwaren militaire dienst wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 15, tweede lid, vervalt de zinsnede: «of een godsdienstig menslievend».

2. Artikel 19 komt te luiden:

Vrijstelling om reden genoemd in artikel 15, tweede lid, wordt met inachtneming van regelen bij algemene maatregel van bestuur te stellen, verleend.

HOOFDSTUK V. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

ARTIKEL XXII

De Winkelsluitingswet 1976 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 4, tweede lid, wordt de zinsnede «Indien de eigenaar of de beheerder van een winkel tot een kerkgenootschap behoort, dat de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houdt, of te goeder trouw verklaart een godsdienstige overtuiging te bezitten» vervangen door: Indien de eigenaar of beheerder van een winkel tot een kerkgenootschap behoort, dat de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houdt, of te goeder trouw verklaart een godsdienst te belijden of levensovertuiging te bezitten.

ARTIKEL XXIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van ruimere regels met betrekking tot de openingstijden van winkels (Winkeltijdenwet), (Kamerstukken II 1994/95, 24 226, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven, wordt in artikel 6 van deze wet de zinsnede «Indien de eigenaar of de beheerder van een winkel tot een kerkgenootschap behoort, dat de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houdt, of te goeder trouw verklaart een godsdienstige overtuiging te bezitten» vervangen door: Indien de eigenaar of beheerder van een winkel tot een kerkgenootschap behoort, dat de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houdt, of te goeder trouw verklaart een godsdienst te belijden of levensovertuiging te bezitten.

HOOFDSTUK VI. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL XXIV

De Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, derde volzin, komt te luiden:

Nietig is het beding, waarbij een werkgever verplicht wordt arbeiders van een bepaald ras of met een bepaalde godsdienst, levensbeschouwelijke- of politieke overtuiging of leden van een bepaalde vereniging in dienst te nemen of waarbij hij zich verplicht, te weigeren hen in dienst te nemen.

ARTIKEL XXV

De Noodwet Arbeidsvoorziening wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 50, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. bekleders van een geestelijk ambt of diegenen die een opleiding tot een dergelijk ambt volgen;

HOOFDSTUK VII. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL XXVI

De Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 3, tweede en derde lid, wordt steeds de zinsnede «een bedienaar van den godsdienst» vervangen door: een bekleder van een geestelijk ambt.

ARTIKEL XXVII

De Noodwet geneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 37, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. bekleders van een geestelijk ambt of diegenen die een opleiding tot een zodanig ambt volgen;

ARTIKEL XXVIII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Naar boven