nr. 51
MEMORIE VAN TOELICHTING
Op 14 maart 1996 gaven 34 leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, de wens te kennen dat het op 18 juli 1995 te 's-Gravenhage tot
stand gekomen Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting
en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen
naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage
op 18 mei 1977, overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal bij brieven
van 15 februari 1996, Kamerstukken I/II 1995/96, 24 610, nr. 1, aan de
uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen,
het onderhavige voorstel van wet strekt daartoe.
Ter toelichting verwijzen wij naar de toelichtende nota die bij bovengenoemde
brieven was gevoegd.
Ter nadere toelichting merken wij op dat de terugwerkende kracht die aan
het onderhavige Protocol wordt toegekend niet kan worden gezien als een wijziging
in het beleid inzake terugwerkende kracht zoals dat reeds door de ambtsvoorgangers
van de eerstondergetekende naar buiten is gebracht. Dit beleid houdt in dat
geen terugwerkende kracht mag worden gegeven aan maatregelen welke een verzwaring
van de belastingheffing betekenen, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking
van deze regel rechtvaardigen. Een bijzondere omstandigheid die terugwerkende
kracht rechtvaardigt bestaat indien een wijziging van een wet of belastingverdrag
tot doel heeft misbruik te bestrijden. Aan het tegengaan van ongewenst en
oneigenlijk gebruik van fiscale stelsels door middel van gekunstelde belastingbesparende
constructies wordt door de regering zeer veel belang gehecht, omdat het zeer
onwenselijk wordt geacht dat de budgettaire kaders van het regeerakkoord door
misbruik worden belast.
Door Nederland is tijdens de onderhandelingen over het onderhavige wijzigingsprotocol
bewust gekozen voor een terugwerkende kracht omdat de wijzigingen
die zijn opgenomen in het Protocol als doen hebben misbruik van het belastingverdrag
te bestrijden.
Het wijzigingsprotocol is door de Malteze regering en het Malteze parlement
reeds goedgekeurd. In Malta is de terugwerkende kracht derhalve geen beletsel
gebleken; dit hoewel de terugwerkende kracht met name de positie van inwoners
van Malta zal raken. De Raad van State heeft overigens geen opmerking gemaakt
bij de terugwerkende kracht van het wijzigingsprotocol.
Binnen de in het Protocol vastgelegde maatregelen ter bestrijding van
verdragsmisbruik kan het volgende onderscheid worden gemaakt. Ten eerste is
er een categorie wijzigingen die beoogt verdragsmisbruik te bestrijden, dat
zich voordoet als gevolg van het feit dat Malta na de totstandkoming van de
Overeenkomst van 1977 een aantal begunstigende belastingregimes heeft ingevoerd,
onder andere de «Malta International Business Activities Act»,
de «Offshore Trust Act» en de «Investment Services Act».
Deze categorie antimisbruik maatregelen kan worden beschouwd als specifiek
voor de Overeenkomst met Malta. Met de bovengenoemde Malteze wetgeving is
door Malta bewust – in strijd met doel en strekking – het belastingverdrag
benut om belastingbesparende constructies op te zetten. Deze vorm van misbruik
is zo ernstig en voor degenen die er gebruik van hebben gemaakt zo duidelijk
herkenbaar dat er geen aanleiding is om de terugwerkende kracht van deze reparaties
op enigerlei wijze te beperken. Hiervoor is al opgemerkt dat Malta dit heeft
geaccepteerd.
Daarnaast is er een categorie wijzigingen die beoogt de volledige of vrijwel
volledige onbelastbaarheid van bepaalde inkomens- en vermogensbestanddelen
te vermijden. Een voorbeeld hiervan is de wijziging met betrekking tot de
afkoop van pensioenen en lijfrenten. Deze wijzigingen kunnen worden beschouwd
als algemene anti-misbruik bepalingen; zij zijn in overeenstemming met het
Nederlandse verdragsbeleid en zijn door Malta volledig geaccepteerd. Er is
geen aanleiding om deze wijzigingen op een later tijdstip te doen ingaan.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo