24 609
Intergouvernementele Conferentie

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 maart 1997

Bijgaand treft U aan een kort overzicht van de stand van zaken in de IGC-onderhandelingen t.b.v. het Algemeen Overleg van donderdag 20 maart a.s. om 16.00–18.00 uur.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

IGC – STAND VAN ZAKEN D.D. 14/3/1997

Justitiële en binnenlandse zaken

Behandeld tijdens de IGC-zitting van 3/4 maart jl.

Tijdens deze zitting bespraken de Persoonlijk Vertegenwoordigers het werkdocument met ontwerp-verdragsteksten, dat op 24 februari jl. door de Ministeriële zitting was besproken. De meeste lidstaten steunden de benadering van het Voorzitterschap waarin in een algemene doelstelling de onderlinge samenhang tussen het beleid inzake vrij verkeer van personen (de opheffing van de binnengrenscontroles) en de interne veiligheid van personen (politiële en justitiële samenwerking) tot uitdrukking komt. Een meerderheid lijkt in beginsel voorstander van overheveling van het beleid inzake vrij verkeer van personen naar de eerste pijler, en behoud van politiële en justitiële samenwerking in de derde pijler.

Enkele delegaties wensen de samenhang tussen de opheffing van de binnengrenzen en de uitvoering van maatregelen ter bevordering van de interne veiligheid sterker te benadrukken.

Een meerderheid onder de lidstaten bepleit ook overheveling van de douanesamenwerking naar de eerste pijler. Ettelijke lidstaten bepleiten harmonisering van onderdelen van strafrechtelijke samenwerking, zij het dat de meesten dit zien in het kader van de derde pijler, dus in meer intergouvernementele context.

Er is brede steun voor opname van bestrijding van racisme en xenofobie als doelstelling. V.w.b. de politiële samenwerking worden de resultaten afgewacht van de Groep Hoge Ambtenaren inzake criminaliteitsbestrijding, die door de ER van Dublin in het leven is geroepen.

Er bestond een ruime mate van steun voor een versterking van art. 129 EG inzake de preventie van drugsverslaving en het terugdringen van de vraag. Anderzijds blijven lidstaten de bestrijding van de illegale handel in drugs tot het domein van de derde pijler rekenen.

V.w.b. de besluitvormingsprocedures zij verwezen naar het verslag van de Ministeriële IGC-zitting van 24 februari jl., dat U op 27 februari toeging.

Grondrechten en non-discriminatie

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 3/4 maart jl.

V.w.b. de rechterlijke toetsing van de eerbiediging van de grondrechten zijn er nog steeds twee kampen te onderscheiden. Een deel van de lidstaten blijft voorstander van toetreding tot het EVRM, niettegenstaande de juridische en institutionele obstakels die zich daarbij zouden voordoen. De overige lidstaten geven de voorkeur aan versterking van de rechtsmacht van het EG-hof. Sommige van deze lidstaten steunen het voorstel van het Voorzitterschap, dat de hofbevoegdheid tevens wil toepassen op de tweede en derde pijler. Anderen geven de voorkeur aan de formule in de Dublin-tekst, die zich beperkt tot een bevoegdheidverklaring van het Hof in de eerste pijler.

V.w.b. de non-discriminatiebepaling bestond er steun voor het Voorzitterschapsvoorstel de Dublin-tekst zodanig te verbeteren, dat rechtstreekse werking geheel wordt uitgesloten. V.w.b. de discriminatiegronden tekent zich een ruime meerderheid af voor het noemen van ras, religie, geslacht en handicap.

Een meerderheid van de lidstaten is voor versterking van het principe gelijkheid van mannen en vrouwen in het Verdrag, zowel in de algemene bepalingen, als in de bepaling inzake gelijke beloning (art. 119 EG-Verdrag).

Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 10/11 maart jl.

Verschillende lidstaten wensen de sturende rol van de Europese Raad op hoofdlijnen van het GBVB te versterken.

Alle lidstaten stemmen in met het voorstel in de Dublin-tekst om over defensiegerelateerde besluiten met unanimiteit te besluiten. Er is bij een meerderheid steun voor de gedachte om over uitvoeringsbesluiten en gemeenschappelijke standpunten met gekwalificeerde meerderheid te besluiten. De formule van «constructieve onthouding» is algemeen aanvaard.

De meeste lidstaten wensen de SG van de Raad als nieuwe prominente GBVB-functionaris en tevens hoofd van de plannings- en analyse eenheid. Andere lidstaten opteren voor een hoge GBVB-functionaris die separaat van, maar nauw gelieerd met het Raadssecretariaat opereert. Alle lidstaten zijn het er over eens dat de nieuwe functionaris dient te handelen op mandaat van de Raad.

V.w.b. de defensiesamenwerking stemmen alle lidstaten in met opname van de Petersbergtaken (humanitaire en reddingsoperaties, peacekeeping en peacemaking) in het Verdrag. Een meerderheid van de lidstaten bepleit een minder restrictieve formulering dan die in de Dublin-tekst inzake de deelname van de EU-lidstaten die waarnemer zijn bij de WEU aan planning en besluitvorming inzake WEU-operaties, waaraan zij troepen bijdragen.

V.w.b. de institutionele banden tussen de EU en de WEU lopen de meningen uiteen. Verschillende lidstaten wensen het perspectief op integratie van de WEU in de EU in de tekst op te nemen. Anderen verzetten zich daartegen.

Extern economisch beleid

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 10/11 maart jl.

Een meerderheid betoonde zich in beginsel voorstander van versterking van het extern EG-optreden op het vlak van diensten, intellectueel eigendom en directe buitenlandse investeringen. Of een nieuw artikel 113 A, zoals voorgesteld in de Dublin-tekst haalbaar is, is de vraag. Invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid op dit terrein is controversieel. Lidstaten wensen meer zekerheid dat dit geen overdracht van interne bevoegdheden van de lidstaten naar de Gemeenschap met zich mee zal brengen.

Flexibiliteit

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 10/11 maart jl.

Een ruime meerderheid onder de lidstaten betoont zich voorstander van een algemene flexibiliteitsclausule, met specifieke bepalingen voor de drie pijlers. Benadrukt wordt dat flexibiliteit een laatste redmiddel moet zijn. Een kleine minderheid blijft zeer kritisch t.a.v. grotere mogelijkheden tot flexibiliteit in het Verdrag.

Onder de voorstanders leven nog zeer verschillende denkbeelden omtrent b.v. de rol van de Commissie. Deze krijgt in de voorzitterschapsvoorstellen een belangrijke rol als hoedster van het verdrag toebedeeld. Sommigen vinden deze te ver gaan, anderen bepleitten een exclusief initiatiefrecht voor de Commissie. Voorts lopen de meningen uiteen over de vraag hoe over het van start gaan van versterkte samenwerking moet worden besloten, met gekwalificeerde meerderheid dan wel unanimiteit.

Verschillende andere belangrijke vragen behoeven nog nadere uitwerking, zoals die van de rol van het EP (een meerderheid van lidstaten is tegen opsplitsing van het EP) en de garanties dat «outs» zich later bij de versterkte samenwerking kunnen voegen.

Omvang en functioneren van de Commissie

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 10/11 maart jl.

Discussie vond plaats op basis van een door de Commissie zelf opgestelde notitie, waarin het streven naar een doelmatige interne organisatie van de Commissie centraal staat. Veel nadruk wordt gelegd op de versterking van de rol van de Voorzitter. De versterking van de invloed van het EP via het recht de Commissievoorzitter formeel te benoemen werd door verschillende delegaties ervaren als een ongewenste machtsvergroting van het EP.

Subsidiariteit, kwaliteit van de wetgeving

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 10/11 maart jl.

Er is brede steun voor het opnemen van een subsidiariteitsprotocol, zoals in de Dublin-schets wordt voorgesteld, maar nog niet over de inhoud ervan. Verschillende lidstaten bepleiten een rol voor het Comité van de Regio's, anderen een rol voor de nationale parlementen (Nederland e.a. ) of de COSAC. Ook wordt aangedrongen op een grotere motiveringsplicht van de Commissie. Een tweetal lidstaten verzet zich tegen een juridisch bindend instrument en kan alleen een verklaring bij het Verdrag aanvaarden.

Het EG Hof van Justitie

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 10/11 maart jl.

De voorstellen in de Ierse schets ter verbetering van de interne organisatie van het Hof krijgen i.h.a. brede steun.

Het voorstel van het VK tot het instellen van een interne beroepsprocedure tegen Hofuitspraken wordt door geen enkele lidstaat gesteund. Hetzelfde geldt voor het voorstel om in het verdrag de mogelijkheid op te nemen tot versnelde prejudiciële procedures. Wel is er enige steun voor het voorstel in het verdrag te bepalen dat het Hof de terugwerkende kracht van zijn uitspraken kan beperken, alsmede welke criteria gelden voor de aansprakelijkheid van lidstaten.

Rekenkamer, Comité van de Regio's

Behandeld tijdens de IGC-zitting d.d. 10/11 maart jl.

Er bestaat brede overeenstemming over de noodzaak tot versterking van de bevoegdheden van de Rekenkamer. Het gaat daarbij o.a. over de toekenning van een klachtrecht bij het Hof en het expliciteren van de bevoegdheid tot controleren van gemeenschapsmiddelen, ongeacht het EU-orgaan dat deze beheert.

Over het Regio-comité lopen de meningen meer uiteen. Sommige delegaties verzetten zich tegen de toekenning van een eigen secretariaat, zoals voorgesteld in de Dublin-tekst. Anderen hebben vergaande voorstellen ter versterking van het comité, zoals toekenning van klachtrecht bij het Hof, verheffing tot instelling en aanzienlijke uitbreiding van het adviesrecht).

Naar boven