24 606
Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, in de aanspraken op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en tijdelijke regeling van de subsidiëring van verzorgingshuizen door de Ziekenfondsraad (Overgangswet verzorgingshuizen)

nr. 14
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 juni 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

De tweede zin van artikel 2, tweede lid, komt te luiden: Het bedrag en de bedragen die beschikbaar zijn kunnen tussentijds worden gewijzigd met de som van de bedragen die verband houden met de omzetting van capaciteit van verzorgingshuizen in capaciteit voor verpleeghuizen als omschreven bij of krachtens de Wet ziekenhuisvoorzieningen en de omzetting van capaciteit van die verpleeghuizen in capaciteit voor verzorgingshuizen.

B

In artikel 4, tweede lid, wordt de tekst na «een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon,» vervangen door: die een instelling opgenomen in een plan exploiteert welke instelling voorziet in zorg als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en ten behoeve van welke instelling onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van enig artikel van deze wet subsidie verleend werd in de kosten van dienstverlening als bedoeld in de artikelen 2b of 2c van de Wet op de bejaardenoorden.

C

Na artikel 5 worden twee nieuwe artikelen 5a en 5b toegevoegd, luidende:

Artikel 5a

In afwijking van een plan, kan de Ziekenfondsraad subsidie verlenen ten behoeve van een verzorgingshuis, voor zover met omzetting van capaciteit van een verpleeghuis als omschreven bij of krachtens de Wet ziekenhuisvoorzieningen in capaciteit voor een verzorgingshuis naar zijn oordeel in een tekort aan laatstgenoemde capaciteit in de regio kan worden voorzien.

Artikel 5b

In afwijking van een plan, kan de Ziekenfondsraad voor zover daardoor in een tekort aan capaciteit voor verzorgingshuizen in de regio kan worden voorzien en, indien dit niet ten koste gaat van de voor subsidiëring van de in dat plan opgenomen capaciteit van verzorgingshuizen benodigde bedragen, subsidie verlenen ten behoeve van de voortzetting van de exploitatie van een verzorgingshuis waarvan in dat plan sluiting of vermindering van de capaciteit is voorzien.

D

In artikel 6 vervalt de tweede zin.

E

Onder vernummering van artikel 6a in artikel 6b wordt een nieuw artikel 6a toegevoegd, luidende:

Artikel 6a

Besluiten van de Ziekenfondsraad, welke niet in overeenstemming zijn met de in een plan opgenomen capaciteit, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

F

In artikel 7 wordt na «indien het verzorgingshuis» toegevoegd: of de instelling, bedoeld in artikel 4, tweede lid,.

G

Na artikel 16 wordt een nieuw artikel 16a toegevoegd, luidende:

Artikel 16a

Voor 1 januari 1999 brengt Onze Minister aan de beide Kamers der Staten-Generaal verslag uit over de wijze waarop de zorg, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in de aanspraken op zorg, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, kan worden opgenomen.

H

Onder wijziging van de aanduiding van de onderdelen B en C in de onderdelen C en D, wordt in artikel 26 een nieuw onderdeel B ingevoegd, luidende:

B

In artikel 8h wordt na «van de Wet ziekenhuisvoorzieningen is getroffen» toegevoegd: of een omzetting van capaciteit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Overgangswet verzorgingshuizen is gerealiseerd.

I

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

Artikel 1, derde lid, onderdeel b, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen komt te luiden:

b. een verzorgingshuis als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Overgangswet verzorgingshuizen, behoudens voor zover het betreft een verpleegafdeling van het verzorgingshuis;.

J

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, derde lid, wordt «de zorg die verstrekt wordt» vervangen door: de zorg en voorzieningen die verstrekt worden.

B

In artikel 8h vervalt: of een omzetting van capaciteit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Overgangswet verzorgingshuizen is gerealiseerd.

K

Artikel 61, derde lid, vervalt.

Toelichting

Onderdelen A, C, H en J

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in eerste termijn is vanuit verscheidene fracties gepleit voor een meer integrale benadering van de verschillende vormen van ouderenzorg in de overgangsperiode en voor meer ruimte om verschuivingen aan te brengen tussen (de financiering en planning van) deze vormen van ouderenzorg op regionaal niveau. In dat kader is bezien of er vanuit het wetsvoorstel Overgangswet verzorgingshuizen en de overige op dergelijke verschuivingen van toepassing zijnde regelgeving belemmeringen konden worden weggenomen. Dit heeft erin geresulteerd, dat het wetsvoorstel op een aantal punten is gewijzigd. Artikel 2 bood al de mogelijkheid dat er een bedrag per provincie of regio beschikbaar werd gesteld en dat deze bedragen tussentijds konden worden gewijzigd als gevolg van omzettingen van capaciteit van verzorgingshuizen in capaciteit voor verpleeghuizen. Hoewel naar verwachting tijdens de overgangsperiode er vooral behoefte zal zijn aan dergelijke omzettingen, kan het omgekeerde toch ook niet uitgesloten worden. Daarom is in het wetsvoorstel mogelijk gemaakt dat het bedrag tussentijds ook gewijzigd kan worden als gevolg van omzettingen van voor verpleeghuis beschikbare capaciteit in capaciteit voor verzorgingshuizen.

Daarnaast had de aanvankelijk voorgestelde tekst van het wetsvoorstel tot gevolg, dat het plan een belemmering zou kunnen zijn voor de omzetting van verpleeghuiscapaciteit in verzorgingshuiscapaciteit. Immers deze laatste capaciteit zou niet in het plan opgenomen zijn. Om deze reden is artikel 5a in het wetsvoorstel opgenomen. Uiteraard is het ook mogelijk dat het initiatief voor een dergelijke omzetting vanuit de instelling zelf komt. In deze situatie behoeft in dit artikel echter niet afzonderlijk te worden voorzien. In dat geval zal de instelling via de Wzv de toestemming voor een dergelijke omzetting regelen en zodra met de bouw kan worden begonnen, zal de financiering van een en ander via de Wtg verlopen en niet meer via de Overgangswet verzorgingshuizen. Immers, indien een verzorgingshuis om welke reden dan ook een deel van de in een plan voor verzorgingshuizen opgenomen capaciteit niet langer benut en wenst te benutten ten behoeve van de zorg waarvoor deze bestemd was, zal het verzorgingshuis voor dat deel van haar capaciteit geen subsidie op grond van de Overgangswet verzorgingshuizen ontvangen. Daarnaast voorziet artikel 2 er al in dat de met een dergelijke omzetting gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op voor de subsidiëring van verzorgingshuizen beschikbare gestelde bedragen en dientengevolge toegevoegd kunnen worden aan de voor verpleeghuizen beschikbare financiële kaders.

Uiteraard zal de eventuele omzetting van capaciteit, met het oog op de noodzakelijke kostenbeheersing, dienen te passen binnen de financiële kaders. Dat wil zeggen dat de exploitatiegevolgen van investeringsbeslissingen in dit kader moeten passen in de exploitatiekaders van de desbetreffende zorgsectoren.

De in het kader van de Wzv te volgen procedures zullen zo eenvoudig mogelijk gehouden worden. Bovendien zal – mede in het belang van alle bij dergelijke omzettingen betrokken partijen – er naar gestreefd worden de in het kader van de Wzv en de Overgangswet verzorgingshuizen te volgen procedures niet volgtijdelijk, maar zoveel mogelijk gelijktijdig te laten plaatsvinden. Bovendien wordt het niet wenselijk geacht dat bij omzettingen van capaciteit de instellingen het toelatingstraject van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) opnieuw moeten doorlopen. De voorgestelde wijziging van artikel 8h van de AWBZ beoogt dit te voorkomen.

In verband met het voortzetten van de verevening en daaruit voortvloeiende sluitingen en vermindering van capaciteit van verzorgingshuizen, terwijl mogelijkerwijs deze capaciteit ingezet kan worden voor een tekort aan capaciteit in de verpleeghuissector, is daarnaast gepleit voor het voorkomen van kapitaalvernietiging. Aan deze wens wordt in zoverre tegemoet gekomen, dat, indien naast de voor uitvoering van plannen benodigde middelen er voldoende middelen overblijven, deze middelen ingezet kunnen worden ter voorkoming van in een plan opgenomen sluitingen of verminderingen van capaciteit. Artikel 5b strekt daartoe.

Voor alle duidelijkheid wordt nogmaals benadrukt dat met het oog op de kostenbeheersing de hiervoor aangegeven mogelijkheden om tussen zorg in een verzorgingshuis en verpleeghuiszorg te kunnen schuiven, zich dient af te spelen binnen het gegeven financiële kader. De aanwendingsmogelijkheden worden wel is waar vergroot, doch het totaal kader verandert niet.

Onderdelen B, F en I

Het betreft hier een drietal technische correcties. De correctie, opgenomen in onderdeel B was wenselijk, omdat de in het plan opgenomen rechtspersoon niet zozeer van belang is als wel de instelling die in de zorg voorziet. De toevoeging van artikel 4, tweede lid, maakte ook aanpassing van artikel 7 noodzakelijk. In artikel 1, derde lid, van de Wzv, was eenmaal verzuimd om het begrip bejaardenoord te vervangen door het begrip verzorgingshuis.

Onderdelen D en E

Tijdens de behandeling in eerste termijn van het onderhavige wetsvoorstel is door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegd, dat in het wetsvoorstel vastgelegd zou worden, dat de Ziekenfondsraad in alle gevallen waarbij zij bij haar subsidiëring af wil wijken van de in plannen opgenomen capaciteit de toestemming van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zou behoeven. De in de onderdelen D en E opgenomen wijzigingen strekken hiertoe. Overigens wordt opgemerkt, dat een dergelijke goedkeuring niet per definitie per afzonderlijk geval aan het ministerie behoeft te worden voorgelegd.

Onderdelen G en K

In de eerste termijn van de behandeling van het wetsvoorstel bleek dat de in artikel 61, derde lid, opgenomen voorhangprocedure bij de fractie van de PvdA en die van D66 op de nodige weerstanden stuitte. Zij meenden dat de op grond van artikel 6, achtste lid, van de AWBZ geldende voorhangprocedure voldoende zekerheid bood dat te zijner tijd met de Tweede Kamer overleg gevoerd zou worden over de opname van de zorg, verleend door verzorgingshuizen, in de aanspraken op grond van de AWBZ. Op zichzelf is dit juist, maar dit voorkomt niet dat een dergelijke maatregel mogelijkerwijs op een zodanig laat tijdstip aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd, dat de uit het overleg met de Tweede Kamer voortvloeiende wijzigingen van wetgeving niet tijdig, voor 1 januari 2001, kunnen worden afgerond. Om die reden was dan ook voorzien in de voorhangprocedure van artikel 61, derde lid. Met name door de fractie van de VVD werd een garantie gevraagd dat het rapport van de Commissie Second opinion nader aan de orde zou komen voordat de zorg, verleend in verzorgingshuizen, opgenomen zou zijn in de aanspraken op grond van de AWBZ. De voorhangprocedure van artikel 61, derde lid, bood deze garantie. Nu evenwel deze voorhangprocedure bij een aantal fracties van de Tweede Kamer op bezwaren stuit, omdat daarmee onbedoeld het vervolgtraject van de overgang naar de AWBZ in gevaar zou kunnen komen, is gezocht naar andere mogelijkheden om aan de wensen vanuit de Tweede Kamer te voldoen. Voorgesteld wordt om artikel 61, derde lid, te laten vervallen. Om toch te garanderen dat de zorg, verleend in verzorgingshuizen, niet in de AWBZ wordt opgenomen, voordat het rapport van de Commissie second opinion nader onderwerp van overleg kan vormen in de Tweede Kamer is artikel 16a in het wetsvoorstel toegevoegd. Mocht op grond van het in dat artikel bedoelde verslag en het nadien daarover gevoerde overleg met de Tweede Kamer, blijken dat wetswijziging wenselijk of noodzakelijk is dan is daarvoor nadien nog de benodigde tijd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Naar boven