24 606
Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, in de aanspraken op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en tijdelijke regeling van de subsidiëring van verzorgingshuizen door de Ziekenfondsraad (Overgangswet verzorgingshuizen)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 juni 1996

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef van artikel 2, eerste lid, wordt «aan» vervangen door: ten behoeve van.

b. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Het bedrag en de bedragen die beschikbaar zijn, kunnen tussentijds worden verlaagd met de som van de bedragen die verband houden met de omzetting van capaciteit van verzorgingshuizen in capaciteit van verpleeghuizen.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Een tweede lid wordt toegevoegd, luidende:

2. Met een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld, een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, opgenomen in een plan, die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van enig artikel van deze wet, subsidie ontving in de kosten van dienstverlening als bedoeld in de artikelen 2b en 2c van de Wet op de bejaardenoorden.

C

Na artikel 6 wordt een nieuw artikel 6a toegevoegd, luidende:

Artikel 6a

Indien de Ziekenfondsraad voornemens is bij de subsidieverlening af te wijken van een plan, vraagt hij ter zake het in artikel 13 bedoelde oordeel.

D

In artikel 13 wordt na «over de voornemens van de Ziekenfondsraad betreffende» toegevoegd: afwijkingen van een plan en.

E

Artikel 22, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. terstond, indien uit de in het eerste lid, onder b, bedoelde verklaring blijkt dat overschotten of een deel daarvan niet meer aangewend worden voor de uitvoering van artikel 21 en het eerste lid van dit artikel.

F

Onder wijziging van de aanduiding van de onderdelen A en B in de onderdelen B en C wordt in artikel 26 een nieuw onderdeel A, toegevoegd, luidende:

A

Artikel 6, derde lid, eerste zin, komt te luiden:

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan als voorwaarde voor het verkrijgen van een verstrekking worden gesteld dat de verzekerde bijdraagt in de kosten daarvan: de bijdrage kan verschillen naar gelang de groep waartoe de verzekerde behoort en de zorg die verstrekt wordt en mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen van de verzekerde en diens echtgenoot.

G

In artikel 26, onderdeel B (nieuw), wordt artikel 9a gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt na «een onafhankelijk indicatieorgaan werkzaam is, dat» toegevoegd: kosteloos.

b. In het tweede lid wordt na «de heroverweging van beoordelingen als bedoeld in het eerste lid» toegevoegd: en gegevens die Onze Minister voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs behoeft.

H

Na artikel 31a wordt een artikel 31b toegevoegd, luidende:

Artikel 31b

Artikel XIII van de Wet van 15 december 1988, houdende invoering van een gedeeltelijk nominale premie in de ziekenfondsverzekering, uitbreiding van het verstrekkingenpakket van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enige andere wijzigingen in de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen in enige andere wetten en regelingen met betrekking tot de sociale zekerheid en de belastingwetgeving (Stb. 610), vervalt.

I

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

In artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt «de zorg die verstrekt wordt» vervangen door: de zorg en voorzieningen die verstrekt worden.

J

Artikel 47 vervalt.

K

Aan artikel 61 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Een ontwerp van een koninklijk besluit tot regeling van de inwerkingtreding van de artikelen 20 en 42 tot en met 60 wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Indien, binnen vier weken na de overlegging, door of namens een der Kamers der Staten-Generaal de wens te kennen wordt gegeven dat de in die artikelen geregelde onderwerpen niet dan na wijziging in werking mogen treden, treden deze artikelen niet op het beoogde tijdstip in werking en blijven de artikelen 1 tot en met 19 van toepassing, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur voorzieningen worden getroffen in verband met het ontbreken van plannen na 31 december 2000. Alsdan wordt een voorstel van wet tot regeling van die onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een jaar ingediend.

Toelichting

Onderdeel A

De wijziging onder a betreft een technische correctie. Subsidie wordt immers verstrekt aan privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen (artikel 4) en dit geschiedt ten behoeve van verzorgingshuizen.

De wijziging onder b heeft betrekking op hetgeen tijdens het Algemeen overleg van 10 juni 1996 inzake onder meer het onderwerp modernisering ouderenzorg door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is voorgesteld ter voorkoming van kapitaalvernietiging bij verzorgingshuizen, namelijk de omzetting van capaciteit van verzorgingshuizen in zogenaamde «verpleeghuisunits». De bedragen die hiermee gemoeid zijn zullen in mindering worden gebracht op het bedrag, dan wel de bedragen, bedoeld in artikel 2, en worden toegevoegd aan de voor verpleeghuizen beschikbare middelen.

Onderdeel B

Nadat in het wetsvoorstel opgenomen is dat de Ziekenfondsraad belast is met de subsidiëring van zorg, welke op dit moment op grond van de artikelen 2b en 2c van de Wet op de bejaardenoorden (Wbo) gesubsidieerd wordt, is gebleken dat er ook instellingen gesubsidieerd worden die geen verzorgingshuis exploiteren en waarvoor provincies een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven. Zonder wijziging van de tekst van het wetsvoorstel zouden deze instellingen met ingang van 1 januari 1997 geen subsidie meer kunnen ontvangen. Hoewel deze handelwijze van de provincie in strijd met de Wbo geacht wordt, is er voor gekozen deze instellingen niet de dupe hiervan te laten worden. Het thans voorgestelde artikel 4 maakt het mogelijk dat deze instellingen ook na 1 januari 1997 subsidie kunnen ontvangen van de Ziekenfondsraad.

Onderdelen C en D

De in deze onderdelen voorgestelde wijzigingen strekken daartoe dat expliciet bepaald wordt dat de Ziekenfondsraad verplicht is het oordeel van de provincies en grote steden te vragen bij afwijking van plannen. Provincies en grote steden kunnen bij hun beoordeling dan de provinciale plannen in samenhang bezien met de bouwprioriteiten verpleeghuizen in die gebieden. Hun beoordeling kan zodoende fungeren als een regiovisie.

Onderdeel E

Het betreft hier een technische correctie.

Onderdelen F en I

Het voornemen is om met betrekking tot de bijdragen die verschuldigd zijn voor zowel de verzorgingshuizen als de aanspraken op zorg, op grond van artikel 6, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) één algemene maatregel van bestuur op te stellen. Op dit moment is op grond van de tekst van artikel 6, derde lid, van de AWBZ, een enkele bepaling inzake de verschuldigde bijdragen voor AWBZ-zorg opgenomen in het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering en zijn de meeste bepalingen die betrekking hebben op de bijdrage opgenomen in een ministeriële regeling, namelijk de Bijdrageregeling intramurale zorg AWBZ. Het voornemen is om meer bepalingen inzake de bijdrage op het niveau van de algemene maatregel van bestuur op te nemen. Indien die bepalingen en de bepalingen omtrent de bijdrage van degene die zorg ontvangen van een verzorgingshuis alle in het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering opgenomen zouden worden, wordt dit besluit er niet overzichtelijker op. Daarom wordt voorgesteld de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 6, derde lid, los te koppelen van de algemene maatregel op grond van het eerste lid, van artikel 6.

Onderdeel G

Onlangs is gebleken dat een aantal gemeenten een aanzienlijke bijdrage vragen voor een indicatieadvies. Dit wordt door ons niet wenselijk gevonden. Om die reden is in artikel 9a van de AWBZ bepaald dat de indicatiebeoordeling door gemeenten kosteloos moet geschieden.

Omdat wij het ten behoeve van het door het Ministerie van VWS te voeren beleid wenselijk vonden om over cijfermatige gegevens inzake de indicatiebeoordelingen te kunnen beschikken, is in het tweede lid van artikel 9a van de AWBZ een basis hiervoor neergelegd.

Onderdeel H en J

Artikel XIII, van de Wet van 15 december 1988, houdende invoering van een gedeeltelijk nominale premie in de ziekenfondsverzekering, uitbreiding van het verstrekkingenpakket van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enige andere wijzigingen in de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen in enige andere wetten en regelingen met betrekking tot de sociale zekerheid en de belastingwetgeving (Stb. 610), dateert uit de tijd dat aan individuele verzekeraars de uitvoering van de AWBZ werd opgelegd. Inmiddels is deze opvatting verlaten. Bovendien wil het kabinet ook de mogelijkheid hebben om met betrekking tot zorg die onder de aanspraken op grond van de AWBZ gebracht wordt de verbindingskantoren en het CAK werkzaamheden te laten uitvoeren. Om die reden lijkt het ons bij nader inzien wenselijk artikel XIII van bedoelde wet te laten vervallen en niet alleen buiten toepassing te verklaren voor de situatie dat de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging, in een verzorgingshuis onder de aanspraken op grond van artikel 6 van de AWBZ gebracht wordt.

Onderdeel K

In artikel 20 en de artikelen 42 tot en met 60 is het opnemen van duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis als aanspraak in de AWBZ geregeld. In het parlement is de wens uitgesproken om te blijven streven naar het op termijn mogelijk maken van het scheiden van wonen en zorg, in ieder geval bij verzorgingshuizen. Zonder nadere regeling zou de aanspraak op duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, dus inclusief de woonfunctie van verzorgingshuizen, automatisch uiterlijk op 1 januari 2001 in werking treden. Ten einde zeker te stellen dat alvorens overgegaan wordt tot realisering van deze aanspraak er een debat zal plaatsvinden met het parlement over de implementatie van het scheiden van wonen en zorg is aan artikel 61 een derde lid toegevoegd dat regelt dat een ontwerp koninklijk besluit tot inwerkingtreding van bedoelde artikelen gedurende een periode van vier weken dient voor te hangen bij het parlement. Dat geeft het parlement de gelegenheid te beslissen of het gezien de stand van zaken met betrekking tot het scheiden van wonen en zorg aangewezen is de aanspraak onverkort te realiseren dan wel dat wijzigingen dienen te worden aangebracht of het tijdstip van inwerkingtreding dient te worden aangepast. Om technisch in die laatst genoemde mogelijkheid te voorzien is in het artikellid tevens geregeld dat in dat geval de subsidiëring door de Ziekenfondsraad doorloopt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Naar boven