24 604
Wijziging van de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer (herstel van enige onvolkomenheden)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING, ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. Voorstel van wet

– Artikel I, onderdeel E, eerste lid, luidde: In het tweede lid wordt «de artikelen 76, derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: artikel 76, derde lid, en vierde lid.

– Artikel I, onderdeel H, luidde:

H

Artikel 88, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd.

1. In onderdeel a wordt «artikel 38, vierde lid,» vervangen door «artikel 38, vierde en vijfde lid,» en «43 tot en met 50, 52» door : 43 tot en met 52.

2. In onderdeel b wordt «de artikelen 4.14, tweede lid, onder a, 1, en 4.15, tweede lid, van de Wet milieubeheer» vervangen door: de artikelen 4.14, eerste lid, en tweede lid, onder a, onder 1°, en onder b, voor zover het de activiteiten, bedoeld onder a, onder 1°, betreft, en 4.15, tweede lid, van de Wet milieubeheer.

– Artikel I bevatte een onderdeel J, dat luidde:

J

In artikel 91 vervalt voor de bestaande tekst de aanduiding «1»

– In artikel I, onderdeel K, ontbrak de zinsnede «tweede lid» na: artikel 96.

II. Memorie van toelichting

– In de toelichting op artikel I, de onderdelen D, E en G, onder a, ontbrak na de zin die eindigt met de woorden «zonder dat nieuwe verdergaande elementen worden toegevoegd» de volgende passage:

In concreto houdt deze toetsing het volgende in. Bij de aanpak van een geval van ernstige verontreiniging zijn in algemene zin drie fasen te onderscheiden, te weten een onderzoeksfase, een planvormingsfase en een uitvoeringsfase.

Bij de doelmatigheidstoetsing ligt het accent op de uitvoeringsfase. Dat houdt in, dat op grond van een door de budgethouder aangeboden evaluatierapport aanpak en resultaat van de uitvoering worden vergeleken met het voor de sanering opgestelde saneringsplan. Het eindresultaat van de sanering dient dus in technische, milieuhygiënische en financiële zin binnen de marges te blijven die in het saneringsplan zijn aangegeven. Indien dit niet het geval blijkt te zijn, is een onderbouwing van de geconstateerde afwijking(en) noodzakelijk.

– In de toelichting op artikel I, onderdeel H, ontbrak de laatste volzin en is de vindplaats van de Kaderwet bestuur in verandering geschrapt.

– De toelichting op artikel I, onderdeel I, luidde:

In de Wet versobering en harmonisatie externe adviesorganen VROM is de verplichte advisering door de Technische commissie bodembescherming met betrekking tot de voordracht van bepaalde op de Wet bodembescherming gebaseerde algemene maatregelen van bestuur afgeschaft. Abusievelijk is dit niet geschied ten aanzien van de in artikel 90, eerste lid, bedoelde vrijstelling bij algemene maatregel van bestuur van krachtens hoofdstuk III en hoofdstuk IV, paragraaf 3, gestelde regels, in het belang van de landsverdediging. Deze omissie wordt in artikel I, onderdeel J, hersteld.

– Onder hernoeming van de toelichting op artikel I, onderdelen K en L, tot toelichting op artikel I, onderdelen J en K, is de toelichting op artikel I, onderdeel J (oud) geschrapt.

Naar boven