Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24600 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24600 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot opneming in de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaart-verzekeringsbedrijf, de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet toezicht beleggingsinstellingen van bepalingen teneinde het bedrijfseconomische toezicht te versterken.
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is dat de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet toezicht beleggingsinstellingen worden aangepast aan richtlijn nr. 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 tot wijziging van de Richtlijnen 77/780/EEG en 89/646/EEG op het gebied van kredietinstellingen, de Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG op het gebied van het schadeverzekeringsbedrijf, de Richtlijnen 79/267/EEG en 92/96/EEG op het gebied van het levensverzekeringsbedrijf, Richtlijn 93/22/EEG op het gebied van beleggingsondernemingen en Richtlijn 85/611/EEG op het gebied van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), teneinde het bedrijfseconomische toezicht te versterken (PbEG L 168);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
Het woord «Gemeenschap» wordt gewijzigd in «Unie» in de artikelen 35, zesde lid, 67, eerste en tweede lid, 81, eerste lid, onder c en 112, tweede lid.
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komen de onderdelen h en i te luiden:
h. de Unie: de Europese Unie;
i. Lid-Staat: een staat die lid is van de Unie alsmede een staat, niet zijnde een lid-staat van de Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
2. Aan het eerste lid wordt – onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel n – een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:
1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie, die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep.
Aan artikel 9 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. De Bank kan tevens weigeren de vergunning te verlenen indien de onderneming of instelling tot een groep behoort en het adequaat uitoefenen van toezicht op die onderneming onderscheidenlijk instelling, naar het oordeel van de Bank, wordt belemmerd door het recht van een Staat, die niet een Lid-Staat is, dat van toepassing is op een groepsmaatschappij of natuurlijke persoon die tot de groep behoort.
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het eerste lid wordt – onder vernummering van de leden 2 tot en met 4 tot 3 tot en met 5 – een lid ingevoegd, luidende:
2. De personen die het dagelijks beleid van een kredietinstelling bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «tweede of derde lid» vervangen door: derde of vierde lid.
In artikel 15, eerste lid, onder d, wordt «artikel 9, eerste lid, onder b, c, d, e of f, of derde lid» vervangen door: artikel 9, eerste lid, onder b, c, d, e of f, derde of vierde lid.
Aan artikel 30 worden drie leden toegevoegd, luidende:
4. De accountant, bedoeld in het tweede lid, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid kennis heeft gekregen en die:
a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 6 zijn gesteld;
b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;
c. het voortbestaan van de kredietinstelling bedreigt; of
d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.
5. Op de accountant die naast zijn werkzaamheden voor de kredietinstelling ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het vierde lid, van overeenkomstige toepassing indien de kredietinstelling dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de kredietinstelling. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een kredietinstelling tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.
6. De accountant die op grond van het vierde of vijfde lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
Aan artikel 55 worden drie leden toegevoegd, luidende:
6. De accountant, bedoeld in het vijfde lid, meldt de Bank zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in het vijfde lid kennis heeft gekregen en die:
a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 6 of 38 zijn gesteld;
b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;
c. het voortbestaan van de kredietinstelling bedreigt; of
d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.
7. Op de accountant die naast zijn werkzaamheden voor de kredietinstelling ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het zesde lid, van overeenkomstige toepassing indien de kredietinstelling dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de kredietinstelling. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een kredietinstelling tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.
8. De accountant die op grond van het zesde of zevende lid tot een melding aan de Bank is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 65, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 65, eerste lid, of 65a, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 65, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 65, eerste lid, of 65a, eerste lid.
3. In het vierde lid, eerste volzin, wordt na de zinsnede «onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» ingevoegd: en van artikel 66 van de Faillissementswet.
Na artikel 65 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze minister onderscheidenlijk de Bank is, in afwijking van artikel 64, eerste en tweede lid, bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem onderscheidenlijk haar ingevolge deze wet opgedragen taak, te verstrekken aan een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 van de Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel van een kredietinstelling.
2. Onze minister onderscheidenlijk de Bank verstrekt geen gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:
a. indien de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
b. indien de gegevens of inlichtingen zijn verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, en deze instanties niet instemmen met het verstrekken van de gegevens of inlichtingen.
3. Artikel 64, eerste tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de op grond van het eerste lid verstrekte gegevens.
In artikel 88, wordt «10, vierde lid» vervangen door: 10, vijfde lid.
De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:
Het woord «Gemeenschap» wordt gewijzigd in «Unie» in:
1. de opschriften van afdeling 4 van hoofdstuk II, afdeling 4 van hoofdstuk III, de paragrafen 1 en 2 van afdeling 2 van hoofdstuk IV, afdeling 3 van hoofdstuk IV, de paragrafen 1 en 2 van afdeling 3 van hoofdstuk IV en afdeling 3 van hoofdstuk VII;
2. de artikelen 1, eerste lid, onderdeel p, onder 2°, en derde lid, 10, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, 19, 31, 36, tweede lid, 49, eerste lid, onderdeel a, 66, derde lid, tweede volzin, 74, eerste lid, eerste volzin en tweede lid, eerste volzin, 76, eerste lid, 77, eerste lid, 89, eerste lid, 94, eerste lid, eerste volzin, 96, eerste en tweede lid, 97, 103, eerste lid, eerste volzin, 104, eerste lid, 105, eerste lid, 110, tweede lid, 111, eerste lid, aanhef, 113, eerste lid, aanhef, 114, eerste lid, 116, eerste lid, aanhef, en onderdeel a, 118, eerste lid, aanhef, en tweede lid, aanhef, 121, eerste lid, onderdelen a tot en met c, tweede en derde lid, vierde lid, eerste volzin, 122, vierde en vijfde lid, aanhef, en onderdeel b, 123, derde lid, 124, derde lid, 125, eerste lid, 126, eerste volzin, 129, eerste lid, onderdelen a tot en met c, tweede en derde lid, vierde lid, eerste volzin, 131, zesde lid, 132, zevende lid, 133, eerste lid, 134, eerste volzin, 137, tweede lid, 138, vijfde lid, 140, tweede lid, eerste volzin, 143, eerste lid, 148, onderdeel e, 150, derde lid, onderdeel b, 155, tweede lid, 156, vierde lid, onderdelen a en c, 173, eerste lid, 178, eerste lid, 179, tweede lid, vierde lid, onderdeel a, en elfde lid, 190, derde lid en 192, tweede lid.
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komen de onderdelen i en j te luiden:
i. de Unie: de Europese Unie;
j. lid-staat: een staat die lid is van de Unie;
2. Aan het eerste lid wordt – onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel w – een lid toegevoegd, luidende:
x. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:
1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,
die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep.
In artikel 8, eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 72, vijfde lid, en 100, vijfde lid» vervangen door: bedoeld in de artikelen 72, vierde lid, en 100, vierde lid.
Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien een verzekeraar in een groep is verbonden met een natuurlijke of rechtspersoon op wie, onderscheidenlijk waarop, het recht van een staat die geen lid is van de Unie van toepassing is, mag het recht van die staat, naar het oordeel van de Verzekeringskamer, niet een belemmering vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de verzekeraar.
Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De personen die het dagelijks beleid van een verzekeraar bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, laatste volzin, wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
2. Het tweede lid vervalt.
3. De leden 3 tot en met 6 worden vernummerd tot 2 tot en met 5.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: tweede lid.
Na artikel 72 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een verzekeraar doet de staten, bedoeld in artikel 72, eerste lid, vergezeld gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ten bewijze dat de staten door hem zijn onderzocht of, indien het staten betreft als bedoeld in artikel 72, tweede lid, in zijn onderzoek zijn betrokken, waarmerkt de accountant de staten. De verzekeraar machtigt bij de opdracht tot het onderzoek de accountant schriftelijk desgevraagd aan de Verzekeringskamer alle inlichtingen te verstrekken, die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens deze wet opgelegde taak. De Verzekeringskamer stelt de verzekeraar in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de accountant.
2. De accountant, bedoeld in het eerste lid, meldt de Verzekeringskamer zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid kennis heeft gekregen en die:
a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;
b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;
c. het voortbestaan van de verzekeraar bedreigt; of
d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.
3. Op de accountant die naast zijn werkzaamheden voor de verzekeraar ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het tweede lid, van overeenkomstige toepassing indien de verzekeraar dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de verzekeraar. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een verzekeraar tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.
4. De accountant die op grond van het tweede of derde lid tot een melding aan de Verzekeringskamer is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
Op een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die de jaarrekening van een verzekeraar controleert, is artikel 72a, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
In artikel 73, tweede lid, wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, laatste volzin, wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
2. Het tweede lid vervalt.
3. De leden drie tot en met zeven worden vernummerd tot twee tot en met zes.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: tweede lid.
5. In het zesde lid, tweede volzin (nieuw), wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
Na artikel 100 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een verzekeraar doet de staten, bedoeld in artikel 100, eerste lid, vergezeld gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ten bewijze dat de staten door hem zijn onderzocht of, indien het staten betreft als bedoeld in artikel 100, tweede lid, in zijn onderzoek zijn betrokken, waarmerkt de accountant de staten. De verzekeraar machtigt bij de opdracht tot het onderzoek de accountant schriftelijk desgevraagd aan de Verzekeringskamer alle inlichtingen te verstrekken, die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens deze wet opgelegde taak. De Verzekeringskamer stelt de verzekeraar in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de accountant.
2. De accountant, bedoeld in het eerste lid, meldt de Verzekeringskamer zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid kennis heeft gekregen en die:
a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;
b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;
c. het voortbestaan van de verzekeraar bedreigt; of
d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.
3. Op de accountant die naast zijn werkzaamheden voor de verzekeraar ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het tweede lid, van overeenkomstige toepassing indien de verzekeraar dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de verzekeraar. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een verzekeraar tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.
4. De accountant die op grond van het tweede of derde lid tot een melding aan de Verzekeringskamer is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
In artikel 101, tweede lid, wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
Artikel 182 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 183, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 183, eerste lid, of 183a, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 183, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 183, eerste lid, of 183a, eerste lid.
3. In het vierde lid, eerste volzin, wordt na de zinsnede «onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» ingevoegd: en van artikel 66 van de Faillissementswet.
Na artikel 183 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Verzekeringskamer kan, in afwijking van artikel 182, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 van de Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel van een verzekeraar.
2. De Verzekeringskamer verstrekt geen gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:
a. indien de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
b. indien de gegevens of inlichtingen zijn verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, en deze instanties niet instemmen met het verstrekken van de gegevens of inlichtingen.
3. Artikel 182, eerste tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de op grond van het eerste lid verstrekte gegevens.
De Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 wordt – onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel n – een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:
1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,
die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep.
In artikel 3, eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 33, vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 33, vierde lid.
Aan artikel 17 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien een verzekeraar in een groep is verbonden met een natuurlijke of rechtspersoon op wie, onderscheidenlijk waarop, het recht van een staat die geen lid is van de Europese Unie van toepassing is, mag het recht van die staat, naar het oordeel van de Verzekeringskamer, niet een belemmering vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de verzekeraar.
Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De personen die het dagelijks beleid van een verzekeraar bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, laatste volzin, wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
2. Het tweede lid vervalt.
3. De leden drie tot en met zeven worden vernummerd tot twee tot en met zes.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: tweede lid.
5. In het zesde lid, tweede volzin (nieuw), wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
Na artikel 33 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een verzekeraar doet de staten, bedoeld in artikel 33, eerste lid, vergezeld gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ten bewijze dat de staten door hem zijn onderzocht of, indien het staten betreft als bedoeld in artikel 33, tweede lid, in zijn onderzoek zijn betrokken, waarmerkt de accountant de staten. De verzekeraar machtigt bij de opdracht tot het onderzoek de accountant schriftelijk desgevraagd aan de Verzekeringskamer alle inlichtingen te verstrekken, die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens deze wet opgelegde taak. De Verzekeringskamer stelt de verzekeraar in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de accountant.
2. De accountant, bedoeld in het eerste lid, meldt de Verzekeringskamer zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid kennis heeft gekregen en die:
a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;
b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;
c. het voortbestaan van de verzekeraar bedreigt; of
d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.
3. Op de accountant die naast zijn werkzaamheden voor de verzekeraar ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het tweede lid, van overeenkomstige toepassing indien de verzekeraar dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de verzekeraar. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een verzekeraar tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.
4. De accountant die op grond van het tweede of derde lid tot een melding aan de Verzekeringskamer is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
Op een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die de jaarrekening van een verzekeraar controleert, is artikel 33a, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
In artikel 34, derde lid, wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 88, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 88, eerste lid, of 88a, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 88, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 88, eerste lid, of 88a, eerste lid.
3. In het vierde lid, eerste volzin, wordt na de zinsnede «onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» ingevoegd: en van artikel 66 van de Faillissementswet.
Na artikel 88 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Verzekeringskamer kan, in afwijking van artikel 87, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 van de Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel van een verzekeraar.
2. De Verzekeringskamer verstrekt geen gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:
a. indien de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
b. indien de gegevens of inlichtingen zijn verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, en deze instanties niet instemmen met het verstrekken van de gegevens of inlichtingen.
3. Artikel 87, eerste tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de op grond van het eerste lid verstrekte gegevens.
De Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onderdeel g, komt te luiden:
g. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:
1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,
die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep;.
Artikel 7, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «; en» vervangen door: ;.
2. In onderdeel d wordt de punt vervangen door: ; en.
3. Na onderdeel d wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «; en» vervangen door: ;.
2. In onderdeel d wordt de punt vervangen door: ; en.
3. Na onderdeel d wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een in Nederland gevestigde effecteninstelling waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is verleend, legt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening als bedoeld in artikel 361, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over aan Onze Minister.
2. De effecteninstelling doet de jaarrekening, bedoeld in het eerste lid, vergezeld gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze accountant staat niet in dienstbetrekking tot de betrokken effecteninstelling.
3. De accountant, bedoeld in het tweede lid, meldt Onze Minister zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid kennis heeft gekregen en die:
a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;
b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;
c. het voortbestaan van de effecteninstelling bedreigt; of
d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.
4. Op de accountant die naast zijn werkzaamheden voor de effecteninstelling ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling is de meldingsplicht, bedoeld in het derde lid, van overeenkomstige toepassing indien de effecteninstelling dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de effecteninstelling. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een effecteninstelling tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.
5. De accountant die op grond van het derde of vierde lid tot een melding aan Onze Minister is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
6. Het derde tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een niet in Nederland gevestigde effecteninstelling die op grond van de regels, bedoeld in artikel 11, eerste lid, een jaarrekening overlegt die is onderzocht door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 33, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 33, eerste lid, of 33a, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 33, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 33, eerste lid, of 33a, eerste lid.
3. In het vierde lid, eerste volzin, wordt na de zinsnede «onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» ingevoegd: en van artikel 66 van de Faillissementswet.
Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan, in afwijking van artikel 31, eerste en tweede lid, gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 van de Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel van een effecteninstelling.
2. Onze Minister verstrekt geen gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:
a. indien de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
b. indien de gegevens of inlichtingen zijn verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, en deze instanties niet instemmen met het verstrekken van de gegevens of inlichtingen.
3. Artikel 31, eerste tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de op grond van het eerste lid verstrekte gegevens.
De Wet toezicht beleggingsinstellingen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onderdeel j, komt te luiden:
j. Lid-Staat: een lid-staat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lid-staat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Aan artikel 12 worden drie leden toegevoegd, luidende:
4. De accountant, bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die op grond van de regels, bedoeld in het eerste of tweede lid, de jaarrekening van een beleggingsinstelling van een verklaring moet voorzien, meldt Onze minister zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van zijn desbetreffende werkzaamheden kennis heeft gekregen en die:
a. in strijd is met de eisen die voor het verkrijgen van de vergunning zijn gesteld;
b. in strijd is met de bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen;
c. het voortbestaan van de beleggingsinstelling bedreigt; of
d. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot het maken van voorbehouden.
5. Op de accountant, bedoeld in het vierde lid, die naast zijn werkzaamheden voor de beleggingsinstelling ook werkzaamheden uitvoert voor een andere onderneming of instelling, is de meldingsplicht, bedoeld in het vierde lid, van overeenkomstige toepassing indien de beleggingsinstelling dochtermaatschappij is van de andere onderneming of instelling, dan wel indien de andere onderneming of instelling dochtermaatschappij is van de beleggingsinstelling. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder dochtermaatschappij verstaan een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat een beleggingsinstelling tevens dochtermaatschappij kan zijn van een natuurlijk persoon of vennootschap.
6. De accountant die op grond van het vierde of vijfde lid tot een melding aan Onze minister is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan.
Artikel 24 komt te luiden:
1. Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze wet verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a, eerste lid, ontvangen, of van gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.
2. Het eerste lid en artikel 19, vijfde lid, laten, ten aanzien van degene op wie het eerste lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op het als getuige of deskundige in strafzaken afleggen van een verklaring omtrent gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak.
3. Het eerste lid en artikel 19, vijfde lid, laten evenzo, ten aanzien van degene op wie het eerste lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van artikel 66 van de Faillissementswet die betrekking hebben op het als getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring omtrent gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak, voor zover het gaat om gegevens of inlichtingen omtrent een beleggingsinstelling die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden. De vorige volzin is niet van toepassing op gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op ondernemingen of instellingen die betrokken zijn of zijn geweest bij een poging de desbetreffende beleggingsinstelling in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten.
4. In afwijking van het eerste lid en artikel 19, vijfde lid, kan Onze minister met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, mededelingen doen mits deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke ondernemingen of instellingen.
Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze minister is, in afwijking van artikel 19, vijfde lid, en artikel 24, eerste lid, bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, te verstrekken aan een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 van de Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel van een beleggingsinstelling.
2. Onze minister verstrekt geen gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid:
a. indien de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
b. indien de gegevens of inlichtingen zijn verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op natuurlijke personen en rechtspersonen die op die markten werkzaam zijn, en deze instanties niet instemmen met het verstrekken van de gegevens of inlichtingen.
3. Artikel 19, vijfde lid, en artikel 24, eerste tot en met derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de op grond van het eerste lid verstrekte gegevens.
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onder 2°, wordt onder de Wet toezicht kredietwezen 1992 «30, eerste lid,» vervangen door «30, eerste, vierde en vijfde lid,» en wordt «55, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,» vervangen door «55, eerste, tweede en vierde tot en met zevende lid».
In artikel 1, onder 2°, wordt onder de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 «72, eerste lid, tweede lid, eerste en derde volzin, en zesde lid,» vervangen door «72, eerste en vijfde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, tweede en derde lid, 72b,» en wordt «100, eerste lid, tweede lid, eerste en derde volzin, zesde lid en zevende lid, eerste volzin,» vervangen door «100, eerste lid, vijfde en zesde lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, tweede en derde lid,».
In artikel 1, onder 2°, wordt onder de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf «33, eerste lid, tweede lid, eerste en derde volzin, zesde lid en zevende lid, eerste volzin,» vervangen door: 33, eerste, vijfde en zesde lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, tweede en derde lid, 33b,.
In artikel 1, onder 2°, wordt onder de Wet toezicht effectenverkeer 1995 na «11, eerste en vijfde lid,» ingevoegd: 11a, eerste tot en met vierde lid en zesde lid,.
In artikel 1, onder 2°, wordt onder de Wet toezicht beleggingsinstellingen «12, eerste en tweede lid,» vervangen door «12, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,» en wordt «24» vervangen door «24, eerste lid».
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24600-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.