24 595
Wijziging van de Wet individuele huursubsidie

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 18 maart 1996

Ondergetekende is verheugd dat de leden van verschillende fracties hun instemming betuigen met de voorgestelde wijzigingen van de Wet individuele huursubsidie per 1 juli 1996.

De nu voorgestelde maatregelen zijn volgens ondergetekende een eerste belangrijke stap om te komen tot een verdere matiging van de woonlasten, met name voor huishoudens met een inkomen rond het minimumniveau.

Het onderhavige wetsvoorstel houdt aanpassingen in voor het subsidietijdvak 1996–1997.

Ondergetekende wenst te benadrukken dat de voorgestelde aanpassingen dus geenszins voortvloeien uit zijn voorstellen, zoals opgenomen in de Beleidsbrief IHS d.d 17 november 1995. De voorstellen die daarin zijn opgenomen, hebben betrekking op de toekomst, dat wil zeggen de tijdvakken vanaf 1 juli 1997.

Leden van verschillende fracties hebben hun zorg over de ontwikkeling van de woonlasten uitgesproken. Ondergetekende deelt deze zorg, en verwacht, zoals gezegd, dat de voorstellen gedaan in het onderhavige wetsvoorstel een bijdrage zullen leveren aan de matiging van de huurlasten. Dit neemt echter niet weg dat ondergetekende van mening is dat aanvullingen op de onderhavige voorstellen, die niet passen binnen de huidige systematiek en verstrekkende gevolgen hebben voor de uitvoering, op dit moment niet mogelijk en wenselijk zijn.

Ondergetekende staat dan ook afwijzend tegenover de suggestie het onderhavige wetsvoorstel aan te vullen met het voorstel uit de Beleidsbrief IHS aangaande een toeslag op de aftoppingsgrenzen voor (ex) groeikernen.

Het naar voren halen van dit voorstel, dat onderdeel uitmaakt van het in de Beleidsbrief IHS gepresenteerde nieuwe subsidiemodel, doet naar de mening van ondergetekende, afbreuk aan het integrale karakter van de in de Beleidsbrief IHS gedane voorstellen.

Voorts is het naar voren halen van de groeikernenmaatregel, zowel beleidsmatig als uitvoeringstechnisch ongewenst.

Beleidsmatig is deze groeikernenmaatregel moeilijk te verdedigen, aangezien deze maatregel binnen de huidige systematiek van de wet IHS een ander effect heeft dan met deze maatregel beoogd wordt in het voorgestelde subsidiemodel. De in de Beleidsbrief IHS voorgestelde hogere aftoppingsgrenzen (f 50,– hoger dan voor de rest van Nederland) betreft grenzen die bepaald zijn op basis van een uitvoerige analyse van de beschikbaarheid aan woningen enerzijds en de omvang van de doelgroep anderzijds.

Het verhogen van de aftoppingsgrenzen in de huidige systematiek is tamelijk willekeurig, omdat daarin geen duidelijke relatie ligt tussen het aantal beschikbare woningen en het aantal huishoudens uit de doelgroep. De huidige aftoppingsgrenzen liggen zelfs nog hoger dan in de voorgestelde nieuwe systematiek. Een verhoging van de aftoppingsgrenzen specifiek voor de groeikernen met f 50,– kan dan ook inhoudelijk niet worden onderbouwd.

Bovendien is inpassing van de groeikernenmaatregel in de systematiek van de huidige Wet IHS uitvoeringstechnisch zeer gecompliceerd. Invoering op dit late tijdstip zal in elk geval tot vertraging in de uitvoering leiden, aangezien het geautomatiseerde systeem moet worden aangepast en het dubbele aantal subsidietabellen nodig is. Dit komt de overzichtelijkheid en uitvoerbaarheid van de Wet IHS voor huurders èn uitvoeringsinstanties niet ten goede.

Los van bovengenoemde bezwaren tegen het voorstel voor de groeikernen ontbreken financiële middelen om deze maatregel in te voeren. Het gaat om extra uitgaven van ca. f 10 mln.

Ondergetekende staat wel open voor de suggestie van het naar voren halen van de alleenstaandenmaatregel. Voornaamste argument is dat deze maatregel een bijdrage zal leveren aan de koopkracht van alleenstaanden. Het gaat hierbij om een bredere discussie dan uitsluitend de toekenning van IHS. In het kader van het koopkrachtbeeld 1996 is het kabinet onder meer voornemens de alleenstaandenmaatregel naar voren te halen en per 1 juli a.s. in te voeren, en heeft hiertoe ook de financiële middelen (ca. f 50 mln.) beschikbaar gesteld. Bij de voorgestelde alleenstaandenmaatregel doen zich geen uitvoeringstechnische problemen voor. Deze maatregel kan op dit moment nog worden verwerkt in de huursubsidietabellen voor het tijdvak 1996–1997.

Gelet op bovenstaande overwegingen wil ondergetekende het voorstel om de alleenstaandenmaatregel al in dit wetsvoorstel op te nemen wèl overnemen, waartoe hij een nota van wijziging bij deze nota naar aanleiding van het verslag heeft gevoegd, maar staat hij afwijzend tegenover het invoeren van de groeikernenmaatregel per 1 juli aanstaande. Deze laatste maatregel zal eerst per 1 juli 1997 het beoogde effect geven, als de herijking van de Wet IHS op die datum gerealiseerd wordt.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen om rekenvoorbeelden waaruit de verschillen van het onderhavige wetsvoorstel met de bestaande situatie blijken. Tevens wilden zij de gevolgen zien van hun voorstel om reeds per 1 juli 1996 tot de invoering over te gaan van twee maatregelen die in de Beleidsbrief IHS worden aangekondigd, te weten de – zojuist genoemde – toeslag op de aftoppingsgrenzen voor groeikernen en de verlenging van de alleenstaandentabel.

In onderstaande tabellen wordt hiervan een overzicht gegeven. Ondergetekende merkt op dat invoering van de alleenstaandenmaatregel hierin is opgenomen. Opgemerkt wordt voorts dat de berekeningen gemaakt zijn op een moment dat de definitieve IHS-tabellen nog niet beschikbaar zijn, zodat geringe verschillen kunnen optreden met de uiteindelijke situatie. Reden hiervoor zijn de discussie over de Ziektewet en de daarmee samenhangende koopkrachtcompensatie.

Meerpersoons 65 –

HuurZonder indexeringVoorstel RegeringVoor groeikernen (voorstel PvdA)
minimum inkomen: 29 000subs.nettosubs.nettosubs.netto
500165335165335165335
700310390315385315385
900370530375525405495
bovenminimaal inkomen: 36 000      
500 0500 0500 0500
700150550155545155545
900205695215685240660

Meerpersoons 65 +

HuurZonder indexeringVoorstel RegeringVoor groeikernen (voorstel PvdA)
minimum inkomen: 27 000subs.nettosubs.nettosubs.netto
500165335165335165335
700310390315385315385
900415490425475425475
bovenminimaal inkomen: 33 000      
500 0500 0500 0500
700140560145555145555
900245660250650255645

Alleenstaand 65 –

HuurZonder indexeringVoorstel RegeringGroeikernen en alleenstaanden 65 – (voorstel PvdA)
minimum inkomen: 23 200subs.nettosubs.nettosubs.netto
500165335165335165335
700310390315385315385
900370530375525405495
bovenminimaal inkomen: 29 200      
500 0500 0500 0500
700 50650 95605 95605
900105795155745180720

Alleenstaand 65 +

HuurZonder indexeringVoorstel RegeringVoor groeikernen (voorstel PvdA)
minimum inkomen: 21 650subs.nettosubs.nettosubs.netto
500165335165335165335
700310390315385315385
900415485425475425475
bovenminimaal inkomen: 27 650      
500 0500 0500 0500
700 50650 50650 50650
900150750160740160740

De leden van de fractie van het CDA vroegen of door indexering van de kwaliteitskorting de voor ontvangers van individuele huursubsidie bereikbare woningvoorraad afneemt, indien niet tegelijkertijd het fiatteringsbedrag wordt verhoogd.

Door het indexeren van de kwaliteitskortingsgrenzen neemt de voorraad woningen voor die huishoudens die met de fiatteringsgrens geconfronteerd worden nauwelijks af. De fiatteringsgrens ligt voor huishoudens met een inkomen op of onder minimumniveau in het tijdvak 1995–1996 bij een huur van f 679,–. In tijdvak 1996–1997 zal de grens liggen bij een huur van f 678,–. Het effect van het indexeren van de kwaliteitskorting is derhalve gering. Hierin kan volgens ondergetekende geen aanleiding worden gevonden voor verhoging van de fiatteringsgrens.

De leden van de fractie van het CDA vroegen verder of overwogen is voorstellen uit de Beleidsbrief IHS, zoals de lagere normhuur voor alleenstaanden onder de 65 jaar, in het voorliggende wetsvoorstel op te nemen.

Het kabinet is het erover eens het voorstel voor alleenstaanden onder de 65 jaar, zoals verwoord in de Beleidsbrief IHS, al in te laten gaan per 1 juli 1996. Voor de motivering hiervan verwijst ondergetekende naar het begin van deze nota.

De leden van de fractie van de VVD en van de fractie van het GPV vroegen welke criteria ten grondslag liggen aan de normhuurcompensatie.

De afgelopen jaren is de huurontwikkeling forser geweest dan de gemiddelde stijging van de koopkracht. Deze discrepantie zou tot een beperking van de bestedingsruimte kunnen leiden, ware het niet dat onderdelen van het consumptiepakket een relatieve prijsdaling te zien hebben gegeven. Aangezien ook komend subsidietijdvak de verwachte gemiddelde huurstijging, vier procent, groter is dan de gemiddelde koopkrachtontwikkeling van huishoudens met een inkomen op of rond het minimumniveau acht ondergetekende een normhuurcompensatie van twee procent opportuun.

De leden van de fractie van de VVD en van de fractie van de RPF vroegen hoe het percentage van de normhuurcompensatie voor het tijdvak 1996–1997 op dit moment tot stand is gekomen. De leden van de fractie van de VVD vroegen zich daarnaast af of dit het definitieve voorstel is en hoe dit percentage bepaald wordt. Bovendien vroegen deze leden wanneer dit bekend wordt gemaakt. De leden van de fractie van het GPV vroegen of de toepassing van de normhuurcompensatie afhankelijk wordt van de jaarlijkse begrotingsruimte.

Reeds in de zomer van 1995 is, bij de besluitvorming over de begroting van het Ministerie van VROM in het kabinet, besloten de normhuurcompensatie voor de laagste inkomensgroepen, die in het tijdvak 1995–1996 2% bedroeg, te verlengen in het tijdvak 1996–1997. De koopkrachtontwikkeling van de minima gaf aanleiding tot de verlenging.

Er is inmiddels, het lopende tijdvak 1995–1996 meegerekend, gedurende zeven subsidietijdvakken normhuurcompensatie voor de minima toegepast, waardoor de vrij forse huurontwikkeling voor huishoudens met een inkomen op minimumniveau die huursubsidie (gaan) ontvangen gematigd werd. Gedurende de verschillende subsidietijdvakken was er de laatste jaren een aparte wettelijke voorziening nodig om deze maatregel te kunnen realiseren. Het ging daarbij steeds om een wettelijke regeling die afwijking van de «normale» bepaling in de Wet IHS over de jaarlijkse aanpassing van de minimum normhuur mogelijk maakte.

Om nu aan deze omslachtige weg, waarbij steeds een heel wetstraject doorlopen moet worden een einde te maken, is voorgesteld de Minister van VROM structureel de bevoegdheid te geven normhuurcompensatie toe te passen. Evenals in vorige jaren zullen hierbij de huurontwikkeling en de koopkrachtoverzichten bepalend zijn bij de beslissing of normhuurcompensatie nodig is en zo ja, met welk percentage.

De Minister zal, op grond van de in dit wetsvoorstel neergelegde bevoegdheid om normhuurcompensatie toe te passen, in de Uitvoeringsregeling individuele huursubsidie, waarin ieder voorjaar de aanpassingen voor het komende subsidietijdvak bekendgemaakt worden, ook de normhuurcompensatie kunnen regelen. In de Uitvoeringsregeling individuele huursubsidie 1996 zal dan ook de normhuurcompensatie voor de minima van 2% geregeld worden. Beoogd is dat zowel het onderhavige wetsvoorstel, waarin de nieuwe bevoegdheid in het algemeen geregeld wordt, als de genoemde ministeriële regeling waarin het specifieke percentage voor 1996–1997 geregeld wordt, op 1 juli 1996 in werking treden. Overigens merkt ondergetekende op dat naar aanleiding van de voorstellen gedaan in de Beleidsbrief IHS, voor het tijdvak 1997–1998 de in het regeerakkoord voor de normhuurcompensatie gereserveerde gelden eenmalig worden ingezet voor dekking van deze voorstellen.

De leden van de fractie van de VVD vroegen om een toelichting aangaande het onderhavige wetsvoorstel en de doorwerking ervan in subsidietijdvakken na 1 juli 1997, indien de herijking van de individuele huursubsidie per 1 juli 1997 niet gerealiseerd wordt.

De in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen voorstellen zijn niet tijdelijk; wanneer herziening van de Wet IHS niet per 1 juli 1997 plaatsvindt, blijven de in het onderhavige wetsvoorstel voorgestelde maatregelen geldend recht.

De leden van de fractie van de VVD vroegen wat de budgettaire consequenties zijn van de voorgestelde normhuurcompensatie. Daarnaast vroegen de leden van de fractie van de VVD of deze consequenties reeds in de begroting zijn vastgelegd en zo ja, hoe en wanneer.

De budgettaire consequenties van de normhuurcompensatie zijn vastgelegd in de Rijksbegroting van VROM voor 19961. Het betreft het volgende overzicht:

Budgettaire consequenties normhuurcompensatie

19961997199819992000
2450505050

De leden van de fractie van de VVD vroegen tevens of het voorstel van de normhuurcompensatie niet tot extra uitgaven leidt, óók niet na 1 juli 1997 als de herijking IHS nog niet zou zijn gerealiseerd.

Ondergetekende geeft aan dat het voorstel voor de normhuurcompensatie niet tot extra uitgaven leidt, ook niet als de herijking van de IHS niet per 1 juli 1997 zou zijn gerealiseerd. Voor het geval de herijking van de IHS per 1 juli 1997 niet gerealiseerd zou worden, zijn op de Rijksbegroting, zoals boven aangegeven, middelen gereserveerd om ook in het tijdvak 1997–1998 normhuurcompensatie toe te kunnen passen.

De leden van de fractie van de VVD en de fractie van het GPV wezen op de wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De leden van de fractie van de VVD wilden weten wat het betrekken van de kindertoeslag op grond van de Wet IHS in de beslagvrije voet die is geregeld in dat wetboek in de praktijk precies betekent. De leden van de fractie van het GPV vroegen het wetsartikel, dat het buiten de berekening van de netto-woonkosten houden van de kindertoeslag regelt, terugwerkende kracht te verlenen.

De toeslag voor gezinnen met kinderen die huursubsidie ontvangen is bedoeld ter compensatie van de maatregelen in de Algemene kinderbijslagwet. De kindertoeslag in de IHS heeft in beginsel bij een gelijkblijvende bruto huur het effect dat de netto huurlasten voor de desbetreffende gezinnen lager worden.

Aangezien de kinderbijslag niet van invloed is op de hoogte van de beslagvrije voet, maar bij het bepalen van die beslagvrije voet wel een berekening wordt gemaakt van de netto woonkosten, ligt het in de rede, de kindertoeslag in de IHS expliciet buiten die berekening van deze netto woonkosten te houden.

Aangezien dit laatste geregeld is in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt een wijziging op dit punt thans in dit wetsvoorstel tot wijziging van de IHS per 1 juli 1996 meegenomen. Een wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met terugwerkende kracht tot 1 juli 1995 is formeel juridisch te regelen, maar is in de praktijk niet uitvoerbaar. Als eenmaal beslag op loon of een uitkering is gelegd en de schuldvorderingen door schuldeisers zijn opgeëist, is het niet meer mogelijk achteraf bepaalde gelden alsnog bij de diverse schuldeisers terug te halen.

De leden van de fractie van de VVD vroegen tenslotte of nog meer wetsvoorstellen in voorbereiding zijn die zijn toegespitst op de individuele huursubsidie.

Er zijn geen wetsvoorstellen in voorbereiding of ingediend die zijn toegespitst op de individuele huursubsidie. Wel zijn er naast de voorgenomen wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel, nog enige wetsvoorstellen aanhangig, waarin voorgesteld wordt de Wet IHS te wijzigen als een onderdeel van bredere wijzigingen in de wetgeving.

Ten eerste is ingediend bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel1 in verband met de huursombenadering, waarbij een wijziging wordt voorgesteld van de aanpassing van de normhuren en de maximumhuurgrenzen in de Wet IHS per 1 juli 1996. Hiervan is onlangs, op 22 februari 1996, de Nota naar aanleiding van het Verslag verzonden aan de Tweede Kamer.

Ten tweede is het wetsvoorstel in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen in behandeling bij de Eerste Kamer2. Parallel met dit wetsvoorstel loopt het voorstel voor een invoeringswet3, waarin een wijziging van artikel 33, eerste lid, van de Wet IHS wordt voorgesteld in verband met beslaglegging.

Ten slotte is het wetsvoorstel inzake de koppeling van de aanspraak van vreemdelingen op overheidsvoorzieningen aan rechtmatig verblijf in Nederland aanhangig bij de Tweede Kamer4. Op 13 oktober 1995 is daarvan door de Tweede Kamer het Verslag vastgesteld. In dit wetsvoorstel is een wijziging van de Wet IHS opgenomen, waarmee beoogd wordt vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven van het recht op IHS uit te sluiten.

De leden van de fractie van D66 vroegen naar de relatie van onderhavig wetsvoorstel met de in de Beleidsbrief IHS aangekondigde heroverweging.

Voor het antwoord op deze vraag verwijst ondergetekende naar het begin van deze nota.

De leden van de fractie Groep Nijpels vroegen naar het percentage van een netto-besteedbaar inkomen dat aan huur dan wel woonlasten besteed kan worden. Daarnaast vroegen de leden van de fractie Groep Nijpels het voorstel gedaan in de Beleidsbrief IHS om servicekosten te schrappen, aan te passen. Verder vroegen de leden van de fractie Groep Nijpels naar de relatie tussen de hoogte van de aftoppingsgrens en de maximaal subsidiabele huur.

Zoals gesteld in het begin van deze nota zijn in het voorliggende wetsvoorstel, behalve de maatregel voor alleenstaanden onder de 65 jaar, geen voorstellen opgenomen die betrekking hebben op de herijking van de Wet IHS. De gestelde vragen hebben betrekking op de Beleidsbrief IHS d.d. 17 november 1995 en zullen dan ook door ondergetekende beantwoord worden tijdens het nota-overleg over bedoelde Beleidsbrief met de vaste commissie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de Tweede Kamer.

De leden van de fractie van de RPF vroegen of de voorgestelde normhuurcompensatie past in het kader van de bestrijding van de «stille armoede».

Uit het antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de VVD blijkt dat normhuurcompensatie reeds gedurende een groot aantal subsidietijdvakken wordt toegepast. De normhuurcompensatie is geen direct voortvloeisel van (onder andere) de nota over preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting5, maar is wel een van de middelen om de bestedingsruimte van huishoudens met een inkomen op minimumniveau te verruimen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel


XNoot
1

Kamerstukken II, 1995–1996, 24 400 Hoofdstuk XI nr. 2, pg. 107.

XNoot
1

Kamerstukken II 1995–1996, 24 507.

XNoot
2

Kamerstukken I 1995–1996, 22 969 nr. 34.

XNoot
3

Kamerstukken I 1995–1996, 23 429, nr. 35, artikel XXXIII.

XNoot
4

Kamerstukken II 1995–1996, 24 233.

XNoot
5

«De andere kant van Nederland», Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1995.

Naar boven