nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet op de ondernemingsraden.
De memorie van toelichting, die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage,
30 januari 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepaling
met betrekking tot personen in de overheidssector die niet als bestuurder
in de zin van de Wet op de ondernemingsraden worden aangemerkt, aan te vullen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 46d, onderdeel a, komt te luiden:
a. Voor de toepassing van deze wet wordt als bestuurder in de zin van
deze wet niet aangemerkt
1°. bij een ministerie: de minister of een staatssecretaris;
2°. bij een provincie: de commissaris van de Koning, een lid van gedeputeerde
staten of een lid van provinciale staten;
3°. bij een gemeente: de burgemeester, een lid van het college van
burgemeester en wethouders of een lid van de gemeenteraad;
4°. bij een waterschap: de voorzitter, een lid van het dagelijks bestuur
van een waterschap of een lid van het algemeen bestuur;
5°. bij de Kamers der Staten-Generaal: de voorzitter van de Kamer
of een lid;
6°. bij de Raad van State: de vice-president of een staatsraad;
7°. bij de Algemene Rekenkamer: de president of een lid van de Algemene
Rekenkamer;
8°. bij de Nationale ombudsman: de Nationale ombudsman of een substituut-ombudsman.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5
mei 1995.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,