Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juli 2010
1. Inleiding
Hierbij doe ik u het inspectierapport inzake de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (zbbi’s) van de Inspectie voor de Sanctietoepassing
(ISt) toekomen.1 De ISt heeft in de periode september – november 2009 een themaonderzoek uitgevoerd naar het functioneren van de zbbi’s. De
zbbi’s zijn bestemd voor gedetineerden met een lange(re) gevangenisstraf in de laatste fase van hun detentie. Kenmerkend voor
de zbbi’s zijn een laag beveiligingsniveau en een hoge vrijheidsgraad voor de daar verblijvende gedetineerden. De gedetineerden
hebben de mogelijkheid buiten de inrichting te werken of aan activiteiten deel te nemen.
In dit themaonderzoek is de ISt nagegaan hoe de verschillende zbbi’s vorm en inhoud geven aan detentie met daarbij in het
bijzonder aandacht voor de aspecten maatschappelijke veiligheid en reïntegratie.
2. Bevindingen van de ISt
De bevindingen van de ISt zijn over het algemeen redelijk positief.
Volgens de ISt zijn de zbbi’s alert op de veiligheid van personen en goederen en besteden daar, in verschillende vorm, voldoende
aandacht aan. Incidenten rond agressie en intimidatie komen volgens de IST bijna niet voor, maar de ISt wijst wel op het belang
van het ontwikkelen van een (anti) agressiebeleid. Zbbi’s zijn scherp op het gebruik van drugs en controleren daar wekelijks
op door middel van een urinecontrole en/of blaastest. In de zbbi’s zijn de uitgangspunten voor maatschappelijke veiligheid
veelal vastgelegd in richtlijnen, maar de toepassing daarvan varieert in de praktijk.
Watbetreft het onderdeel rechtspositie concludeert de ISt dat gedetineerden in alle zbbi’s krijgen wat hun rechtens toekomt,
al verschilt de wijze waarop dat gebeurt nogal. De inhoud van het aanbod van arbeid en zorg kan per zbbi anders zijn ingevuld.
Ook de accommodaties waarin zbbi’s zijn gehuisvest verschillen sterk, maar deze zijn allemaal aangepast aan de huidige eisen
van brandveiligheid. In het algemeen maken de zbbi’s een verzorgde indruk en voor de gedetineerden is er voldoende gelegenheid
om zich te verzorgen. Het aantal formele klachten is in zbbi’s zeer gering.
De voornaamste kanttekening van de ISt is dat de zbbi’s, gezien hun mogelijkheden, een veel prominentere rol zouden kunnen
spelen in het kader van reïntegratie(trajecten) dan nu het geval is. De ISt doet daarom onder meer de aanbeveling om collectief
en in samenwerking met ketenpartners een visie te formuleren op de vorm en inhoud van detentie in een zbbi.
De overige aanbevelingen van de ISt richten zich met name op de omgang met gedetineerden, interne en maatschappelijke veiligheid
en organisatieaspecten rond zbbi’s.
3. Beleidsreactie
In dit rapport heeft de ISt de werkwijze in de zbbi’s duidelijk in beeld gebracht. De ISt mist op dit moment een visie op
rol en inhoud van de zbbi’s. Naar de mening van de ISt zouden de zbbi’s een grotere toegevoegde waarde hebben vanuit een heldere
positionering en profilering, met accent op individuele trajectbegeleiding en een intensieve en geïntegreerde samenwerking
met ketenpartners.
Ik ben het met de ISt eens dat de bijzondere positie die de zbbi’s innemen binnen het gevangeniswezen verder dient te worden
verhelderd. De oplossingsrichtingen die de ISt in dat kader aanbeveelt betrek ik bij de verdere uitwerking van het Programma
Modernisering Gevangeniswezen en het Programma Nazorg. In belangrijke opzichten is in de zbbi’s voorwerk gedaan voor wat in
deze programma’s wordt nagestreefd en gerealiseerd. Dit betreft met name de bepaling van de positie, inhoud en werkwijze van
de zbbi’s ten aanzien van hun betrokkenheid bij nazorg en reïntegratie-inspanningen.
Ik merk hierbij op dat er mijns inziens ook nu al een duidelijke plaats voor zbbi’s is in het kader van de detentiefasering.
De zbbi’s spelen namelijk een belangrijke rol bij het gedetineerden geleidelijk vertrouwd maken met meer vrijheden, hetgeen
bijdraagt aan recidivereductie. De mate van controle vanuit het gevangeniswezen neemt daarbij af en de eigen verantwoordelijkheid
neemt toe.
In de samenvatting van het rapport worden de elf belangrijkste aanbevelingen door de ISt vermeld. Ik neem deze elf aanbevelingen
graag over, met uitzondering van de aanbeveling die ertoe strekt een minimumnorm te formuleren voor de toegang tot primaire
zorg in zbbi’s. Het beleid op het gebied van zorg binnen detentie is gebaseerd op het equivalentiebeginsel. Op grond van dat
beginsel behoort de toegang tot zorg binnen detentie op een gelijk niveau te staan met de zorg buiten detentie, waarbij wel
rekening gehouden dient te worden met de specifieke detentiesituatie. Het formuleren van een op zichzelf staande minimumnorm
past daarbij niet.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin