24 587
Justitiële Inrichtingen

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 september 1996

Hiermee informeer ik u over de uitvoering van een toezegging die is gedaan ten aanzien van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen.

De toenmalige Staatssecretaris van Justitie, mr. A. Kosto, heeft op 23 november 1993 tegenover de bijzondere commissie voor het Jeugdwelzijnsbeleid het voornemen geuit om de mogelijkheden te onderzoeken van nadere regelgeving voor de aansturing van particuliere jeugdinrichtingen (21 980, nr. 25).

Aanleiding daartoe was een aantal incidenten bij particuliere jeugdinrichtingen, in het bijzonder bij de inrichting «De Dreef». De commissie onderschreef het voornemen van de staatssecretaris.

Enkele incidenten hadden betrekking op de samenwerking tussen particuliere inrichtingen en scholen. Hierover zijn door een commissie onder voorzitterschap van de heer W. Etty als onderdeel van een advies over de positie van onderwijs in de justitiële jeugdinrichtingen (het rapport «Perspectief 1999») voorstellen gedaan, waarop inmiddels door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mede namens mij is gereageerd. Deze reactie is op 1 mei jongstleden aan de Tweede Kamer verzonden (24 587, nr. 4).

Naar aanleiding van voornoemde commissievergadering heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden met de besturen van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen. Gezien het primaat van het particulier initiatief en de eigen verantwoordelijkheid is niet gekozen voor nieuwe regelgeving maar voor het afsluiten van convenanten met de besturen van de inrichtingen in kwestie. Een modelconvenant gelieve u hierbij aan te treffen. Op 19 april van dit jaar zijn de convenanten door de besturen ondertekend. Voorzien is in een evaluatie van het convenant na twee jaar.

Kort samengevat worden in het convenant afspraken gemaakt met besturen van de particuliere jeugdinrichtingen over het volgende. De Minister heeft een adviesrecht bij de benoeming van de directeur van een particuliere jeugdinrichting. Er zijn garanties geschapen voor een evenwichtige samenstelling van het bestuur van de rechtspersoon waarvan de inrichting deel uitmaakt. De Minister heeft instemmingsrecht bij wijziging van de statuten. Er is een aanwijzingsbevoegdheid van de Minister overeengekomen om in geval van zwaarwegende en onvoorziene omstandigheden in te grijpen in de organisatie van de desbetreffende inrichting.

Voor de sector justitiële jeugdinrichtingen is inmiddels een kwaliteitsplan ontwikkeld (het rapport Kwaliteitszorg sector justitiële jeugdinrichtingen, zie bijlage)1 . De convenanten vormen een belangrijke steun bij het streven naar verbetering van de kwaliteit van de justitiële jeugdinrichtingen. Met de uitvoering van het plan is in mei van dit jaar begonnen in het kader van het programma kwaliteitszorg. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de inrichtingen. Doelstelling van het programma is in de kern het verbeteren van de kwaliteit van tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen voor jeugdigen, zulks in relatie tot veranderingen in de populatie van jeugdigen, de wijziging van het jeugdstraf (proces-)recht, de aanpak van jeugdcriminaliteit en ontwikkelingen in de jeugdzorg. De kwaliteitsverbetering heeft betrekking op een viertal hoofdaspecten die in evenzovele projecten worden uitgevoerd: de selectie van jongeren met het oog op de meest adequate plaatsing en optimale capaciteitsbenutting, de kwaliteit van de zorg zoals die geboden wordt door de justitiële inrichtingen in het kader van opvang en behandeling (interne zorg), en het ontwikkelen van een besturingsmodel voor de Dienst Justitiële Inrichtingen en de justitiële jeugdinrichtingen dat een optimale ontwikkeling en borging van kwaliteitsprocessen mogelijk maakt. Ten slotte zullen binnen het programma kwaliteitszorg de sectorale producten worden gedefinieerd met daaraan gekoppeld normprijzen per product. In het programma-onderdeel interne zorg wordt tevens uitwerking gegeven aan de integratie van onderwijs binnen het beleid van de justitiële jeugdinrichtingen, zoals aangekondigd in het regeringsstandpunt (brief van de staatssecretaris van het ministerie van OC&W aan de Tweede Kamer, dd. 1 mei 1996) op het rapport «Perspectief 1999» van de commissie Onderwijs in justitiële jeugdinrichtingen. Van het programma kwaliteitszorg wordt tevens melding gemaakt in het Beleidskader 1997–2000 preventieve en curatieve jeugdzorg.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven