24 579 (R1563)
Wijziging van de rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden, met betrekking tot het vervallen van de algemene adviestaak van het Kapittel.

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 11 april 1996

Het verheugt mij dat onderhavig wetsvoorstel met instemming is ontvangen.

De leden van de PvdA-fractie vroegen zich af in hoeverre de advisering van de minister door het Kapittel een factor van betekenis is bij het neutraliseren van de gevoeligheden inzake de onderscheiding van volksvertegenwoordigers. Zij vroegen zich af welke betekenis aan de adviezen van het Kapittel wordt toegekend nu het slechts kan toetsen aan de in de wet en het reglement vastgestelde regels. Zij doelen daarbij op het in het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau (Stb. 1995, 264) neergelegde automatisme. Artikel 14 van dit Reglement bepaalt dat leden van de Staten-Generaal na tien jaar lidmaatschap geacht worden te voldoen aan de criteria op grond waarvan men in aanmerking komt voor onderscheiding in de Orde van Oranje-Nassau en leden van Provinciale Staten en gemeenteraden na twaalf jaar lidmaatschap. In deze gevallen toetst het Kapittel derhalve of de voorgestelde persoon daadwerkelijk het voorgeschreven aantal jaren volksvertegenwoordiger is geweest. Voor de neutralisering van de gevoeligheid bij onderscheiding van volksvertegenwoordigers heeft de advisering door het Kapittel geen betekenis. De tussenkomst van een adviesorgaan kan de politieke gevoeligheid van beslissingen in het algemeen, en dus ook met betrekking tot onderscheidingen, nimmer neutraliseren. De minister blijft immers verantwoordelijk voor zijn beslissing, ook indien hij voorafgaand over de te nemen beslissing is geadviseerd door een onafhankelijk orgaan. De gevoeligheid waar deze leden op doelen is overigens door het in het reglement neergelegde automatisme reeds weggenomen.

Deze leden vroegen ook naar het gewicht van de adviezen van het Kapittel inzake voorstellen tot onderscheiding van volksvertegenwoordigers, nadat burgemeester en commissaris der Koningin de voorstellen voor onderscheiding hebben beoordeeld. Zoals eerder reeds werd aangegeven ten aanzien van het Kapittel betreft het toetsen van voorstellen tot onderscheiding van volksvertegenwoordigers het toetsen aan de in het Ordereglement neergelegde eisen. Dit geldt voor zowel de burgemeester als voor de Commissaris van de Koningin als voor het Kapittel. Een groot gewicht komt het advies van het Kapittel derhalve niet toe. Wel komt het de zorgvuldigheid ten goede.

Dezelfde leden vroegen wat de regering zou doen indien na evaluatie zou blijken dat er zodanige knelpunten in de uitvoering van het nieuwe stelsel worden gesignaleerd dat advisering door een extern orgaan nodig en wenselijk blijkt. Het Kapittel brengt ingevolge artikel 9 van het Besluit Kapittel voor de civiele orden jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden en bevindingen. Knelpunten zullen derhalve in een vroeg stadium al worden onderkend. Bovendien brengt het Kapittel om de vier jaar een rapport uit aan mij waarin zijn taakvervulling aan een nader onderzoek wordt onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voor gewenste veranderingen. Dit rapport wordt, voorzien van een standpunt van mij, aan de beide Kamers der Staten-Generaal toegezonden. In het licht hiervan kan ik mij niet voorstellen dat zich uit een evaluatie knelpunten zullen voordoen die van een zodanige omvang zijn dat een extern adviescollege ingeschakeld zal moeten worden.

De leden van de D66-fractie vroegen om een nadere toelichting op het in de memorie van toelichting gestelde dat er geen behoefte meer zou zijn aan advisering inzake het decoratiestelsel in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Ik begrijp deze vraag aldus dat het hier gaat om een nadere toelichting waarom er geen behoefte meer zou bestaan aan een algemene adviestaak. Zoals ook al in de memorie van toelichting is aangegeven, is het van het begin af aan de bedoeling geweest om het Kapittel slechts tijdelijk een algemene adviestaak in de zin van artikel 79 Grondwet te geven, met name met het oog op de uitvoeringsregelingen in het kader van het nieuwe decoratiestelsel. Nu deze taak volbracht is, ben ik van mening dat een algemene adviestaak voor het Kapittel overbodig is geworden. Het is overigens mogelijk, hier vroegen deze leden ook naar, om in voorkomende gevallen het Kapittel naar de uitvoerbaarheid van een voorgenomen wijziging van de uitvoeringsregelingen te vragen. Een formeel wettelijke regeling van een dergelijke uitvoeringstoets acht de regering in dit geval niet nodig.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven