24 579 (R 1563)
Wijziging van de rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden, met betrekking tot het vervallen van de algemene adviestaak van het Kapittel

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 12 maart 1996

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het standpunt van de regering, dat het voorstel Herzieningswet adviesstelsel – dat op 1 januari 1997 in werking zal treden – deze wijziging in de taken van het Kapittel voor de civiele orden noodzakelijk maakt. Nu de algemene adviestaken vervallen, blijft het Kapittel de minister wie het aangaat, adviseren over het verlenen van onderscheidingen in een der civiele orden.

De leden van de PvdA-fractie hebben hierover een vraag die naar hun oordeel relevant is in het kader van de discussie over de verlening van onderscheidingen aan volksvertegenwoordigers. In het geldende reglement is vastgehouden aan automatische toekenning van onderscheidingen aan volksvertegenwoordigers vanwege het vermeende risico van politisering.

In hoeverre, zo vragen deze leden, is de advisering van de minister door het Kapittel een factor van betekenis bij het neutraliseren van de gevoeligheid bij onderscheiding van volksvertegenwoordigers? Het Kapittel is immers onafhankelijk en toetst alleen aan de in de wet en het reglement vastgestelde regels. Welke betekenis wordt aan de adviezen van het Kapittel toegekend?

Aangezien de procedure voor de toekenning van onderscheidingen, zoals in het geldende reglement is vastgesteld, voor volksvertegenwoordigers dezelfde is als voor de overige burgers, vragen de leden van de PvdA-fractie om een nadere toelichting over het gewicht van de adviezen van het Kapittel, nadat burgemeester en Commissaris der Koningin de voorstellen voor een onderscheiding hebben beoordeeld.

De regering stelt, dat aan een algemene adviestaak inzake het decoratiestelsel noch voor Nederland, noch voor de Nederlandse Antillen en Aruba nog behoefte is. De leden van de PvdA-fractie vragen of het niet zo zou kunnen zijn, dat na de eerste evaluatie van het nieuwe decoratiestelsel, zodanige knelpunten in de uitvoering van het nieuwe stelsel worden gesignaleerd, dat advisering door een extern orgaan nodig en wenselijk blijkt. Wat zal de regering in een dergelijke situatie doen?

De leden van de D66-fractie merken op dat in het kader van de herziening van het adviesstelsel het voorstel Herzieningswet adviesstelsel aan alle externe adviescolleges ex artikel 79 van de Grondwet de adviestaak zal worden ontnomen. Omdat het Kapittel een adviestaak heeft op grond van een rijkswet, heeft de Herzieningswet dit ene college niet kunnen raken. Het voorliggende voorstel van rijkswet is dan ook geheel in de lijn van de herziening van het adviesstelsel.

Twee adviestaken van het Kapittel zullen komen te vervallen. Dit betreft advisering ten aanzien van algemene aspecten van het beleid en advisering over bij de Kamer aanhangig gemaakte initiatiefwetsvoorstellen. In de toelichting wordt gesteld dat er geen behoefte meer zou zijn aan advisering inzake het decoratiestelsel in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. De leden van de D66-fractie vragen of dat nader kan worden toegelicht.

Ook de adviestaak ten aanzien van de uitvoeringsregelingen, zijnde het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau komt te vervallen. De regering stelt dat advisering ten aanzien van deze reglementen eenmalig is en daar nu geen behoeft meer aan is. Het blijkt dat ook bij de meest recente wijziging van die reglementen het advies van het Kapittel is gevraagd en benut (zie Stb. 1996, 89 en de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 15 februari 1996). Volgend uit het onderhavige voorstel zal het Kapittel alleen blijven adviseren over het verlenen van onderscheidingen. Gezien de specifieke positie van het Kapittel, een college bestaande uit deskundigen, en de verwevenheid van de concrete verlening van Orden en het achterliggende beleid, vraagt de D66-fractie of het wel mogelijk blijft het Kapittel bij het tot stand komen van nieuwe uitvoeringsregelingen om een visie te vragen.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier voor dit verslag,

Van Hezik


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Brinkman (CDA), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Mulder-van Dam (CDA), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven