Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 24578 nr. 18 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 24578 nr. 18 |
Vastgesteld 15 april 1999
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 1 april 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Adelmund van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:
– de voortgang van het invoeringsproces van het VMBO (24 578, nr. 15);
– de brief van staatssecretaris Adelmund d.d. 25 maart 1999 over de examenprogramma's VMBO (OCW 260);
– de brief van staatssecretaris Adelmund d.d. 25 maart 1999 over de beschikbaarheid van leermiddelen (OCW 249).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Lambrechts (D66) herinnerde eraan dat zij in het algemeen overleg van 3 februari te kennen heeft gegeven, grote zorgen te hebben over de invoering van het VMBO. Er vinden immers drie majeure operaties in een keer plaats: «Weer samen naar school» in het VO, de herstructurering van de leerwegen en het inrichten van vier nieuwe leerwegen met deels nieuwe methoden. Daarom is met de staatssecretaris afgesproken op korte termijn een quick scan te houden op basis waarvan kan worden beoordeeld of de start van het VMBO in augustus 1999 verantwoord is. De Kamer is uitdrukkelijk toegezegd geen stapels papier toegestuurd te krijgen omdat de Kamer dan door de bomen het bos niet meer ziet. Inmiddels is een overzicht van de procedure verschenen waaruit blijkt dat de staatssecretaris van plan is reeds in april een brede publiciteitscampagne te gaan voeren over de invoering van het VMBO, terwijl pas in mei-juni de resultaten van de quick scan worden verwacht. Deze zaken mogen niet omgedraaid worden, omdat de quick scan nu juist nodig is om te kunnen beoordelen of met het VMBO, en de publiciteitscampagne daarvoor, kan worden gestart.
Uit een brief van de GEU (Groep educatieve uitgeverijen) blijkt dat de uitgeverijen twee tot tweeënhalf jaar nodig hebben om kwalitatief goede programma's te kunnen garanderen. Dit lijkt helder, maar de berichten van de staatssecretaris hierover zijn anders, terwijl niet duidelijk is in hoeverre die berichten door de uitgeverijen worden onderschreven.
Met de herstructurering van de afdelingen is het niet goed gesteld. De staatssecretaris heeft in het vorige overleg weliswaar gezegd dat dit oud nieuws is, maar het is nog steeds actueel. Daarover maakte mevrouw Lambrechts zich zorgen.
Zij wees erop dat met het toezenden van de conceptexamenprogramma's, kilo's papier, geen antwoord wordt gegeven op de essentiële vraag hoe het staat met de voorbereiding. Door de programma's vast te stellen voordat de procedure voor het gewijzigde Examenbesluit is doorlopen, wordt iets vastgesteld terwijl niet kan worden gegarandeerd dat er geen wijzigingen meer zullen optreden. De OR (Onderwijsraad) wil graag bezien of de examenprogramma's en het inrichtingsbesluit – de studielast en de feitelijke inhoud van de programma's – goed op elkaar zijn afgestemd, maar dat is nu niet meer mogelijk. Ook daar was zij niet gelukkig mee.
In een artikel in Uitleg wordt jubelend vermeld dat het goed gesteld is met de voorbereiding van het VMBO. Dat deed haar wel deugd, maar zij nam dit bericht toch met een korreltje zout. In dit blad werd overigens voorgesteld, het geld voor de verkleining van de klassen in te zetten voor ICT-beleid en dat maakte haar helemaal ongelukkig. Al met al kreeg zij het idee dat aan de criteria van de zorgvuldigheid waarover de staatssecretaris in het vorige overleg sprak, niet wordt voldaan. De Kamer krijgt op deze manier niet de instrumenten aangereikt om te kunnen controleren en beoordelen of van een verantwoorde invoering sprake zal zijn. Zij kreeg eerder de indruk dat de eindjes overhaast aan elkaar worden geknoopt, desnoods in omgekeerde volgorde. Als de Kamer in dezelfde vallen trapt als bij de invoering van de tweede fase, kan haar straks terecht een verwijt worden gemaakt.
De heer Rabbae (GroenLinks) merkte op dat thans overleg wordt gevoerd omdat niet alleen van de GEU signalen worden ontvangen, maar ook van het veld, dat bij de invoering van het VMBO toch minder assertief is dan bij de invoering van de tweede fase en het studiehuis. Hij had begrepen dat het ministerie en de inspectie reeds in januari met de GEU overleg hebben gevoerd, maar pas nu met de uitgevers een regeling hebben getroffen. Dat laatste vond hij goed, maar die vertraging betreurde hij wel. Zullen de docenten die de beoogde omslag moeten realiseren, daarvoor voldoende tijd en mogelijkheden krijgen voordat het project van start gaat?
De voorgestelde beleidsontwikkeling komt zeker tegemoet aan de wensen en de mogelijkheden van elk kind. Wel moet in de gaten worden gehouden of het snel instromen van kinderen in de richting van hun keuzes geen belemmering vormt voor de doorstroming naar een hoger type onderwijs. Het is vooral van belang te bezien of kinderen met minder kansen door deze aanpak sneller tot een andere keuze worden gebracht. Hij nam aan, dat de staatssecretaris deze ontwikkeling zal volgen. Eveneens moet bekeken worden welke keuzen de kinderen gaan maken en van welke verhouding en samenstelling daarbij sprake is. Pas dan kan worden beoordeeld of de verdeling tussen de verschillende onderwijstrajecten evenwichtig is.
De voorlichting laat over het algemeen nog te wensen over. De wetgeving heeft nog niet alle scholen bereikt en niet alle scholen weten wat de wetgeving inhoudt. Daarvoor moet eerst worden gezorgd. Verder vroeg de heer Rabbae zich af of de wetgeving de spreiding van het onderwijs binnen een school niet zal belemmeren. Als voorbeeld gaf hij een school in een dorp, die vaak maar een afdeling aanbiedt omdat het aanbieden van meer afdelingen onrendabel is. Ontbreekt bijvoorbeeld het vak mode, dan wordt zo'n school een jongensschool omdat veel meisjes uitwijken naar een school in de dichtstbijzijnde stad. De keuze wordt daardoor aanzienlijk beperkt.
Tot slot wees hij erop dat deze doelgroep kwetsbaarder is dan die bij de invoering van de tweede fase. Het is daarom nodig extra alert te zijn.
De heer Mosterd (CDA) feliciteerde de staatssecretaris met het akkoord dat met de GEU is bereikt. In een gesprek dat een aantal weken geleden met de GEU werd gevoerd, werd evenwel aangegeven dat in januari door de uitgevers een deadline is gesteld. Ook al zou de regering bepaalde zaken naar voren schuiven, reparatie is volgens de uitgevers nu niet meer mogelijk. Het tijdig gereedkomen van de leermiddelen konden zij daarom niet meer garanderen. Hoe is deze uitspraak van de GEU te rijmen met het bereikte akkoord? Wat wordt overigens onder «leermiddelen» verstaan? Zullen alle boeken voor alle vakken en afdelingen op tijd klaar zijn, of een deel daarvan?
Een proces waarvoor veel mensen zich stevig inzetten, moet niet worden gestopt, tenzij het echt niet anders kan. Het CDA was dan ook blij met de quick scan die in mei zal verschijnen. Deze is voor het CDA van groot belang om te kunnen beoordelen of er onoverkomelijke problemen zijn waardoor eventueel een andere weg moet worden gevolgd. Dat verwachtte de heer Mosterd overigens niet; in het veld leven veel onzekerheden, maar een pas op de plaats of uitstel wordt niet nodig gevonden.
De staatssecretaris heeft toegezegd dat na een brede evaluatie zal worden besloten over een go of no-gomoment. De heer Mosterd kon zich niet voorstellen dat na de start in augustus nog tot een no-go kan worden besloten. Misschien is dat wel op onderdelen mogelijk. Hij verzocht de staatssecretaris hierop in te gaan. Hij vond het logisch dat het accent van de werkzaamheden van het PMVO (procesmanagement voortgezet onderwijs) wordt verschoven omdat ook het proces van invoering verandert. Dat proces is echter ook een keer klaar. Zal het onderwijsveld de taken van het PMVO dan stap voor stap overnemen?
Van het onderwijsveld had hij vernomen dat de spelregels, met name voor de intrasectorale afdelingen, nogal als klemmend worden ervaren. Het veld geeft zelf aan deze problematiek makkelijker op te kunnen lossen als het daarvoor meer ruimte krijgt. Hij verzocht de staatssecretaris aan te geven, of dit probleem zich inderdaad voordoet en zo ja, of zij bereid is de gevraagde ruimte te geven. Zijn er overigens niet te veel actoren op dit terrein?
Het lijkt erop dat er in de praktijk meer afdelingen zullen komen dan waarop het ministerie heeft gerekend. Het onderwijsveld zou de ruimte en de tijd moeten krijgen om dit probleem zelf op te lossen. Er wordt immers ook een lumpsum uitgekeerd.
Door alle veranderingen in het onderwijs worden prioriteiten gesteld. Een project zoals ICT komt daardoor nogal eens in de knel. Moet het beleid daarop worden toegesneden, of gaat dit vanzelf goed? Overigens kunnen niet altijd voldoende leerkrachten worden gevonden. Het is belangrijk ook daar veel energie in te steken. Over de grote portie eindexamenprogramma's merkte de heer Mosterd op dat een Kamerlid niet op elk onderdeel kan zeggen of dat verantwoord is of niet. Dat moet aan deskundigen worden overgelaten. Het Kamerlid kan zich slechts laten adviseren. Is de staatssecretaris ervan overtuigd dat deze programma's niet overladen zijn, zodat straks geen bijstellingen nodig zijn?
Mevrouw Dijksma (PvdA) had de opstelling van de uitgevers toch met gefronste wenkbrauwen waargenomen. Bij de wetsbehandeling van de profielen HAVO/VWO in 1997 hebben zij er steeds op aangedrongen dat de invoering per 1 augustus 1998 moest plaatsvinden omdat zij anders voor niets veel hadden geïnvesteerd. Nu zijn de profielen per 1 augustus 1998 gestart en nu blijkt dat voor een aantal vakken de leermiddelen nog niet beschikbaar zijn. Ditmaal melden de uitgevers dat zij niet tijdig kunnen zorgen voor een voldoende aanbod van leermiddelen, terwijl deze pas in 2001 gereed hoeven te zijn. Blijkbaar zijn de uitgevers er bang voor de schuld te krijgen als het straks misgaat en varen zij nu een risicovrije koers. Nu de staatssecretaris heeft aangekondigd de definitieve vaststelling van de examens te vervroegen naar 1 mei, hebben de uitgevers laten weten alsnog voldoende tijd te hebben. Thans schijnt een akkoord bereikt te zijn en daar was mevrouw Dijksma blij mee. Hebben de uitgevers daarin gegarandeerd dat zij tijdig voldoende leermiddelen beschikbaar hebben en welke garanties heeft de staatssecretaris gegeven aan de uitgevers?
Diverse directeuren van scholen hebben aangegeven dat de hoeveelheid leermethoden per vak – soms zijn er dat wel zes – van invloed zijn op de prijzen van de schoolboeken. Het is belangrijk dat een schoolleider kan kiezen uit verschillende methodes, maar het is wel de vraag of de meerwaarde van een groot keuzeaanbod altijd opweegt tegen de dalende rendementscijfers per methode en de extra kosten, die op de ouders worden afgewenteld. Zij wilde graag weten of de staatssecretaris in het gesprek met de uitgevers ook heeft gesproken over het keuzeaanbod, de breedte van het aantal leermethodes en de kosten daarvan.
Berichten duiden erop dat de herstructurering van het VBO-aanbod stagneert. Aan de scholen is gevraagd vraag en aanbod in het VBO zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Mevrouw Dijksma herinnerde eraan dat zij al eerder in de krant had gemeld niet uit te sluiten dat wordt overgegaan tot het instellen van een opheffingsnorm als de scholen er niet uit komen. Een school zal immers niet makkelijk zelf overgaan tot het opheffen van een afdeling. De scholen hebben echter ook een ander probleem. Door de nieuwe VMBO-wetgeving zal het VBO een aantrekkelijker onderwijssoort worden. Verwacht wordt dat het aantal leerlingen in het VBO zal toenemen en dat de verhouding tussen het MAVO en het VBO drastisch kan wijzigen. Zij verzocht de staatssecretaris de scholen te helpen bij het afstemmen van vraag en aanbod door tegelijkertijd met de quick scan een onderzoek te verrichten naar de verwachte verschuivingen in de leerlingenstromen van het MAVO en het VBO. Zo'n onderzoek hoeft niet zoveel extra tijd te kosten en draagt bij aan de nodige zorgvuldigheid. Het dient daarom niet op macroniveau, maar per regio gedaan te worden. De uitkomst kan de scholen meer houvast bieden bij het wel of niet in stand houden van afdelingen. Het eerder vaststellen van het eindexamenreglement kan hier overigens ook een bijdrage aan leveren. Het was uitdrukkelijk niet haar bedoeling hierdoor het invoeringsproces te vertragen. Zij was het met de heer Mosterd eens dat bij een traject dat zo enorm wordt gewaardeerd, niet steeds aan de rem moet worden getrokken. Op de opmerking van de heer Mosterd dat het ook na zo'n onderzoek toch koffiedik kijken blijft, antwoordde zij dat het onderzoek natuurlijk niet dé oplossing biedt. Het is een middel om het proces dat de scholen in eerste instantie zelf moeten uitvoeren, te vergemakkelijken. Zij wees erop dat zonder dit onderzoek ook kan worden besloten tot het instellen van een opheffingsnorm.
Mevrouw Dijksma meende dat het niet juist is dat Kamerleden de enorme stapels examenprogramma's gaan beoordelen. Kamerleden zijn geen vakinhoudelijk en didactische specialisten en kunnen de programma's slechts op hoofdlijnen bekijken. Van de onderwijsexperts is overigens nog niets over de examenprogramma's vernomen, maar zij wist niet of dit een goed of een slecht teken is. Wel moet helder worden of de voorgelegde programma's niet te overladen zijn. Blijft er ruimte om deze in te korten, of is dat niet meer mogelijk omdat zij 1 mei worden vastgesteld?
De heer Cornielje (VVD) vond het een belangrijk signaal dat de uitgevers te kennen hebben gegeven niet te garanderen dat de boeken voor de MAVO/VBO/VSO op tijd klaar zullen zijn. Op 3 februari heeft de staatssecretaris evenwel aangegeven dat de uitgevers druk bezig zijn met de voorbereidende werkzaamheden. Wist de staatssecretaris toen dat de uitgevers ten minste twee jaar nodig hebben om de leermiddelen op 1 februari 2001 klaar te hebben? Zij hadden dus in feite al op 1 februari 1999 het fiat moeten krijgen. Is de vorige staatssecretaris ook van 1 februari 2001 uitgegaan en hoe verklaart deze staatssecretaris dat de definitieve eindexamenprogramma's niet op 1 februari 1999 konden worden vastgesteld? Wanneer was zij op de hoogte van deze vertraging?
Meer dan de helft van het aantal leerlingen in het VO gaat naar het VBO of het MAVO. De grootst mogelijke zorgvuldigheid is dan ook geboden bij de invoering van de nieuwe examenprogramma's, bij de herschikking, de uitruil en de samenvoeging van de afdelingen en bij het invoeren van de nieuwe zorgstructuur.
In de voortgangsrapportages zal de staatssecretaris voortdurend aandacht moeten schenken aan de ontwikkeling van de zorgstructuur, opdat een verantwoorde beslissing hierover mogelijk wordt. De zorgstructuur kan wellicht een onderdeel vormen van de quick scan die in mei wordt verwacht. Op deze manier kan dan van een soort nulmeting worden uitgegaan.
Het proces van herschikking van de afdelingen, de uitruil en de mogelijke samenvoegingen verloopt traag. Enerzijds wordt afgewacht, maar anderzijds zou er sprake zijn van een nieuwe fusiegolf in het VO. Daar is de VVD mordicus tegen. Juist voor deze groep leerlingen is het van belang dat niet wordt aangestuurd op institutionele eenheden die nog groter zijn dan de huidige. Krijgt de positie van het openbaar onderwijs overigens voldoende aandacht in deze herschikkingsoperatie? De heer Cornielje verzocht de staatssecretaris aan te geven, of de herschikking nog op schema ligt. Hij waarschuwde haar dat het onderzoek waarom mevrouw Dijksma heeft gevraagd, een vertraging kan veroorzaken. Dan worden wellicht eerst de resultaten afgewacht en wordt niet meegewerkt aan een verdere uitruil van afdelingen. Op de stelling van mevrouw Dijksma, dat de angst voor een fusiegolf door het onderzoek ook gekenterd kan worden, zei de heer Cornielje dat vaststaat dat het aantal leerlingen niet toeneemt. Worden op de ene afdeling veel leerlingen verwacht, dan zal het leerlingenaantal dus elders afnemen.
Over de invoering van de leerwegen en de nieuwe eindexamenprogramma's merkte hij op dat een invoering per 1 augustus 1999 inhoudt dat pas 1 augustus 2001 gestart kan worden en dat in 2003 het eerste nieuwe examen zal worden afgenomen. In dat opzicht is er dus wel nog wat tijd, maar de nieuwe leermiddelen zijn wel op 1 augustus 2001 nodig. Hij verzocht de staatssecretaris beter te onderbouwen dat invoering per 1 augustus 2001 verantwoord is. Heeft de OR overigens al advies uitgebracht over de nieuwe concepteindexamenprogramma's? Hij kon zich niet voorstellen dat de programma's al op 1 mei kunnen worden vastgesteld als nog geen advies is uitgebracht. Hetzelfde geldt voor het advies van de landelijke organen over de beroepsgerichte vakken. Over de intrasectorale programma's is immers nogal wat ophef geweest.
Is het totale examenpakket getoetst op overladenheid en op beperkingen voor de doorstroom MAVO/HAVO? Die zijn immers beide ongewenst. De staatssecretaris schrijft dat de overleg- en adviesprocedure voor de programma's dermate intensief en langdurig is geweest dat de programma's nu reeds kunnen worden vastgesteld, maar met wie is dit overleg gevoerd en wie heeft zich hieraan gecommitteerd? Tot slot gaf de heer Cornielje aan, dat de door hem gestelde vragen voorzover nodig ook schriftelijk kunnen worden beantwoord, als de Kamer hierover maar voor 1 mei nog een gesprek kan voeren met de staatssecretaris.
De heer Van der Vlies (SGP) sloot zich aan bij de vragen die zijn gesteld over de gemaakte afspraak met de GEU.
In de brief van de staatssecretaris (24 578, nr. 15) wordt een strak schema weergegeven, waarvan de uitvoering vraagt om een combinatie van bestuurlijke kwaliteiten, zorgvuldigheid en vaart. De SGP-fractie had er geen behoefte aan gas terug te nemen, maar prikkelde de staatssecretaris wel een vinger aan de pols te houden.
Ook de heer Van der Vlies hadden signalen bereikt over een stagnatie in de herschikking en de uitruil van afdelingen. De Kamer heeft hierbij geopteerd voor een behoorlijke mate van vrijwilligheid en de ruimte geboden voor denominatieve afspraken. Ook daar lijkt geen schot in te zitten. Hij wilde zo lang mogelijk wachten met het formuleren van opheffingsnormen, maar er moet wel worden geprobeerd die te voorkomen. De opmerking van de heer Cornielje over de fusiegolf was hem uit het hart gegrepen.
Nogal wat instituten maken op dit moment een pas op de plaats vanwege de spelregels die voor de intrasectorale programma's zijn vastgesteld. Door de laatste stukken van de staatssecretaris is een stukje zekerheid ontstaan, maar hoe een en ander per regio zal uitwerken, is minder duidelijk. De OR heeft in zijn advies over het conceptinrichtingsbesluit erop aangedrongen daarin spelregels op te nemen voor intrasectorale programma's. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?
De heer Van der Vlies was het eens met de opmerking over de mogelijke overladenheid van de examenprogramma's. Hij herinnerde eraan dat voor bepaalde onderdelen van programma's met bepaalde denominaties nog wordt gediscussieerd over een eigen inkleuring daarvan. Bij de begrotingsbehandeling is toegezegd dat daarvoor ruimte zou bestaan. Die ruimte wilde hij toch wel veiliggesteld zien. Ook zijn afspraken gemaakt over een kwaliteitstoets voor de substituties. Hij verzocht de staatssecretaris hierop uitdrukkelijk te reageren.
De staatssecretaris zei dat het altijd moeilijk is om grote onderwijsvernieuwingen in te voeren. Het bestaande legitimeert zichzelf, maar het nieuwe moet altijd bewezen worden door de voorwaarden die daarvoor worden gecreëerd. Ook voor het VMBO moet bekeken worden wat de noodzakelijke voorwaarden zijn en welke voorwaarden nog extra kunnen worden gesteld zonder dat het enthousiasme voor de vernieuwing wordt geremd. Het was de staatssecretaris nog nooit gebleken dat scholen behoefte hebben aan uitstel van deze operatie. Integendeel, zij willen juist haast maken omdat de vernieuwing wordt gezien als de emancipatie van het onderwijs VBO/MAVO.
De uitgevers verkeerden in de veronderstelling dat de examenprogramma's nog in de loop van het jaar, zelfs nog in het vierde kwartaal van 1999, gewijzigd konden worden. Dat zou voor hen een enorme tijdsdruk hebben betekend. Dat is nu voorkomen door de vaststelling van de examenprogramma's naar voren te halen. Op 25 maart 1999 is hierover dan ook een persbericht uitgegaan, dat door de uitgevers is onderschreven. Zij waren overigens ook akkoord met de brief die naar de Tweede Kamer is gestuurd. Zoals het er nu voorstaat, achten de uitgevers zich goed in staat om aan de boeken en leermiddelen te gaan werken.
In het proces naar de invoering van het VMBO worden zeer veel activiteiten ondernomen. Uit de tabel bij de brief (24 578, nr. 15) blijkt dat het inrichtingsbesluit in de derde week van april zal worden aangeboden. In juni volgt dan de reactie op de keuzerapportage van de regievoerder. In deze periode zullen de scholen, de provincies en alle andere betrokkenen bij de invoering van het VMBO in spanning zitten, omdat onderhandeld dient te worden over de marktverdeling. Aan de hand van de resultaten van de quick scan, die in 1999 in mei-juni en in december worden verwacht, kan worden beoordeeld hoe de vernieuwing in de praktijk wordt ervaren.
De promotiecampagne start nu nog niet, omdat aan de inhoud ervan nog wordt gesleuteld. Deze campagne gaat met name om de beeldvorming voor het VMBO en staat niet zozeer in relatie tot de invoeringsdatum. De campagne is nodig om alle Nederlanders te informeren over het nieuwe VMBO. Omdat de beeldvorming nog niet helemaal klaar is, is het mogelijk dat de publiciteitscampagne pas start nadat de quick scan bekend is. De staatssecretaris zei toe de Kamer al het materiaal over de voorlichting toe te sturen. Zij meldde verder dat thans vijf regionale conferenties zijn gehouden over de leerwegen en vijf over de zorgstructuur. Inmiddels zijn afdelingsdocenten bij elkaar gekomen. Ook de afdelingen elektro en de zorg komen binnenkort bij elkaar. Verder is er veel papieren voorlichtingsmateriaal, dat voortdurend wordt besteld. Leerwegconsulenten en ambassadeurs voor de zorg zullen voorlichting geven in de regio en door het PMVO wordt op dit moment ook nog voorlichtingsmateriaal ontwikkeld.
Het moment van «go or no go» heeft geen betrekking op de leerwegen, maar op de stand van zaken in de zorgkant, dus op het leerwegondersteunend onderwijs, het praktijkonderwijs, de bestuurlijke beslissingen over de fusies VO en SVO/LOM en de positionering van het praktijkonderwijs.
Het was de staatssecretaris bekend dat de uitgevers twee jaar nodig hadden om lesmateriaal te ontwikkelen. Een wijziging van de programma's na 1 maart 1999 zou tot vertraging leiden. Het was niet bekend dat de uitgevers hun werk zouden stilleggen tot het moment van definitieve vastlegging. Dat was echt een misverstand. Thans is een akkoord bereikt. Indien gewenst, kan de Kamer de tekst daarvan ontvangen. De vertraging is in elk geval van tafel. De eerder genoemde vaststellingsdatum van eind oktober was een formele benadering. Het was aanvankelijk de bedoeling het eindexamenbesluit te wijzigen en daarna de programma's vast te stellen. Besloten is de programma's reeds nu vast te stellen omdat de uitgevers anders vreesden dat deze in de periode tot oktober nog ingrijpend gewijzigd zouden worden. Het is echter nooit de bedoeling geweest om in de periode maart-oktober daarin nog wijzigingen aan te brengen, zodat het niet bezwaarlijk was de programma's eerder vast te stellen. De adviesprocedure over de examens heeft drie jaar in beslag genomen. De programma's kunnen daarom ook definitief worden vastgesteld en zullen niet meer gewijzigd worden.
Bij de advisering over de programma's is de normale procedure doorlopen. Zeer veel organisaties zijn uitgenodigd om te reageren. Alle adviezen zijn naar de OR gestuurd die hierop adviezen heeft uitgebracht over de algemene vakken, de afdelingsvakken en de intrasectorale programma's. Deze adviezen zijn nauwlettend gevolgd in het bijstellingsproces, waarbij vakdeskundigen en de landelijke organen betrokken zijn geweest. Daarbij is, o.a. voor het vak wiskunde, gelet op de aansluiting van MAVO naar HAVO. De staatssecretaris ging ervan uit dat over de huidige programma's overeenstemming bestaat. Over drie intrasectorale programma's in de sector techniek wordt nog overleg gevoerd, maar zij verwachtte dat ook hierover snel overeenstemming wordt bereikt.
De programma's zijn niet overladen. Dat waren zij doorgaans al niet bij de eerste oplevering. Bovendien is hier in het bijstellingsproces in het bijzonder op gelet. De programma's zijn o.a. bekeken door PMVO, CITO, SLO, CEVO en OCW.
Over het eindexamenbesluit zal zonder meer advies worden gevraagd aan de OR. Dit ligt in april-mei voor in de ministerraad. De kosten van de leermiddelen zijn nadrukkelijk op de agenda gekomen als gevolg van de tweede fase. De neiging bestaat om steeds mooiere, en ook duurdere, boeken te maken. De VVO (Vereniging voor het management in het VO) voert overleg met de uitgevers over de prijs en dat vond zij een mooi platform daarvoor. Verloopt dit niet goed, dan zei de staatssecretaris een gesprek te zullen aangaan.
Het advies van de Raad van State over het inrichtingsbesluit is vorige week ontvangen. Deze stukken zijn nog vertrouwelijk tot het moment van ondertekening door de Koningin. De vragen van de Raad van State gaan vooral over de spelregels voor de intrasectorale programma's. De rest was geheel volgens verwachting. Het inrichtingsbesluit wordt eind april voorgehangen.
Over de keuzerapportage, die midden april zal worden aangeboden, is nog nooit gepubliceerd. Eventuele berichten daarover in de krant hebben dus geen betrekking op deze rapportage. De staatssecretaris gaf wel aan dat al is gebleken dat velen voor intrasectorale programma's kiezen. Op de keuzerapportage wordt in juni een reactie gegeven.
Bij het infrastructuurproces van het VMBO is gekozen voor een proces van onderop. Dat wil zeggen dat niet te snel van bovenaf een norm zal worden opgelegd. De staatssecretaris wilde de eigen verantwoordelijkheid van scholen en besturen centraal stellen. In dit moeilijke proces zal enerzijds de eigen kracht van de scholen blijken, anderzijds zal het ook voorkomen dat een deel van het onderwijsprogramma van een school zal worden afgestaan aan andere actoren. De Tweede Kamer heeft zich er in ieder geval mede voor ingezet te voorkomen dat er te veel kleine afdelingen zijn en dat leerlingen terecht komen op afdelingen die niet levensvatbaar zijn. Zij wilde in dezen graag de keuzerapportage en de reactie van de regievoerder hierop afwachten. Dan blijkt ook welke adviezen de provincies hebben gegeven. Wordt de kwaliteit waarover partijen het eens zijn niet bereikt, dan zal nadere regelgeving moeten volgen, maar zij wilde eerst het proces een kans geven en bezien of de scholen en besturen hun verantwoordelijkheid nemen. In de opheffing van niet levensvatbare afdelingen komt wel al schot: vorig jaar 25, dit jaar 100. Het beeld over de keuzen die scholen maken voor de opheffing van afdelingen of de intrasectorale programma's is nog niet compleet. Daarover wordt de Kamer in april uitgebreid geïnformeerd. Uit het grote aantal aanvragen blijkt dat de spelregels voor de intrasectorale programma's niet als klemmend worden ervaren. De staatssecretaris wilde wel laten analyseren of de intrasectorale programma's erbij komen of in de plaats komen van andere afdelingen. Thans bestaat de indruk dat de scholen deze programma's er nog even bij nemen. Hierover wilde zij pas een oordeel geven als het desbetreffende stuk voorligt. Het was haar wel gebleken dat de sectoren de meerwaarde van intrasectorale programma's beter inzien.
Het beroepsonderwijs is een zeer vitale vorm van onderwijs. Zij was het daarom eens met de opmerking van de heer Rabbae over de noodzakelijke spreiding (meisjes-jongens). De staatssecretaris zei graag te willen ingaan op de regionale spreiding in haar reacties op de adviezen. De toegankelijkheid voor meisjes, ook tot het technisch onderwijs, wilde zij graag waarborgen.
Voor het realiseren van de omslag door docenten zijn aan scholen invoeringsfaciliteiten beschikbaar gesteld: twee uren per volle baan en extra geld. De scholen kunnen binnenkort starten met netwerken.
Op de vraag van mevrouw Dijksma om een onderzoek naar leerlingenstromen antwoordde de staatssecretaris dat op landelijk niveau het aantal leerlingen MAVO-C en MAVO-D al bekend is. Hieruit kunnen de leerlingenstromen worden berekend, ook voor de regio. De scholen is het bekend welke mogelijke verandering van leerlingenstromen plaatsvindt als er meer keuzen zijn dan MAVO/VBO en zij bekijken op basis van de thans bekende gegevens, welke leerlingen te verwachten zijn. Daarbij wordt een koppeling gelegd naar het speciaal onderwijs. Ook in de keuzerapportage wordt aandacht geschonken aan de wijziging van de leerlingenstroom op macroniveau. De staatssecretaris zei toe de regievoerder te vragen bij het aanbieden van de rapportage apart in te gaan op de mogelijke verschuivingen in de leerlingenstromen.
Over de schaalvergroting is het regeerakkoord duidelijk. Ook de discussie hierover wilde zij koppelen aan de bespreking van de keuzerapportage. Door de fusieaanvragen heeft de Kamer alle zicht op deze ontwikkeling.
Tot slot meldde de staatssecretaris nog dat het examenbesluit zal worden voorgelegd aan de Onderwijsraad. Op basis van het eindexamenbesluit en het advies van de Onderwijsraad wordt bepaald hoe het examenprogramma wordt geëxamineerd en welke verdeling zal plaatsvinden over schoolexamens en het centraal examen. De hoofdlijnen van de examinering liggen vast. De conceptexamenprogramma's bevatten ook een conceptexamenparagraaf, die nu niet wordt vastgesteld. Daarmee wordt gewacht tot het examenbesluit. De examenparagraaf is niet van invloed op het werk van de uitgevers.
Mevrouw Lambrechts (D66) erkende dat over de hoofdlijnen geen verschil van mening bestaat tussen de staatssecretaris en de Kamer, maar juist bij het VMBO gaat het over de uitwerking op onderdelen. En daar kan het nog behoorlijk mis lopen. Ook zij had niet gehoord dat in het veld om uitstel wordt gevraagd, maar het veld weet niet precies wat op hen afkomt en het weet zich geen raad met de uitwerking op onderdelen. Zij adviseerde dan ook wat meer tijd te nemen voor een zorgvuldige uitwerking. Niet alles hoeft in een keer ingevoerd te worden. Misschien kan de invoering op onderdelen doorgaan, maar D66 voelt er niets voor de eindjes omgekeerd aan elkaar te knopen.
Het misverstand dat met de uitgeverijen is ontstaan, zag mevrouw Lambrechts niet als een misverstand. De uitgeverijen waren volkomen helder. Een rekensom leert dat er op z'n best nog een jaar en zeven maanden tijd is voor de voorbereiding van het examen. Dat was te kort voor de tweede fase en dat zal ook niet genoeg zijn voor deze methoden. Zij was er wel blij mee, dat de promotieactiviteiten waarschijnlijk niet gestart worden voor de resultaten van de quick scan bekend zijn. Een quick scan heeft echter alleen maar zin, als je met de resultaten nog wat kunt doen. Komen deze pas in mei-juni, dan kunnen deze resultaten niet meer betrokken worden bij het beantwoorden van de vraag of meer tijd genomen moet worden voor een zorgvuldige voorbereiding.
Inmiddels wordt overal duidelijk gemaakt dat een doorstroming naar het HAVO te moeilijk is. D66 vindt dat doorstromen mogelijk moet blijven.
De heer Rabbae (GroenLinks) vroeg de staatssecretaris of zij nu wel of niet nog moet reageren op een advies van de OR over de examenprogramma's. Hij had verder begrepen dat de scholen nog niet in het bezit zijn van de wet- en regelgeving op dit gebied. Wanneer denkt de staatssecretaris te voorzien in deze behoefte? De heer Rabbae kon zich niet voorstellen dat de staatssecretaris zich erbij neerlegt als er geen mogelijkheid tot doorstroming is. Graag hoorde hij hiervan een ontkenning.
De heer Mosterd (CDA) was het er van harte mee eens dat de discussie over de afdelingen nog even aan het onderwijsveld moet worden overgelaten. Hij herinnerde aan het vorige algemeen overleg, waarin de staatssecretaris heeft aangegeven dat doorstroming van VMBO tot universiteit mogelijk moet blijven. Het HAVO maakt daarvan onderdeel uit. Daar wilde hij de staatssecretaris aan houden.
Hij verzocht de staatssecretaris nogmaals in te gaan op de rol van het PMVO en op het feit dat er te veel actoren zijn.
Tot slot nam hij met dankbaarheid kennis van het feit dat de programma's niet overladen zijn.
Mevrouw Dijksma (PvdA) vond de antwoorden van de staatssecretaris op een aantal vragen en problemen heel bevredigend. Nu drie jaar is gewerkt aan het maken van de programma's kan niet hard worden gemaakt dat dit een onzorgvuldig proces is geweest. Het VMBO is van belang en het beroepsonderwijs in Nederland moet aantrekkelijk worden gemaakt. Daarom mag niet op de rem worden getrapt. Dat neemt niet weg dat de fractie van de PvdA nog een aantal zorgen heeft. Mocht het niet goed gaan, dan moet de Kamer er niet bang voor zijn te besluiten om het anders te doen, maar daarvoor had mevrouw Dijksma tot nu toe nog geen argument gevonden.
Zij was blij met de toezegging van de staatssecretaris aan de regievoerder te vragen ook naar de leerlingenstromen te kijken.
De heer Cornielje (VVD) nam met genoegen kennis van het feit dat de eindexamenprogramma's niet meer gewijzigd zullen worden en dat de OR met deze programma's heeft ingestemd. Hij vond het ook plezierig dat alle organisaties die de staatssecretaris heeft opgesomd, ook hebben ingestemd met de programma's en dat zij getoetst zijn op overladenheid en op de mogelijkheid de doorstroming MAVO/HAVO te handhaven.
Dat de staatssecretaris zegt dat geen school om uitstel heeft gevraagd, vond hij niet overtuigend. Er zijn drie verschillende operaties aan de gang. Over de invoering van de nieuwe zorgstructuur wordt in 2002 beslist. De uitruil van afdelingen komt ook nog aan de orde. Wel zei de heer Cornielje nu vast dat daarbij geen fusies moeten plaatsvinden en dat onder andere getoetst moet worden of er voldoende openbaar onderwijs blijft. De invoering van de leerwegen wordt pas in 2001 gevoeld. Het is belangrijk klachten hierover te voorkomen. Zijn de randvoorwaarden daarvoor zorgvuldig opgesteld, dan zijn zorgen niet nodig, maar als het fout gaat, moet de staatssecretaris zich wel zorgen maken.
Dat de uitgeverijen de brief van 25 maart hebben onderschreven, vond de heer Cornielje niet overtuigend. De staatssecretaris kiest ervoor de operatie door te zetten. Dat is haar verantwoordelijkheid. Hij wilde haar nu het voordeel van de twijfel geven. Juist met deze groep leerlingen mogen geen missers worden gemaakt, want dan heeft de staatssecretaris ernstige problemen.
De heer Van der Vlies (SGP) was het met de heer Cornielje eens dat de leerlingenpopulatie er niet de dupe van mag worden als er onverhoopt iets fout gaat. Een mix van de door mevrouw Lambrechts genoemde zorgvuldigheid en de door mevrouw Dijksma genoemde dynamiek vond hij dan ook nodig.
In het eindexamenbesluit wordt bepaald wat centraal wordt getoetst en wat in de schoolonderzoeken terechtkomt. In de scholen wordt nog steeds gediscussieerd over bepaalde onderdelen van de examenprogramma's. Als in het examenbesluit wordt voorzien dat de eigen inkleuring van programma's terugkomt in de schoolonderzoeken, was de heer Van der Vlies gerustgesteld, maar daarover had hij nog geen zekerheid. Hoe wordt dit uitgekristalliseerd?
De staatssecretaris zei het tempo waarin het proces nu verloopt, graag te willen volhouden omdat dit juist in het belang is van de leerlingen. In de komende periode zullen zich problemen blijven voordoen, maar dat is altijd het geval bij een omvangrijke verandering. Zij vond het in het belang van de leerlingen dit traject nu niet te herfaseren. Tot nu toe is hiervoor aan voldoende voorwaarden voldaan.
De doorstroom MAVO/HAVO is gegarandeerd en ligt in de regelgeving vast. De programma's zijn hierop afgestemd. De weg van doorstroming wilde de staatssecretaris altijd openhouden en zeker niet moeilijker maken. Desgevraagd gaf zij aan dat thans 18% van de MAVO-populatie naar het HAVO doorstroomt. Ook zij zag graag dat iedere Nederlander op den duur de universiteit heeft doorlopen, maar zo zal het niet gaan. Door de totstandkoming van het VMBO zal een bepaalde groep zorgvuldiger worden begeleid en dat is ook het hoofddoel van deze operatie.
Het eindexamenbesluit gaat nog ter advisering naar de Onderwijsraad. De hoofdlijnen van de examinering liggen vast. Over de programma's heeft de OR reeds geadviseerd. De conceptexamenprogramma's bevatten ook een conceptexamenparagraaf. Deze paragraaf wordt nog niet vastgesteld. Dat wacht op het examenbesluit, zodat de OR daarover nog kan adviseren.
De staatssecretaris herinnerde aan haar toezegging over het procesmanagement een apart debat te voeren met de Kamer. De vragen die hierover zijn gesteld, wilde zij dan bespreken.
Voorzover de staatssecretaris bekend was, hebben de scholen een enorm pakket voorlichtingsmateriaal ontvangen en zijn zij dus wel op de hoogte van de wet- en regelgeving. Een onderwijsvernieuwing vraagt echter ook een enorme cultuuromslag en daarvoor is het lezen van regels soms niet genoeg.
De bezweringen van de heer Cornielje over haar verantwoordelijkheid had de staatssecretaris gehoord. Als een vernieuwing aan de orde is, rijdt echter niemand schadevrij. Het is bekend dat bij twee eerdere trajecten al is overgegaan tot een herfasering. De staatssecretaris zei daarvan niet vies te zijn, maar juist omdat deze leerlingen extra zorg nodig hebben en geen missers mogen worden gemaakt, wilde zij het traject doorlopen zoals eerder is besloten.
Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Remak (VVD), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Wijn (CDA), Eurlings (CDA).
Plv. leden: Stellingwerf (RPF), Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Passtoors (VVD), Valk (PvdA), De Cloe (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Gortzak (PvdA), Middel (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Brood (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Blok (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), Visser-van Doorn (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24578-18.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.