24 578
MAVO/VBO/VSO

nr. 14
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 januari 1999

Op grond van de wet mavo/vbo/vso zullen in de periode van 1 augustus 1999 tot en met 1 augustus 2002 de scholen en afdelingen voor svo/lom en svo/mlk worden omgezet in leerwegondersteunend onderwijs, orthopedagogisch en -didactisch centrum of praktijkonderwijs. De omzetting heeft voor een svo-leerling onder andere tot gevolg dat hij of zij een leerling in het voortgezet onderwijs is geworden. Deze verandering heeft gevolgen voor de studiekostenvergoeding want de studiekostenvergoedingsstelsels voor het svo en het vo zijn verschillend.

Leerlingen in het svo/lom en svo/mlk kunnen in aanmerking komen voor leerlingvervoer en behoeven hun boeken niet zelf te betalen. Leerlingen in het voortgezet onderwijs (inclusief de leerlingen in het voormalige ivbo) vallen onder de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS). Het inkomen van de ouders is bepalend of aanspraak kan worden gemaakt op een studiekostenvergoeding.

Zonder nadere maatregelen komen leerlingen van het svo/lom en svo/mlk na de omzetting van hun school in het kader van de wet mavo/vbo/vso dus niet meer in aanmerking voor leerlingvervoer en moeten zij hun boeken zelf betalen. Daar tegenover staat de mogelijkheid van een beroep op de WTS. De overgang van het ene naar het andere studiekostenvergoedingsstelsel kan financiële gevolgen hebben voor de ouders van de svo-leerlingen.

De scholen en afdelingen voor svo/lom en svo/mlk kunnen in de periode van 1 augustus 1999 tot en met 1 augustus 2002 zelf kiezen met ingang van welk schooljaar de omzetting moet plaatsvinden. In deze periode kunnen scholen daardoor in een ongelijke concurrentiepositie raken, vanwege de omstandigheid dat de omzetting gepaard gaat met een verandering in de studiekostenvergoeding voor de betrokken leerlingen.

Zowel de eventuele financiële gevolgen voor de ouders van svo-leerlingen alsmede de concurrentiepositie van scholen vormen voor mij de aanleiding aanvullende maatregelen te willen treffen. In de bijgaande notitie treft u mijn voornemens aan.

In het kader van de behandeling van de wet mavo/vbo/vso is er door de heer Van der Vlies op gewezen dat vanaf het moment van omzetting de wettelijke titel voor vergoeding van de kosten van leerlingvervoer voor leerlingen van het svo/lom en svo/mlk komt te vervallen. Hij heeft in verband daarmee op 3 februari 1998 een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt de problematiek in kaart te brengen en en zo nodig voorstellen te doen tot oplossing daarvan. Deze brief en de daarbij behorende notitie dient mede ter uitvoering van de motie van de heer Van der Vlies.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

STUDIEKOSTENVERGOEDING IN HET VO EN HET SVO IN RELATIE TOT DE OMVORMING VAN HET SVO/LOM EN HET SVO/MLK IN LEERWEGONDERSTEUNEND ONDERWIJS EN PRAKTIJKONDERWIJS

1. Huidige stand van zaken

Voor het speciaal voortgezet onderwijs (svo) en het voortgezet onderwijs (vo) gelden verschillende stelsels voor de studiekostenvergoeding1.

SVO

Leerlingen in het svo/lom en svo/mlk komen thans in aanmerking voor leerlingvervoer (via de gemeenten) én hoeven zelf geen boeken te betalen. Deze boeken zijn eigendom van de school die daarvoor een vergoeding krijgt in de materiële bekostiging van f 370,– per leerling per jaar.

VO

Leerlingen in het vo, inclusief het ivbo dat per 1-8-1998 van rechtswege is omgezet in leerwegondersteunend onderwijs, vallen onder de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS). Indien het inkomen van de ouders van een vo-leerling in het kalenderjaar 1996 lager is geweest dan f 52 023,– ontvangen die ouders voor het schooljaar 1999/2000 in alle gevallen een vergoeding van f 818,– (voor boeken, leermiddelen en reiskosten).

2. Invoering leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro)

Het svo/lom en -mlk moet op grond van de WVO in de periode van 1.8.1999 tot en met 1.8.2002 worden omgezet in leerwegondersteunend onderwijs, orthopedagogisch en didactisch centrum (opdc) of praktijkonderwijs. De svo-scholen en -afdelingen mogen binnen die periode zelf bepalen met ingang van welk schooljaar de omzetting zijn beslag moet krijgen.

De omzetting van svo-scholen en -afdelingen in leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs betekent voor de leerlingen van deze instellingen dat zij vo-leerlingen worden. Dit heeft gevolgen voor hun studiekostenvergoeding. Zonder nadere maatregelen hebben zij na het moment van omzetting geen recht meer op leerlingvervoer en moeten zij hun boeken zelf betalen. Hiertegenover staat de mogelijkheid van een beroep op de WTS.

Een besluit van een school tot omzetting in leerwegondersteunend onderwijs, opdc of praktijkonderwijs op een moment tussen 1-8-1999 en 1-8-2002 kan dus (financiële) consequenties voor ouders hebben. Ook brengt de omzetting scholen in een ongelijke concurrentiepositie ten opzichte van elkaar (de nog als svo bestaande school kan leerlingen werven met leerlingvervoerfaciliteiten). Die omstandigheid zou er weer toe kunnen leiden dat svo-scholen de keuze voor leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs en masse uitstellen tot 2002. Dit is beleidsmatig ongewenst.

Op basis van de voorgaande overwegingen is er het voornemen belemmerende factoren voor het omzettingsproces weg te nemen door middel van:

– een structurele regeling op het vlak van de studiekostenvergoeding en

– een overgangsregeling met betrekking tot het leerlingvervoer.

De contouren van de structurele regeling zijn geschetst onder 3. De overgangsregeling is weergegeven in paragraaf 4.

De doelstellingen van de structurele regeling en de overgangsregeling zijn:

– Behoud van het leerlingvervoer voor de meest kwetsbare groep zorgleerlingen nl. de leerlingen in het praktijkonderwijs.

– Voorkomen dat het verschil in studiekostenvergoeding tussen vo en svo belemmerend werkt voor de omzetting van svo/lom en svo/mlk in leerwegondersteunend onderwijs, opdc of praktijkonderwijs;

– De gesignaleerde financiële effecten voor ouders zoveel mogelijk beperken.

Belangrijke randvoorwaarde bij de vormgeving van de structurele regeling en de overgangsregeling is de uitvoerbaarheid.

3. Structurele regeling

Samenvatting structurele maatregelen (in te voeren per 1 augustus 2000):

a WTS van toepassing verklaren op het svo/lom en het svo/mlk mede in relatie tot de aanschaf van studieboeken door de ouders;

b Geen leerlingvervoer voor leerwegondersteunend onderwijs en afschaffing leerlingvervoer voor svo/lom;

c Invoering leerlingvervoer voor praktijkonderwijs en handhaving van het leerlingvervoer voor svo/mlk;

De overwegingen die ten grondslag liggen aan het voorgestelde invoeringsmoment van de afzonderlijke maatregelen (1 augustus 2000) zijn aangegeven in paragraaf 6.

Op voorhand kan worden gesteld dat met de voorgestelde maatregelen geen perfect stelsel van studiekostenvergoeding zal ontstaan. Geen enkel stelsel zal in alle individuele situaties tot de meest gunstige beslissing leiden. Evenmin moet echter de indruk ontstaan dat het huidige stelsel van studiekostenvergoeding feilloos is en dat door de voorstellen een perfect systeem van studiekostenvergoeding wordt vervangen door een kwalitatief minder systeem. Het huidige stelsel kent ook zo zn gebreken. In dit verband is het volgende voorbeeld illustratief.

Dat het leerlingvervoer wordt gehandhaafd voor svo/mlk-leerlingen en dat praktijkonderwijsleerlingen in aanmerking gaan komen voor leerlingvervoer wordt door velen als een goede zaak gezien. Daarbij moet wel worden bedacht dat in de huidige situatie ca. 10 000 leerlingen naar het voormalige ivbo gaan, die op grond van het nieuwe onderwijsstelsel eigenlijk geacht worden in het praktijkonderwijs thuis te horen. Deze 10 000 leerlingen maken in het huidige stelsel van studiekostenvergoeding geen enkele aanspraak op leerlingvervoer.

ad a WTS van toepassing verklaren op het svo/lom en het svo/mlk mede in relatie tot de aanschaf van studieboeken door de ouders

Zoals eerder gesteld wordt de WTS vanzelf van toepassing op de leerlingen van het huidige svo/lom en svo/mlk zodra er sprake is van omzetting in leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs.

De WTS-studiekostenvergoeding wordt o.m. verstrekt in verband met de studieboeken die de ouders van een vo-leerling zelf moeten betalen. Het ligt in de rede dat als ouders van svo-leerlingen in aanmerking kunnen komen voor een WTS-vergoeding zij voor wat betreft de aanschaf van studieboeken niet op een ongelijke wijze worden behandeld als de ouders van een vo-leerling1.

Teneinde in de periode waarin de omzettingen plaatsvinden geen verschil te laten ontstaan tussen omgezet svo en nog niet omgezet svo wordt voorgesteld de WTS met ingang van 1 augustus 2000 ook van toepassing te verklaren op het nog niet omgezette svo/lom en svo/mlk.

ad b Geen leerlingvervoer voor leerwegondersteunend onderwijs en afschaffing leerlingvervoer voor svo/lom

Een regeling voor leerlingvervoer voor leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs wordt minder noodzakelijk geacht en is in financieel opzicht niet haalbaar binnen de bestaande budgettaire kaders. Daarbij zijn de volgende overwegingen relevant:

– Door de omzetting in leerwegondersteunend onderwijs:

– per 1 augustus 1998 van het ivbo bij meer dan 270 vo-scholen en

– tussen 1 augustus 1999 en 1 augustus 2002 van svo/lom-scholen/afdelingen

zal het leerwegondersteunend onderwijs een aanzienlijk dichtere spreiding kennen dan de huidige ca. 90 svo/lom-scholen/afdelingen. Met andere woorden: het leerwegondersteunend onderwijs wordt in het algemeen meer thuisnabij voor de leerling georganiseerd dan het huidige svo/lom en daardoor zal de behoefte aan leerlingvervoer in mindere mate aanwezig zijn. Daarbij wordt aangetekend dat een leerling die wordt ingeschreven bij een vo-school met een afdeling leerwegondersteunend onderwijs die voortkomt uit het ivbo in veel gevallen die leerwegondersteuning voorlopig alleen kan ontvangen voor zover het de beroepsgerichte leerwegen betreft. Dit zal echter in vele gevallen niet tot problemen behoeven te leiden. Uit de uitstroomgegevens van het svo/lom blijkt namelijk dat ca. 65% van de svo/lom leerlingen na het svo/lom zijn opleiding vervolgt in het (i)vbo of het (k)mbo. Slechts 10% van de svo/lom-leerlingen stroomt door naar het algemeen voortgezet onderwijs.

– Bij de maatregel om het leerlingvervoer af te schaffen voor de leerlingen die met ingang van 1 augustus 2000 het svo/lom instromen moet worden bedacht dat het daarbij naar verwachting om een aanzienlijk geringer aantal leerlingen zal gaan dan de ca 12 000 leerlingen die nu het svo/lom bezoeken. De oorzaak daarvoor is gelegen in de omstandigheid dat svo/lom-scholen/afdelingen in de periode tussen 1 augustus 1999 en 1 augustus 2002 zich zullen omzetten in leerwegondersteunend onderwijs, orthopedagogisch en didactisch centrum of praktijkonderwijs. Daardoor neemt het aantal svo/lom-locaties af en daarmee de mogelijkheid om bij deze instellingen leerlingen in te schrijven.

– Zoals in het bovenstaande gesteld kan het svo/lom ook worden omgezet in een orthopedagogisch en didactisch centrum (opdc). In een dergelijk centrum kan op tijdelijke basis onderwijs worden gegeven. Bij de inrichting van de zorgstructuur binnen het samenwerkingsverband moet rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van de zorg die door een opdc moet worden geleverd.

– Ten slotte de financiële afweging. Indien de leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs in aanmerking zouden moeten komen voor leerlingvervoer dan zijn daar naar verwachting structureel vele miljoenen guldens extra voor nodig. De oorzaak daarvoor is gelegen in het feit dat ook het ex-ivbo (thans leerwegondersteunend onderwijs), in tegenstelling tot de huidige situatie, onder de regeling leerlingvervoer wordt gebracht. Daarmee zou de doelgroep van het leerlingvervoer worden uitgebreid van 28 000 leerlingen naar meer dan 80 000 leerlingen.

Op grond van het voorgaande wordt voorgesteld de leerlingen die het svo/lom instromen met ingang van 1 augustus 2000 niet meer in aanmerking te laten komen voor leerlingvervoer en de leerlingen leerwegondersteunend onderwijs geen recht te geven op leerlingvervoer. Ook met deze maatregelen wordt bereikt dat er in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 1 augustus 2002 geen verschil bestaat tussen het in leerwegondersteunend onderwijs omgezette svo/lom en het nog niet omgezette svo/lom. In paragraaf 4 wordt ingegaan op de positie van leerlingen in het svo/lom en leerwegondersteunend onderwijs die per 31 juli 2000, dat is de dag voor invoering van de structurele maatregelen, gebruik maken van leerlingvervoer.

ad c Invoering leerlingvervoer voor praktijkonderwijs en handhaving van het leerlingvervoer voor svo/mlk

Het aantal praktijkonderwijsvoorzieningen zal naar verwachting aanzienlijk lager zijn dan het aantal locaties waar leerwegondersteunend onderwijs zal worden aangeboden. Daarnaast is het voor de leerlingen praktijkonderwijs in sterkere mate dan voor de leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs de vraag of zij zelfstandig over grotere afstanden kunnen reizen.

Op grond van het voorgaande is het voornemen de leerlingen van het praktijkonderwijs met ingang van 1 augustus 2000 in aanmerking te laten komen voor leerlingvervoer. Ook met deze maatregel wordt bereikt dat er in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 1 augustus 2002 geen verschil bestaat tussen het in praktijkonderwijs omgezette svo/mlk en het nog niet omgezette svo/mlk.

Het ligt vervolgens in de rede om het leerlingvervoer voor het svo/mlk, als voorloper van het praktijkonderwijs, te handhaven.

Mogelijk is dat na invoering van het voorgestelde samenstel van maatregelen de situatie ontstaat dat ouders van een leerling praktijkonderwijs in aanmerking komen voor zowel leerlingvervoer als een vergoeding op grond van de WTS.

De in deze notitie vervatte voorstellen met betrekking tot het leerlingvervoer zullen in individuele gevallen kunnen leiden tot een verbetering danwel een verslechtering voor wat betreft de bereikbaarheid van het verlangde onderwijs. De spanning die er kan bestaan tussen het verlangde onderwijs en de financiële draagkracht van de ouders wordt door de invoering van de voorgestelde maatregelen niet volledig weggenomen. De voorstellen hebben «slechts» tot effect dat het leerlingenvervoer na 1 augustus 2000 ten goede komt aan een andere groep van leerlingen dan daarvoor. De voorstellen hebben naar verwachting slechts een beperkt effect op het aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingvervoer. Het aantal leerlingen in het svo/lom en svo/mlk dat nu tot de doelgroep1 van het leerlingvervoer behoort beloopt circa 28 000 leerlingen. Het aantal leerlingen praktijkonderwijs dat in de nieuwe situatie tot de doelgroep van het leerlingvervoer gaat behoren is geraamd op 25 000. Er is dus slechts sprake van een geraamd verschil van 3 000 leerlingen.

4. Overgangsregeling leerlingvervoer

De overgangsregeling bevat twee componenten.

a Voorgesteld wordt de leerlingen in het svo/lom die in het schooljaar 1999–2000 recht hadden op leerlingvervoer, dit recht te laten behouden in aanvulling op de WTS. De financiële effecten voor ouders van zittende leerlingen zijn dan nihil.

b In het voorgaande is steeds aangegeven dat de veranderingen in de vergoeding van studiekosten worden ingevoerd per 1 augustus 2000. In paragraaf 6 is aangegeven waarom voor deze datum de voorkeur bestaat.

Per 1 augustus 1999 kunnen zich echter de eerste omzettingen voordoen van svo/lom en svo/mlk in leerwegondersteunend onderwijs, opdc of praktijkonderwijs. Twee groepen van leerlingen vergen dan specifieke aandacht.

– Voor leerlingen van het svo/lom dat per 1 augustus 1999 wordt omgezet in leerwegondersteunend onderwijs of opdc bestaat geen overgangsregeling leerlingvervoer als bedoeld onder a. Immers voor leerwegondersteunend onderwijs is er geen sprake van leerlingvervoer en deze leerlingen behoren dan per definitie niet tot de groep leerlingen die in het schooljaar 1999/2000 feitelijk recht hebben gehad op leerlingvervoer.

Voor deze groep leerlingen zal per 1 augustus 1999 ook de onder a aangeduide overgangsregeling gelden. Er is voor deze leerlingen dan geen probleem;

– Voor leerlingen van het svo/lom en svo/mlk dat per 1 augustus 1999 wordt omgezet in praktijkonderwijs is er, gegeven de in paragraaf 3 onder ad c aangeduide structurele maatregel, in het schooljaar 1999/2000 geen sprake van een recht op leerlingvervoer. Dat ligt niet in de rede, want zij hadden voor 1 augustus 1999 recht op leerlingvervoer en krijgen dat recht opnieuw na 1 augustus 2000. Een onderbreking van een jaar. Daarom wordt, in afwijking van het gestelde in paragraaf 3, het leerlingvervoer voor leerlingen die een school of afdeling voor praktijkonderwijs bezoeken reeds ingevoerd per 1 augustus 1999. Het vraagstuk van de onderbreking doet zich dan niet voor.

5 Omvang van de doelgroep voor het leerlingvervoer

Structureel (met ingang van 1 augustus 2002)

Het aantal leerlingen dat thans tot de doelgroep voor het leerlingvervoer behoort beloopt ca. 28 000. Bij ongewijzigd beleid zou de omvang van de doelgroep per 1 augustus 2002 naar verwachting zijn toegenomen tot bijna 30 000 leerlingen.

De in paragraaf 3 weergegeven structurele maatregelen zullen naar verwachting leiden tot een structurele daling van de omvang van de doelgroep voor het leerlingvervoer, want het aantal leerlingen dat in aanmerking zal gaan komen voor praktijkonderwijs is geschat op 25 000.

Het kan zijn dat het aantal leerlingen praktijkonderwijs per 1 oktober 2002 (de teldatum in verband met de bekostiging) hoger of lager uitkomt dan de geraamde 25 000.

Indien het aantal leerlingen praktijkonderwijs op de genoemde teldatum ligt tussen de 25 000 en de 30 000 zullen de gemeenten, de uitvoerders van de regeling leerlingvervoer, daarvoor geen financiële compensatie ontvangen. Mocht het aantal leerlingen praktijkonderwijs op 1 oktober 2002 het aantal van 30 000 te boven gaan dan zal met de VNG in overleg worden getreden omtrent de wijze waarop de gemeenten zullen worden gecompenseerd. Die compensatie zal betrekking hebben op het aantal leerlingen waarmee de grens van 30 000 is overschreden.

Tijdelijk (periode van 1 augustus 1999 tot 1 augustus 2002)

In de periode van 1 augustus 1999 tot 1 augustus 2002 is er mogelijk een tijdelijk effect op de omvang van de doelgroep voor het leerlingvervoer. Dit effect wordt als volgt veroorzaakt:

a De leerlingen voor het praktijkonderwijs zijn voornamelijk die leerlingen die nu zijn aangewezen op het svo/mlk. Daarnaast zijn er in de huidige situatie ook een belangrijk aantal leerlingen die in het oud-ivbo (met ingang van 1 augustus 1998 leerwegondersteunend onderwijs) terecht komen, maar die in het nieuwe stelsel naar het praktijkonderwijs behoren te gaan.

De in deze notitie gepresenteerde voorstellen houden o.m. in dat voor het svo/mlk en het praktijkonderwijs het leerlingvervoer wordt gehandhaafd respectievelijk wordt ingevoerd. Voor wat betreft het leerlingvervoer verandert er dus niet zo veel waar het het svo/mlk betreft. De groep van leerlingen die nu nog is aangewezen op het voormalige ivbo, maar die eigenlijk in het praktijkonderwijs thuis hoort zal geleidelijk het praktijkonderwijs instromen via de indicering door de RVC. Daar doet zich dus wel een belangrijke verandering voor want deze leerlingen kunnen in aanmerking gaan komen voor leerlingvervoer. De omvang van de doelgroep voor het leerlingvervoer ondergaat dus een geleidelijke uitbreiding.

b Tegenover de onder a bedoelde geleidelijke uitbreiding van de doelgroep staat een geleidelijke beperking van de doelgroep door de in paragraaf 4 geschetste overgangsregeling voor leerlingen in het svo/lom die per 31 juli 1999 of 31 juli 2000 feitelijk recht hebben op leerlingvervoer.

De gemiddelde verblijfsduur van een leerling in het svo/lom ligt ietwat boven de twee jaar. Op basis van dat gegeven is de verwachting gebaseerd dat er in het schooljaar 2002/2003 nauwelijks nog leerlingen zullen zijn die vanuit hun svo/lom-achtergrond een beroep zullen kunnen doen op de overgangsregeling. In de twee daaraan voorafgaande schooljaren (2000/2001 en 2001/2002) zal er reeds sprake zijn van een forse daling van het aantal oud-svo/lom-leerlingen dat voor leerlingvervoer in aanmerking komt.

Gezien de geringe fluctuatie die in de omvang van de doelgroep van het leerlingvervoer wordt verwacht, ligt het niet in de rede die fluctuatie in enig jaar in financiële zin gevolgen te laten hebben. Een eventuele lichte stijging van de omvang van de doelgroep in de periode van 1 augustus 1999 tot 1 augustus 2002 wordt ruimschoots gecompenseerd door de structurele daling met ingang van het schooljaar 2002/2003.

6. Tijdpad

Wijziging van de WTS-wet en deel I en II van de WVO is nodig om de in paragraaf 3 geopperde maatregelen door te voeren. Dit vergt 1 tot 1 jaar.

In de WVO is een artikel opgenomen dat het mogelijk maakt met het oog op een goede invoering van de veranderingen rond mavo/vbo/svo zaken tijdelijk bij ministeriële regeling te regelen. De regeling moet wel voorhangen bij de TK.. Invoering van de structurele maatregelen per 1 augustus 1999 is technisch een haalbare kaart.

Echter de procedure rond bekendmaking van de wijziging is van belang. Ouders dienen immers tijdig geïnformeerd te worden over de op handen zijnde wijzigingen. Inwerkingtreding van de structurele maatregelen per 1 augustus 1999 wordt op grond van de voorgaande overweging niet als wenselijk gezien.

De voorkeur gaat er naar uit de structurele maatregelen op het vlak van de studiekostenvergoeding, met uitzondering van de invoering van het leerlingvervoer voor praktijkonderwijs, in te laten gaan per 1 augustus 2000. Het leerlingvervoer voor praktijkonderwijs kan via een ministeriële regeling per 1 augustus 1999 worden ingevoerd.


XNoot
1

Voor wat betreft het lesgeld bestaat er geen verschil tussen het vo en het svo.

XNoot
1

Overigens wordt er op gewezen dat tot aan het moment van omzetting van het svo in leerwegondersteunend onderwijs, praktijkonderwijs of orthopedagogisch en didactisch centrum de ISOVSO-bekostiging in tact blijft. Vanaf 1.8.2000 valt op grond van de voorstellen het svo binnen de werkingssfeer van de WTS. Indien een svo-instelling pas per 1.8.2001 of 1.8.2002 wordt omgezet is er in het schooljaar 2000/2001 respectievelijk de schooljaren 2000/2001 en 2001/2002 sprake van een samenloop van omstandigheden: de ouders van svo-leerlingen kunnen na 1.8.2000 in aanmerking komen voor WTS terwijl de svo-school van de overheid nog steeds de materiële vergoeding voor de boeken ontvangt.

XNoot
1

De omvang van de doelgroep betreft het aantal leerlingen dat de onderwijsvoorzieningen bezoekt waarbij sprake kan zijn van leerlingvervoer. Binnen de doelgroep is er een groep die wel en een groep die niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor leerlingvervoer.

Naar boven