24 578
MAVO/VBO/VSO

nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 19 november 1998

Met het oog op het algemeen overleg over het mavo/vbo vraagt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mij wat de stand van zaken is betreffende dit dossier. Deze brief geeft u die informatie, waarbij ik – in het vervolg op de voorgaande overleggen over het wetsvoorstel mavo/vbo/vso – de gehanteerde indeling aanhoud van «leerwegen», «infrastructuur» en «zorgkant».

1. Leerwegen

Inrichting

Momenteel ligt het concept-inrichtingsbesluit voor bij de Onderwijsraad. Ik verwacht medio november zijn reactie. Na mogelijke bijstelling en advisering door de Raad van State wordt u dit besluit begin 1999 ter behandeling aangeboden.

Examinering

Ik zend u hierbij de notitie Examinering in het vmbo.

De notitie geeft de hoofdlijnen van de examinering in het vmbo weer. De notitie zal haar formele neerslag vinden in de examenprogramma's en het Examenbesluit.

Aan de notitie is het advies van de commissie Examinering mavo-vbo, de commissie Van den Heuvel, «Op weg naar een geharmoniseerde en flexibele examenstructuur voor MAVO en VBO» van april 1997 vooraf gegaan. Dit advies is besproken in het Onderwijsoverleg PO/VO van september 1997 en u in januari 1998 toegezonden.

De thans voorliggende notitie is besproken in het Onderwijsoverleg PO/VO van september 1998 en daar in ruime mate ondersteund.

Intrasectoraal

Conform eerdere toezeggingen aan u en aan de Onderwijsraad zijn de concept-examenprogramma's voor de algemene vakken, de afdelingsvakken en de intrasectorale programma's bijgesteld. Wat betreft de intrasectorale programma's ben ik voornemens op korte termijn gesprekken aan te gaan met werkgeversorganisaties die belang hebben bij de intrasectorale programma's van de sector techniek. Dit met het oog op het draagvlak voor deze programma's.

2. Infrastructuur

Met mijn brief van 19 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over de voortgang herschikking vbo-afdelingen, het faciliteitenbeleid en de uitwerking van de afspraken over de zorgverbreding. De herschikkingsoperatie voor de vbo-afdelingen is een nieuwe fase ingegaan: scholen, provincies en de Regievoerder VBO zijn druk doende met het opstellen van de zogeheten keuzerapportages. Zodra die rapportages beschikbaar zijn, zend ik u die toe. Ik verwacht de rapportages begin 1999.

3. Zorgkant

Ministeriële regeling inzake overgangsjaar RVC

De Vereniging van onderwijsbegeleidingsdiensten (WPRO) heeft mij onlangs geadviseerd over de opzet, organisatie en inrichting van de Regionale Verwijzingscommissies voor het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs. Het Bureau Smets en Hover adviseert mij nog deze maand over de toelatingscriteria die gehanteerd kunnen worden bij de beslissingen omtrent de toelaatbaarheid en toelating van leerlingen tot beide zorgvoorzieningen. Aan de hand van concepten van beide adviezen is in het zogeheten Technisch Overleg gepleit voor een overgangsjaar, waarbij scholen «bepalen» en de RVC's «adviseren» over de toelaatbaarheid van leerlingen tot deze voorzieningen. De reden hiervoor is dat scholen tijd nodig hebben om te anticiperen op de door de RVC's te hanteren toelatingscriteria. In deze overgangsfase geven de RVC's nog geen «beschikking» af over de toelaatbaarheid van een leerling tot de zorgstructuur, maar een advies waarvan scholen beargumenteerd kunnen afwijken.

Deze fase zal tevens benut worden voor

* het registreren van de mate waarin en de argumentatie waarom scholen afwijken van het RVC-advies;

* voorlichting, ondersteuning en begeleiding van scholen bij het opzetten van leerlingdossiers.

Ik zal u eind deze maand een ministeriële regeling ter zake voorleggen. Dit met gebruikmaking van artikel XXII van het invoerings- en overgangsrecht WVO inzake tijdelijke afwijking in verband met goede invoering vmbo. Tevens zal ik u het advies van het Bureau Smets en Hover en het advies van de WPRO toezenden.

Voor de periode na dit overgangsjaar geldt de procedure waarin de WVO voorziet: de RVC's beslissen over de toelaatbaarheid; de beslissing tot toelating is vervolgens aan de school. De criteria die de RVC's daarbij zullen hanteren, worden bij Ministeriële Regeling vastgesteld.

Overige documenten

Bij de eerder aangehaalde brief van 19 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over de tripartite werkgelegenheidsafspraken tussen overheid, werkgevers en werknemers in het kader van het vo-svo-beleid. Voor het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs zijn deze afspraken nader uitgewerkt in een ministeriële regeling die medio oktober gepubliceerd is. De uitwerking van de afspraken in verband met de vorming van een opdc wordt vastgelegd in een AMVB. Deze ligt nu voor advies bij de Raad van State.

Op 28 oktober jl. zond ik u een ontwerpregeling met een tweetal tijdelijke voorschriften die een zorgvuldige invoering beogen van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs. Eén daarvan heeft betrekking op de verlenging van de termijn voor de aanvragen tot omzetting van het vso-lom en vso-mlk naar de nieuwe voorzieningen. Het andere betreft de aansluiting van de centrale dienst bij het Vervangingsfonds en het Participatiefonds.

Tenslotte kunt u met het oog op het algemeen overleg nog deze maand de volgende documenten verwachten:

* voortgangsrapportage eerste tranche pilots zorg;

* toekenning pilots zorg tweede tranche.

4. Overig

Tenslotte wijs ik u op een tweetal activiteiten.

Voorlichting

Na het aanvaarden van het wetsvoorstel zijn uitgebreide maatregelen genomen voor een adequate voorlichting. Zo hebben alle scholen voor basis- en voortgezet onderwijs voorlichtingsbrochures, video-programma's, e.d. ontvangen en zal er nog voor het einde van dit jaar een begin gemaakt worden met een beeldvormende publiekscampagne over het vmbo.

De voorlichting is nodig, niet alleen voor scholen die de invoering van de maatregelen moeten realiseren, maar vooral ook voor ouders en leerlingen van het basisonderwijs die voor de keuze staan van een school(-soort) voor voortgezet onderwijs. Wat dit laatste betreft merk ik op dat de Cito-toets die de advisering van de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs begeleidt, is aangepast. Bij de aanwijzingen voor de interpretatie van de testresultaten van leerlingen is rekening gehouden met de programma-wijzigingen in het voortgezet onderwijs.

Plan van inzet financiële middelen

Voor de inzet van de vernieuwingsgelden die in het Regeerakkoord zijn toegewezen aan het voortgezet onderwijs (30,7 mln. in 1999 en 96 mln. voor 2000 en volgende jaren), heb ik een Plan van inzet gemaakt dat 23 november a.s. besproken wordt in het Onderwijsoverleg PO/VO. Na mogelijke bijstelling zend ik u dit plan nog voor het einde van deze maand toe.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Examinering in het vmbo

17 november 1998

InhoudBlz.
   
1.Inleiding5
   
2.Inhouden5
2.1Het centrale examen6
2.2Het schoolexamen7
2.3De verrijkingsdelen7
2.4Een extra vak8
   
3.Procedures8
3.1De tweede correctie8
3.1.1Algemene vakken theoretische en gemengde leerweg9
3.1.2Algemene vakken beroepsgerichte leerwegen9
3.1.3Beroepsgerichte programma's basisberoepsgerichte leerweg9
3.1.4Beroepsgerichte programma's kaderberoepsgerichte leerweg10
3.1.5Beroepsgerichte programma's gemengde leerweg10
3.1.6Resumerend10
3.2Uitslagregeling10
3.2.1Cijfer schoolexamen10
3.2.2Cijfer centraal examen11
3.2.3Eindcijfer11
3.2.4Slagen of zakken11
3.2.5Extra vak12
3.2.6Inhalen en herkansen12
3.2.7Geen diploma12
3.3Het tijdpad12
   
4.Invoering13
4.1Proefprojecten13
4.1.1Centrale examinering in de basisberoepsgerichte leerweg13
4.1.2Centrale examinering van beroepsgerichte programma's14
4.1.3Het examendossier, waaronder het sectorwerkstuk14
4.2Examengidsen14
4.3Ondersteuningsinstellingen14

Examinering in het vmbo

1. Inleiding

Op 8 april 1997 bracht de Adviescommissie Examinering mavo-vbo, de commissie Van den Heuvel, haar advies Op weg naar een geharmoniseerde en flexibele examenstructuur voor MAVO en VBO uit. Een eerste reactie daarop, de notitie Uitgangspunten en hoofdlijnen van een examensystematiek voor mavo en vbo, is in het Onderwijsoverleg PO/VO van 22 september 1997 besproken.

Deze notitie bevat een verdere uitwerking van die uitgangspunten en hoofdlijnen. Ook is er op een aantal punten sprake van aanpassing, bijvoorbeeld waar het gaat om de positie van de verrijkingsdelen in de (centrale) examinering. De notitie is op 28 september 1998 besproken in het Onderwijsoverleg PO/VO. Ook met de Bve Raad en het COLO heeft overleg plaatsgevonden. Op basis van de reacties in het Onderwijsoverleg en van de Bve Raad en het COLO is de notitie op een aantal punten bijgesteld en/of verhelderd.

Het advies van de commissie Van den Heuvel is op twee doelen gericht: flexibilisering en harmonisatie. De beleidsreactie legt de prioriteit bij harmonisatie en sluit daarmee aan bij de eerdere beslissingen voor het vwo/havo, waarbij flexibilisering ook op termijn is gesteld.

De inspanningen moeten in eerste instantie gericht worden op het verkrijgen van één examensystematiek voor vbo en mavo. Op dit moment bestaan er nog grote verschillen tussen beide examensystemen. Samenhangende leerwegen vereisen dat de examinering in vbo en mavo in één samenhangende structuur wordt ondergebracht.

Om scholen en vervolgonderwijs niet voor onoverkomelijke organisatorische problemen te stellen, wordt daarbij zo weinig mogelijk afgeweken van de voorgestelde examenprocedure voor de vernieuwde tweede fase in het havo/vwo. Voor het centraal schriftelijk examen zullen dan ook dezelfde tijdvakken aangehouden worden als voor de centrale examens havo/vwo: mei, juni en augustus.

In het vbo bestaat nog geen centrale examinering voor de beroepsgerichte vakken en de A/B-niveaus van de algemene vakken. De grote meerderheid van scholen voor vbo neemt weliswaar op vrijwillige basis deel aan de landelijke examens voor de beroepsgerichte vakken, maar een centrale examinering vereist meer garanties voor de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de examens.

De landelijke vbo-examens komen tot stand onder de zorg van het Examenbureau VBO. De commissie Van den Heuvel adviseert om het Examenbureau VBO en de CEVO op te laten gaan in één nieuwe organisatie. Aan de uitvoering van dat advies is al begonnen. Om toe te kunnen werken naar de situatie waarin ook de examens voor de beroepsgerichte programma's onder verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) tot stand komen, is het Examenbureau per 1 augustus 1997 ondergebracht bij de CEVO. In een overgangsperiode kan de CEVO toewerken naar één systeem.

2. Inhouden

Alle vakken en programma's worden opgenomen in de examinering: alle vakken en programma's kennen in ieder geval een schoolexamen, dat in de vorm van een examendossier wordt geregistreerd. Analoog aan de tweede fase havo/vwo zullen ook de algemeen verplichte vakken maatschappijleer, kunstvakken en lichamelijke opvoeding in het nieuwe examensysteem een examendossier kennen. Daaraan toegevoegd worden de extra vakken van het derde leerjaar van de theoretische en de gemengde leerweg die buiten het uiteindelijk vast te stellen (centraal)examenpakket van de leerling vallen. (zie ook onder 3.2.1. Cijfer schoolexamen).

In de examenprogramma's zal aangegeven worden welke exameneenheden tot het schoolexamen behoren en welk gedeelte in het centraal examen kan voorkomen.

Voor de vakken die zowel een centraal als een schoolexamen kennen, is het uitgangspunt dat ⅔ deel van het programma tot het schoolexamen zal behoren en ⅓ deel tot het centraal examen. De richtlijn daarbij is dat overlap tussen het schoolexamen en het centraal examen zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Dat is niet altijd mogelijk omdat sommige programma's concentrisch zijn opgebouwd en omdat de vaardigheden uit de preambule, zoals een werkplanning maken of schriftelijk rapporteren, geleidelijk en aan de hand van verscheidene onderdelen van diverse examenprogramma's verworven worden.

2.1 Het centrale examen

Iedere leerling in het vmbo doet centraal examen in de vakken Nederlands en Engels uit het gemeenschappelijk deel, en de twee vakken uit het sectordeel. De leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen leggen daarnaast het centraal examen af in het beroepsgerichte programma van hun keuze. De leerlingen in de gemengde en de theoretische leerweg worden centraal geëxamineerd in (minimaal) twee vakken uit het vrije deel van hun pakket.

Verplichte verrijkingsdelen worden behalve in het schoolexamen ook in het centraal examen getoetst. Mede met het oog daarop is de inhoud van de verrijkingsdelen nog eens tegen het licht gehouden en aangepast.

Door het opnemen van het verrijkingsdeel in de centrale examinering wordt het ook in de toetsing mogelijk een relatie te leggen tussen de eindtermen van het verrijkingsdeel en die van het kerndeel. Daardoor zal het centraal examen van de algemene vakken een belangrijk verschil vertonen tussen enerzijds de kaderberoepsgerichte leerweg en anderzijds de gemengde en theoretische leerwegen. De programma's voor de kaderberoepsgerichte leerweg bevatten immers geen verrijkingsdelen voor de algemene vakken; die van de andere twee leerwegen wel. Dit laat onverlet dat de drie leerwegen gezien moeten worden als een drie-eenheid, als eenheid gericht op de doorstroom van leerlingen naar de opleidingen op de niveaus drie en vier van het secundair beroepsonderwijs. Vandaar dat er eveneens sprake is van overlap in de centrale examens van de algemene vakken van deze drie leerwegen. De overlap is te herleiden tot de kerndelen van die vakken: omdat de kerndelen in deze leerwegen gelijk zijn en de centrale examinering voor een deel uitsluitend betrekking heeft op die kerndelen, zal de examinering voor ca. 50% hetzelfde zijn.

Door de toeleidingsfunctie van de theoretische, gemengde en kaderberoepsgerichte leerweg onderscheiden zij zich van de basisberoepsgerichte leerweg. De laatstgenoemde leerweg leidt toe naar de opleidingen op niveau twee. Dat heeft consequenties voor de inrichting van het examen en de inhoud van de toetsing. Zo behoeft het centraal examen niet noodzakelijkerwijs overlap te vertonen met dat van de kaderberoepsgerichte leerweg.

Het centraal examen van het beroepsgerichte programma kent zowel in de gemengde, als in de kader- en in de basisberoepsgerichte leerweg een schriftelijk gedeelte. Daarnaast is er in de basisberoepsgerichte leerweg een praktisch gedeelte, terwijl het centraal examen van het beroepsgerichte programma in de kaderberoepsgerichte leerweg een integratieve eindtoets over het verrijkingsdeel bevat, waarin ook praktijkelementen opgenomen worden.

In schema's samengevat ziet het er als volgt uit:

Centraal examen algemene vakken

 kerndeel basiskerndeel kaderverrijkingsdeel
basisberoepsgerichtX  
kaderberoepsgericht X 
gemengd theoretisch XX

Centraal examen beroepsgerichte programma's

 schriftelijkpraktischintegratieve eindtoets met praktijkelementen
basisberoepsgerichtX (1/3*)X (2/3*) 
kaderberoepsgerichtX (½*) X (½*)
gemengdX  

* Zie 3.2.2. (cijfer centraal examen).

2.2 Het schoolexamen

Alle overige vakken behoren uitsluitend tot het schoolexamen. Hetzelfde geldt voor de leerstof van de examenvakken die niet centraal getoetst wordt.

In de examenprogramma's zullen nadere eisen gesteld worden aan de inrichting van het schoolexamen. Het schoolexamen krijgt de vorm van een examendossier, waarvan de opbouw gespreid over de laatste twee jaren kan (beroepsgerichte leerwegen) of moet (theoretische en gemengde leerweg) plaatsvinden. Het laatste vanwege het opnemen van de extra vakken die in het derde leerjaar van de theoretische en de gemengde leerweg gevolgd worden.

Het examendossier geeft een overzicht van af te leggen toetsen, opdrachten, werkstukken en handelingen, die verricht moeten worden. Ook de wijze waarop de vaardigheden uit de preambule worden getoetst, wordt opgenomen in dit dossier. Verschillende mogelijkheden daartoe zullen in een pilot worden beproefd. De resultaten van de pilot zullen beschikbaar komen in de vorm van een handreiking aan scholen voor de invulling van het examendossier.

Het schoolexamen moet zijn afgerond voordat het centraal schriftelijk examen begint. Het centraal examen kan daardoor zijn kwaliteitsfunctie het best vervullen en de zorg voor de rechtsgelijkheid van de leerlingen is zo het best gewaarborgd.

2.3 De verrijkingsdelen

De verplichte verrijkingsdelen hebben een belangrijke functie in de voorbereiding op het beroepsonderwijs naar de niveaus drie en vier van de kwalificatiestructuur. Om die reden is het van belang dat de toetsing van de verrijkingsdelen ook in het centraal examen plaatsvindt.

In de theoretische en gemengde leerweg zullen de verrijkingsdelen van de algemene vakken gedeeltelijk in het centraal examen en gedeeltelijk in het schoolexamen van de afzonderlijke vakken of vakoverstijgend getoetst worden. Onderdeel van het schoolexamen is het zogeheten sectorwerkstuk over een (door de leerling te kiezen) thematiek binnen de sector. Dit sectorwerkstuk vormt het equivalent van het profielwerkstuk in de tweede fase. Het sectorwerkstuk zal in het centraal examen betrokken worden in de opdracht «gericht schrijven», die als onderdeel van het verrijkingsdeel Nederlands behoort tot het centraal examen van de theoretische en gemengde leerweg.

Specifiek voor de kaderberoepsgerichte leerweg is het verrijkingsdeel van het beroepsgerichte programma. Het heeft in deze leerweg dezelfde functie als de verrijkingsdelen van de algemene vakken in de theoretische en de gemengde leerweg, namelijk de leerlingen op het niveau te brengen dat nodig is voor een vervolgopleiding naar de niveaus drie en vier van de kwalificatiestructuur. Het verrijkingsdeel van het beroepsgerichte programma wordt in de vorm van een integratieve eindtoets in het centraal examen opgenomen. Ook praktische vaardigheden worden daarin betrokken.

Voor de basisberoepsgerichte leerweg zijn in de concepten van de beroepsgerichte examenprogramma's facultatieve verrijkingsdelen ontwikkeld. Door een leerling behaalde facultatieve verrijkingsdelen zullen worden vermeld in het examendossier van de leerling, maar worden niet opgenomen in de systematiek van de centrale examinering die van overheidswege wordt ingevoerd.

2.4 Een extra vak

In de leerwegen blijft de mogelijkheid bestaan om in een extra vak examen te doen, maar komt de mogelijkheid te vervallen om per vak het niveau te bepalen.

In het systeem van de leerwegen vormt het programma van de leerweg één geheel, waaruit de niveau-aanduidingen per vak verdwenen zijn. Tegelijkertijd zijn ook de doorstroommogelijkheden en -rechten gekoppeld aan de leerweg als geheel in plaats van aan een zeker aantal vakken op een bepaald niveau. Een leerling legt dan ook alle onderdelen van het examen van de desbetreffende leerweg af.

Een leerling in de basis- of kaderberoepsgerichte leerweg mag als extra vak ook een vak volgen dat niet tot het vrije deel van de beroepsgerichte leerwegen behoort, maar wel tot dat van de gemengde en de theoretische leerweg (bijvoorbeeld nask-2 of de kunstvakken). Er zal echter geen apart centraal examen voor de basis- of kaderberoepsgerichte leerweg geproduceerd worden. Het extra vak kan in dit geval uitsluitend in het schoolexamen worden afgesloten. Het speelt geen rol in de uitslagregeling, maar het behaalde resultaat wordt (indien gewenst) wel op de cijferlijst vermeld.

3. Procedures

3.1 De tweede correctie

Een belangrijk kenmerk van het centraal examen vormt traditioneel de tweede correctie, uitgevoerd door een docent van een andere school. Mede daaraan ontleent het centraal examen zijn functie van externe legitimering. Bovendien functioneert de tweede correctie niet alleen als controle op de juiste uitvoering van de eerste correctie, maar ook – in het belang van zowel kandidaat als eerste corrector – als «second opninion» in de soms complexe beoordelingsvragen. Het belang van een tweede correctie mag daarom niet onderschat worden. Daar staat tegenover dat de tweede correctie een zware wissel trekt op mensen, middelen en organisatie. In bijzondere mate geldt dat voor praktische examens. Het betrekken van het vbo in het systeem van centrale examinering en het oogmerk daarin recht te doen aan de eigenheid van de beroepsgerichte programma's brengt een aanzienlijke uitbreiding met zich mee van het aantal centrale (praktische) examens. Voor de opzet van de tweede correctie betekent dat schipperen tussen wenselijkheid en haalbaarheid: een goede tweede correctie zonder een te zware belasting van docenten en organisatie. Met de hieronder voorgestelde opzet voor de tweede correctie is gepoogd daartussen een evenwicht te vinden. Een relevante overweging is daarbij ook, dat niet alleen de «traditionele» tweede correctie, maar ook andere elementen in de centrale examinering bijdragen tot de externe legitimatie functie: centraal aangereikte opgaven, beoordelingsvoorschriften en normeringen. Ook de controlerende taak van de inspectie kan in dit licht bezien worden.

3.1.1 Algemene vakken theoretische en gemengde leerweg

Voor het centraal schriftelijk examen van de algemene vakken geldt de bij de huidige c- en d-examens gebruikelijke procedure van eerste en tweede correctie.

Het sectorwerkstuk, dat tot het schoolexamen behoort, wordt door minimaal twee docenten van de eigen school beoordeeld. Overwegingen daarbij:

– het sectorwerkstuk is per definitie integratief, vakoverstijgend;

– beoordeling van het sectorwerkstuk is niet eenvoudig, maar de uitkomst is wel belangrijk. Daarom hebben zowel leerling als docent belang bij een «second opinion».

Beoordeling door twee docenten is in het voortgezet onderwijs niet gebruikelijk. In de implementatie (zie hoofdstuk 4) zal dan ook in het bijzonder aandacht daaraan besteed worden. Te denken valt aan het ontwikkelen van verschillende modellen om gezamenlijk tot een oordeel te komen.

3.1.2 Algemene vakken beroepsgerichte leerwegen

Voor alle vakken wordt het centraal examen alleen schriftelijk in één zitting afgenomen. Het zal worden beoordeeld door een eerste en een tweede corrector, net zoals in de andere twee leerwegen.

3.1.3 Beroepsgerichte programma's basisberoepsgerichte leerweg

De centraal schriftelijke theorietoets zal, net als de huidige schriftelijke examens voor de b-programma's van de beroepsgerichte vakken, (vrijwel) geheel uit gesloten vragen bestaan: meerkeuzevragen en vragen met een kort eenduidig antwoord. De scoring kan zodoende (vrijwel geheel) automatisch geschieden. Tweede correctie is dan niet nodig. Dat betekent een beperking van de correctiedruk voor leraren en maakt ze vrij voor de voorgestelde, meer arbeidsintensieve, eerste en tweede correctie van de praktijktoets.

Voor de praktijktoets wordt het aantal gecommitteerden per school bepaald aan de hand van het aantal kandidaten dat per programma deelneemt. De gecommitteerden bezoeken de school en bepalen ieder voor een deel van de leerlingen samen met de examinator het cijfer. Zij kunnen tevens in onderlinge overeenstemming de examinator verzoeken (onderdelen van) de eerste correctie opnieuw uit te voeren.

In het algemeen zullen de tweede correctoren hun werk uitvoeren op de laatste dag dat leerlingen nog praktijkexamen afleggen.

Rondom de tweede correctie van het praktijkgedeelte van het centraal examen basisberoepsgerichte leerweg leven een aantal vragen die in een uitwerkingsnotitie nader onderzocht en toegelicht zullen worden. Ter illustratie: bij de uitvoering (en dus de beoordeling) van een praktijkopdracht gaat het niet alleen om het eindproduct, maar ook om de aanpak, de weg naar het product. Een door de leerling te schrijven uitgebreid procesverslag lijkt voor de basisberoepsgerichte leerweg minder geschikt. De manier waarop het proces toch ook in de tweede correctie betrokken wordt of kan worden, zal in een uitwerkingsnotitie aan de orde komen.

Voor de beoordeling van de facultatieve verrijkingsdelen worden door de overheid geen gecommitteerden aangewezen.

3.1.4 Beroepsgerichte programma's kaderberoepsgerichte leerweg

Voor de centraal schriftelijke toets geldt hetzelfde als voor de toetsen van de algemene vakken in de theoretische en de gemengde leerweg: niet alleen kennis en vaardigheden van het kerndeel worden getoetst, maar ook vaardigheden zoals omschreven in het verrijkingsdeel. De eerste en tweede correctie verlopen gelijk aan de huidige procedure van eerste en tweede correctie.

De geïntegreerde eindtoets over het verrijkingsdeel wordt beoordeeld door twee, uit de eigen school afkomstige, leraren van het desbetreffende beroepsgerichte programma. In het geval er geen twee leraren voor het beroepsgerichte programma zijn, wordt het werk medebeoordeeld door een leraar van een ander beroepsgericht programma binnen de sector of een leraar in één van de sectorvakken, afhankelijk van het onderwerp van het werkstuk.

In de examengidsen (zie 4.2) zullen voorbeeldopgaven van geïntegreerde eindtoetsen worden opgenomen.

Naast de geïntegreerde eindtoets, waarin ook praktijkelementen opgenomen worden, is een afzonderlijk centraal praktijkexamen over uitsluitend het kerndeel van het beroepsgerichte programma als diplomavereiste voor deze leerweg niet nodig.

3.1.5 Beroepsgerichte programma's gemengde leerweg

De eerste en tweede correctie van de centraal schriftelijke toets vindt plaats volgens de procedure bij de huidige c- en d-examens.

Net als in de kaderberoepsgerichte leerweg geldt dat een afzonderlijk centraal praktijkexamen voor het beroepsgerichte programma als diplomavereiste voor de gemengde leerweg niet nodig is. De praktijk wordt in het schoolexamen getoetst.

3.1.6 Resumerend

Eerste en tweede correctie zoals gebruikelijk bij huidige c- en d-examens:

de schriftelijke examens in

– de algemene vakken in alle leerwegen, en

– de beroepsgerichte programma's in de gemengde en kaderberoepsgerichte leerweg.

Beoordeling door ten minste twee leraren van de eigen school:

– het sectorwerkstuk in het schoolexamen van de gemengde en de theoretische leerweg.

– de integratieve eindtoets in het centraal examen van de kaderberoepsgerichte leerweg.

Medebeoordeling door een externe tweede corrector plus toezicht op de wijze van correctie door de eerste corrector:

– het praktijkexamen in de basisberoepsgerichte leerweg.

3.2 Uitslagregeling

3.2.1 Cijfer schoolexamen

Bij de examenprogramma's zullen richtlijnen worden gegeven voor de beoordeling in het schoolexamen.

De beoordeling van het kerndeel en het verplichte verrijkingsdeel wordt verwerkt in één eindcijfer.

Het sectorwerkstuk in de theoretische en de gemengde leerweg wordt apart beoordeeld. Het resultaat wordt niet betrokken bij de berekening van de eindcijfers per vak.

De resultaten van de extra vakken in het derde leerjaar van de theoretische en de gemengde leerweg worden in het examendossier vermeld, maar ze worden niet betrokken in de zak/slaag-regeling. Deze resultaten zijn immers al opgenomen in de regeling die de school hanteert voor de bevordering van leerlingen van leerjaar drie naar leerjaar vier.

3.2.2 Cijfer centraal examen

In de centrale examinering van de algemene vakken zal de beoordeling van het kerndeel en het verplichte verrijkingsdeel resulteren in één eindcijfer.

Het centraal schriftelijk en het centraal praktisch examen van de beroepsgerichte programma's in de basisberoepsgerichte leerweg vormen tezamen één geheel. Voor de weging van het schriftelijk en het praktisch gedeelte in het eindcijfer geldt als richtlijn ⅓ : ⅔. Daarmee is echter geen algemeen geldende verhouding vastgesteld. Het relatieve belang van het schriftelijk en het praktisch gedeelte van het centraal examen is afhankelijk van het programma. De uiteindelijk maximaal te behalen score per onderdeel wordt (overigens net als bij alle andere centrale examens) per examen vastgesteld door de CEVO.

Het centraal examen van de beroepsgerichte programma's in de kaderberoepsgerichte leerweg kent eveneens twee onderdelen: de schriftelijke toets en de integratieve eindtoets over het verrijkingsdeel, waarin theoretische en praktische onderdelen geïntegreerd getoetst worden. Voor de weging van beide onderdelen in het eindcijfer geldt als richtlijn ½ : ½.

3.2.3 Eindcijfer

Voor de leerwegen die opleiden naar de niveaus drie en vier van het secundair beroepsonderwijs is aangesloten bij de bestaande situatie: het schoolexamen en het centrale examen bepalen ieder de helft van het eindcijfer.

In de basisberoepsgerichte leerweg is van belang dat de school in het schoolexamen onder andere condities kan toetsen, waarmee ingespeeld kan worden op de specifieke leerstijlen en kenmerken van de gevarieerde leerlingenpopulatie die eigen is aan die leerweg. Daarom is in deze leerweg de keuze gemaakt dat het schoolexamen ⅔ deel van het eindcijfer bepaalt.

3.2.4 Slagen of zakken

Voor alle leerwegen geldt, voortbordurend op de huidige systematiek in het mavo:

Het gemiddelde van alle vakken moet zes of hoger zijn en binnen dit gemiddelde zijn maximaal twee «tekorten» toegestaan, dat wil zeggen eenmaal een vier of tweemaal een vijf.

Het sectorwerkstuk, onderdeel van het schoolexamen in de theoretische en de gemengde leerweg, wordt apart beoordeeld. Om te slagen moet de opdracht als voldoende beoordeeld zijn.

Het beroepsgerichte programma in de beroepsgerichte leerwegen telt mee als twee vakken.

Deze regeling betekent dat voor het beroepsgerichte programma minimaal een vijf gehaald moet worden, die gecompenseerd wordt door twee compensatiepunten bij de algemene vakken. Omgekeerd compenseert één zeven voor het beroepsgerichte programma twee vijven of een vier voor de algemene vakken.

3.2.5 Extra vak

De leerlingen die op basis van hun resultaten voor één of meer extra vakken voldoen aan de uitslag-regeling ontvangen een diploma met een aantekening van de extra vakken.

Een leerling uit de gemengde leerweg die slaagt met een extra algemeen vak krijgt hetzelfde diploma als de leerling uit de theoretische leerweg met een extra beroepsgericht programma: het diploma in de theoretische leerweg, met daarop de aantekening van het extra beroepsgerichte programma. Dat is het gunstigst in verband met de doorstroommogelijkheden.

3.2.6 Inhalen en herkansen

Leerlingen die, nadat ze een volledig examen hebben afgelegd, niet zijn geslaagd, kunnen in één vak een centraal herexamen doen.

Wanneer een integratieve eindopdracht als onvoldoende wordt beoordeeld, stelt de eerste corrector in overleg met de tweede corrector vast wat de leerling alsnog moet doen om te voldoen aan de eisen voor het werkstuk. Een aanvullende opdracht stelt hem in staat om voor het eindwerkstuk aan de herkansing deel te nemen. Een als voldoende beoordeeld eindwerkstuk kan niet herkanst worden.

Door het verdwijnen van de niveauverschillen per vak is er geen herprofileringsmogelijkheid meer. Er is daarom geen noodzaak meer de mogelijkheid van een herexamen voor geslaagden in stand te houden.

3.2.7 Geen diploma

Bij uitstroom zonder diploma wordt een certificaat uitgereikt waarop de resultaten van de met een voldoende afgesloten vakken vermeld staan. De certificaten-regeling voor het vmbo zal, mede in verband met de ontwikkeling van het examendossier, nader bekeken worden.

In de basisberoepsgerichte leerweg ontvangen de leerlingen, die met goed gevolg een gedeelte van het examen hebben afgelegd, een getuigschrift vmbo.

3.3 Het tijdpad

januari: Bezorging van de opgaven bij de scholen voor: – de integratieve eindopdracht voor de kaderberoepsgerichte leerweg, en – het centraal praktisch examen voor de basisberoepsgerichte leerweg.

februari-maart: Planning, voorbereiding en uitvoering van de integratieve eindopdracht voor de beroepsgerichte programma's in de kaderberoepsgerichte leerweg.

eind maart: Voorlopige beoordeling van de integratieve eindopdracht, uitmondend in opdrachten voor de voltooiing.

april: Voltooiing integratieve eindopdracht. Uitvoering centraal praktisch examen voor de beroepsgerichte programma's van de basisberoepsgerichte leerweg.

uiterlijk 1 mei: De beoordeling over de integratieve eindopdracht en het centraal praktisch examen is door eerste en tweede corrector vastgesteld. De tweede corrector moet daarvoor reizen. Indien de integratieve eindopdracht onvoldoende is, wordt een aanvullende opdracht vastgesteld door eerste en tweede corrector. Deze heeft betrekking op die onderdelen waar volgens het correctievoorschrift de prestaties onvoldoende waren.

half mei – 20 juni: Het tijdpad van de centraal schriftelijke examinering is gelijk aan dat in havo/vwo. Het eerste tijdvak begint half mei (uitslag ca. 10 juni); het tweede tijdvak (de herkansing) vindt rond 20 juni plaats.

tot ca. 25 juni: Herkansing centraal praktisch examen basisberoepsgerichte leerweg kan tot ongeveer 25 juni plaatsvinden, evenals de voltooiing van de aanvullingen van de integratieve eindopdracht in de kaderberoepsgerichte leerweg.

eind juni: Definitieve uitslagen eindexamens.

4. Invoering

Examinering volgens bovengeschetste opzet bevat een groot aantal elementen, die in de bestaande systematiek niet voorkomen. De belangrijkste daarvan zijn:

a. een centraal examen voor de algemene vakken in de basisberoepsgerichte leerweg;

b. een centraal examen voor de beroepsgerichte programma's;

c. het examendossier, waaronder het sectorwerkstuk.

Hoewel in de bestaande systematiek in mavo/vbo en in de voorbereidingen voor de vernieuwde tweede fase wel aanknopingspunten zijn te vinden, is er bij de betrokkenen geen ervaring met deze nieuwe elementen. Implementatie vereist daarom grote zorgvuldigheid. Temeer daar er voor leerlingen, ouders, scholen en vervolgonderwijs bij het eindexamen veel op het spel staat.

4.1 Proefprojecten

Om ervaringen met de nieuwe elementen op te doen zal een aantal proefprojecten gestart worden. De resultaten van deze projecten zullen mede een bijdrage moeten leveren aan de ondersteuning van de invoeringsactiviteiten op de scholen.

voorbereiding:1998/99    
uitvoeren: 1999/002000/01 
invoeringsactiviteiten op de scholen: 2000/012001/022002/03
opbouw eerste examendossiers:  2001/022002/03
eerste examenjaar   2002/03

4.1.1 Centrale examinering in de basisberoepsgerichte leerweg

Vooral de invoering van centrale examinering in de basisberoepsgerichte leerweg vereist extra aandacht. Voorkomen moet worden dat ten gevolge van onvoldoende inzicht te veel leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg geen diploma halen.

Aan de kant van de school en de leerkrachten moet er inzicht zijn in wat er van hen wordt gevraagd bij de voorbereiding op en de uitvoering van de (centrale) examinering.

Aan de kant van de toetsontwikkeling en normhandhaving gaat het om inzicht in de zwaarte van de leerweg en in de leerstijlen van de leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg. Omdat voor deze leerlingen juist de algemene vakken mogelijke struikelblokken vormen, ligt daar het belangrijkste aandachtspunt.

Er kan gebruikt worden gemaakt van de ervaringen die opgedaan zijn met de landelijke toetsing op B-niveau, zoals die nu onder verantwoordelijkheid van het Examenbureau VBO/CEVO plaatsvindt.

4.1.2 Centrale examinering van beroepsgerichte programma's

Voor de beroepsgerichte programma's bestaat geen ervaring met het hanteren van voorgeschreven beoordelingsmodellen en met tweede correctie. Met name in relatie met het praktisch gedeelte van het centraal examen in de basisberoepsgerichte leerweg, is van belang dat docenten weten wat er van hen verwacht wordt in de rol van eerste en tweede corrector.

Bij het integratieve eindwerkstuk in de kaderberoepsgerichte leerweg zijn de centrale vaststelling van opgaven en beoordelingsmodel, en de beoordeling door twee docenten de nieuwe elementen waarmee ervaring opgedaan moet worden.

4.1.3 Het examendossier, waaronder het sectorwerkstuk

Het examendossier is te zien als de neerslag van het schoolexamen van de leerling. Er zullen eisen worden gesteld ten aanzien van inhoud, vorm, organisatie en administratie. Zo zal uit het dossier moeten blijken op welke wijze de toetsing en beoordeling van de algemene vaardigheden uit de preambule heeft plaatsgevonden. Voor de theoretische en gemengde leerweg krijgen het sectorwerkstuk en de extra vakken van het derde leerjaar een plaats in het dossier. Met name de organisatie, uitvoering en beoordeling van het sectorwerkstuk vraagt om aandacht.

4.2 Examengidsen

Om scholen en docenten te ondersteunen bij de invoering van de veranderde examinering worden door SLO en Cito, in overleg met PMVO en CEVO examengidsen samengesteld. In de examengidsen zal alle informatie gebundeld worden die op school- en docentniveau voor invoering van belang is, zoals eindtermen, syllabi, voorbeeldleerplannen, regelingen, richtlijnen, handleidingen en voorbeeldmateriaal.

De voorbeelden in de examengidsen zullen vooral gericht worden op de vernieuwende aspecten van programma's en examinering. Bekeken wordt nog welke vakken/programma's zodanig anders zijn, dat volledige proefexamens nodig zijn om een beeld te kunnen geven van wat er van scholen, docenten en leerlingen verwacht wordt.

Het ligt in de bedoeling één algemene gids te laten verschijnen om schoolleidingen en examencommissies de ondersteuning op schoolniveau te bieden. Daarnaast zal er per vak een gids verschijnen om op docentniveau voor bundeling van noodzakelijke informatie te zorgen.

4.3 Ondersteuningsinstellingen

In het aanbod van de ondersteuningsinstellingen zullen cursussen opgenomen worden, die er op gericht zijn schoolleidingen voldoende deskundigheid bij te brengen om het programma van toetsing en afsluiting in overeenstemming te brengen met de eisen die de nieuwe examensystematiek stelt.

Voor docenten zal het aanbod gericht worden op vergroting van de deskundigheid om de nieuwe inhouden over te dragen en te toetsen. Daarin zal een grote plaats ingeruimd worden voor vergoting van de toetsdeskundigheid, met name op het gebied van toetsing van vaardigheden, en voor de inrichting van en het werken met het examendossier.

Naar boven