24 578
MAVO/VBO/VSO

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 10 juni 1998

In het algemeen overleg op 25 juni 1997 (24 578, nr. 8) met de vaste kamercommissie voor onderwijs over de voortgang binnen het mavo-vbo-vso traject op het gebied van de infrastructuur heb ik aangegeven u over het thema Transport en Logistiek nog afzonderlijk te informeren. Met deze brief kom ik aan die toezegging tegemoet.

In het kader van het herschikkingsproces mavo-vbo heb ik de regievoerder gevraagd mij te adviseren over:

1. Het voorstel van de stuurgroep Transport en Logistiek om experimenten Transport en Logistiek toe te voegen aan de op dat moment bestaande experimenten Transport en Logistiek;

2. Voorwaarden voor de omzetting van experimenten Transport en Logistiek in afdelingen.

Over het eerste punt is inmiddels overeenstemming bereikt met de stuurgroep en provincies. Met ingang van het schooljaar 1997–1998 zijn drie nieuwe experimenten toegevoegd aan het op dat moment bestaande aanbod van 21 experimenten, respectievelijk in Groningen, Zwolle en Nieuwegein.

Dit betekent dat in totaal aan 24 scholen met toepassing van artikel 25 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) een experiment Transport en Logistiek is toegekend. Veendam heeft aangegeven het experiment vrijwillig te beëindigen. Dit leidt tot een totaal van 23 experimenten. Naar het oordeel van de branche wordt daarmee in voldoende mate en verantwoord verspreid over Nederland, voorzien in de behoefte aan vbo onderwijsaanbod Transport en Logistiek. De leerlingen die dit onderwijs volgen zijn momenteel administratief ondergebracht in de afdelingen administratie of motorvoertuigentechniek.

Ten aanzien van punt 2 heeft de regievoerder inmiddels een rapport uitgebracht. Dit rapport bied ik u hierbij aan. Ik sluit mij aan bij het advies geen nadere voorwaarden te stellen aan de omzetting van de 23 experimenten Transport en Logistiek in afdelingen. In het verloop van deze brief kom ik hier op terug.

1. Achtergrond

In 1991 is op aandringen van het bedrijfsleven (sector transport) op 6 scholen in het derde leerjaar van het toenmalige lbo een experiment Transport en Logistiek gestart. In 1992 kwamen daar nog eens 15 scholen bij. Door middel van onderwijs in Transport en Logistiek worden jongeren voorbereid op het werken in de transport en logistieke sector.

De Stuurgroep Transport en Logistiek, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende organisaties (Transport en Logistiek Nederland, REVO ondernemersorganisatie voor Logistiek en Transport, FNK, VNO/NCW en FNV en CNV), heeft de experimenten begeleid en ondersteund, zowel onderwijsinhoudelijk als financieel. Daarnaast hebben vrijwel alle provinciebesturen de ontwikkeling van de afdeling Transport en Logistiek financieel ondersteund. Zowel vanuit het bedrijfsleven als vanuit scholen werd de vraag naar zowel voorbereidend als secundair beroepsonderwijs in deze sector onderstreept.

Gestreefd wordt naar een optimale aansluiting tussen het vmbo Transport en Logistiek en Transport en Logistiek in het secundair beroepsonderwijs. Zo is de stuurgroep in 1993 begonnen met de ontwikkeling van een lange mbo-opleiding en wordt sinds 1996 gewerkt aan een vmbo/mbo leertraject van 5 leerjaren in plaats van 6. Alle vbo- experimenten bevinden zich binnen redelijke afstand van het vervolgonderwijs.

2. Stand van zaken

a. De positie van Transport en Logistiek in de nieuwe wetgeving

In de Wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs inzake regeling leerwegen mavo en vbo als mede invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (hierna te noemen: de Wet) is Transport en Logistiek opgenomen als reguliere afdeling in de sector Techniek. Voor de huidige experimenten Transport en Logistiek is in de voorwaarden opgenomen dat met ingang van 1 augustus 1998 de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, op aanvraag van het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs waaraan op grond van artikel 25 van de Wet op het voortgezet onderwijs een experiment Transport en Logistiek is toegekend dit experiment voor bekostiging als afdeling Transport en Logistiek in aanmerking kan brengen, tenzij dat niet in overeenstemming is met een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen (artikel XXI, eerste lid van de Wet). Tevens is opgenomen dat het bevoegd gezag van een school waar op grond van artikel 25 van de WVO een experiment voor Transport en Logistiek is toegekend hiertoe een aanvraag moet indienen uiterlijk op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (artikel XXI, vierde lid, van de Wet). Dit betekent dat het bevoegd gezag van de 23 scholen met een experiment Transport en Logistiek een aanvraag voor omzetting kan indienen.

b. Levensvatbaarheid afdelingen Transport en Logistiek

Bij de toekenning van experimenten Transport en Logistiek is rekening gehouden met de aansluiting op het regionale vervolgonderwijs, de spreiding van logistieke centra in Nederland en een evenwicht in spreiding over de denominaties.

De branche heeft als uitgangspunt dat de levensvatbaarheid van afdelingen Transport en Logistiek meer omvat dan het aantal leerlingen dat uit financieel oogpunt minimaal noodzakelijk is. Afhankelijk van de regionale economische en maatschappelijke situatie moeten scholen ook relatief kleine afdelingen Transport en Logistiek in stand kunnen houden.

Stuurgroep en scholen hebben gezamenlijk op grond van regio specifieke situaties voor de periode 1998–2001 per school een groeistrategie ontwikkeld. Deze strategie geeft blijk van een visie op levensvatbaarheid van de afdelingen en de ontwikkeling van de afdelingen in het mavo-vbo herschikkingsproces.

c. Programma inhoud

Het onderwijs vindt plaats volgens een zelfsturend didactisch concept waarbij er naast kennisoverdracht aandacht is voor leer- en werkattitudes. Leerlingen doorlopen het programma in eigen tempo en integratie van theorie- en praktijklessen is mogelijk. Naast kernopdrachten zijn voor de snelle leerlingen keuzeopdrachten mogelijk. Dit concept sluit goed aan bij de onderwijsinhoudelijke vernieuwingen in het mavo-vbo en is vaak een impuls voor andere vbo-afdelingen op de betreffende scholen.

3. Het advies «Van experiment naar afdeling»

In zijn rapport: Transport en Logistiek «Van experiment naar afdeling» adviseert de regievoerder, naast hetgeen is vastgelegd in artikel XXI, eerste lid, van de Wet, geen nadere voorwaarden te stellen aan de omzetting van experimenten in afdelingen omdat:

– er voldoende visie bestaat op een levensvatbaar aanbod vbo-mavo en verwacht wordt dat onder toezicht van de stuurgroep en als gevolg van de ontwikkelde groeistrategie scholen erin zullen slagen de door de stuurgroep vastgestelde kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bereiken;

– scholen het experiment als afdeling mee kunnen nemen in het herschikkingsproces. Door omzetting van alle lopende experimenten ontstaat synchronisatie in het proces. Scholen kunnen hierdoor Transport en Logistiek beter positioneren

– door duidelijkheid te scheppen omtrent de omzetting kunnen scholen in een vroeg stadium beslissingen nemen op het gebied van personeel en bestaat geen onzekerheid meer over de rechtspositionele situatie van de docenten. De bevoegdheid van de docenten moet echter wel zo snel mogelijk worden vastgesteld

Ik sluit mij aan bij het advies van de regievoerder om geen nadere voorwaarden te stellen aan de omzetting van experimenten Transport en Logistiek in afdelingen. Dit betekent dat scholen die op grond van artikel 25 van de WVO een experiment Transport en Logistiek toegekend hebben gekregen per 1-8-1998 voor omzetting van dit experiment in een afdeling in aanmerking komen tenzij dat niet in overeenstemming is met een evenwichtig geheel van voorzieningen. Gezien het feit dat bij toekenning van de experimenten rekening is gehouden met de aansluiting op het regionale vervolgonderwijs, de spreiding van logistieke centra in Nederland en een evenwicht in spreiding over de denominaties kan worden gesteld dat aan het criterium evenwichtige spreiding, zoals bedoeld in deze context, wordt voldaan.

Mijn voornemen is de in de Wet genoemde nader te bepalen datum, voor het indienen van aanvragen voor het omzetten van een experiment Transport en Logistiek in een afdeling, te stellen op 1 juli 1998. Dit houdt in dat het bevoegd gezag van een school, eenmalig, vóór 1 juli 1998 een aanvraag voor deze omzetting moet indienen bij CFI, afdeling FBT/BPL, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.

Voor scholen die op dit moment geen experiment Transport en Logistiek aanbieden geldt voor het stichten van een afdeling Transport en Logistiek de wettelijke Planprocedure (ex art. 65 e.v. van de WVO).

Ik ben mij bewust van het belang van en de behoefte aan duidelijkheid over de bevoegdheid van de betreffende docenten. De procedure voor het verkrijgen van een bevoegdheidsverklaring voor docenten Transport en Logistiek is in gang gezet. Totdat er een bewijs van bekwaamheid kan worden aangewezen, zal de formele bevoegdheid van een docent Transport en Logistiek worden geregeld via artikel 114 van de Overgangswet WVO. De betreffende scholen moeten bij CFI op de daarvoor bestemde formulieren een aanvraag indienen voor toepassing van artikel 114 van de WVO. Na goedkeuring van deze aanvraag is de leraar formeel bevoegd dit vak te geven. De scholen zijn inmiddels in het bezit van de benodigde aanvraagformulieren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Naar boven