24 578
MAVO/VBO/VSO

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 16 maart 1998

Tijdens de begrotingsbehandeling OCenW op 13 november 1997 en bij het wetgevingsoverleg over mavo/vbo/vso op 15 december 1997 (25 410, nr. 35) is gesproken over «taalbeheersing in de basisvorming». Het ging daarbij over de vraag hoe kan worden voorkomen dat leerlingen onderpresteren – en daardoor in een schoolsoort terechtkomen die niet spoort met hun cognitieve vermogens – of de basisvorming niet met succes kunnen volgen, omdat zij de Nederlandse taal niet voldoende beheersen.

De heer Van de Camp heeft mij gevraagd de mogelijkheden te bekijken om onderpresteren en drop-out als gevolg van problemen met de taalbeheersing te voorkomen. Ik heb toegezegd op korte termijn op deze problematiek terug te komen in een brief aan de Tweede Kamer en daarin in te gaan op de manier waarop aan het taalbeleid in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs extra accent kan worden gegeven onder meer met het oog op de schakeling tussen basisschool en voortgezet onderwijs.

Probleemstelling

In het begrotingsdebat is het probleem van onderprestatie of drop-out als gevolg van het niet goed beheersen van de Nederlandse taal vooral toegespitst op allochtone jongeren. Voor alle leerlingen is evenwel een goede beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde voor schoolsucces. Ook autochtone leerlingen kunnen over een minder goede Nederlandse taalbeheersing beschikken en daardoor onderpresteren in het onderwijs.

De vraag die hier aan de orde is, luidt dan ook: «Hoe kan in het onderwijs het taalgebruik Nederlands zodanig functioneel toegepast worden dat deze leerlingen het onderwijs kunnen volgen dat past bij hun capaciteiten?» Beleidsmatig is dan de vraag welke accenten in het taalbeleid aangebracht kunnen worden om het belang van functioneel taalgebruik nadrukkelijker onder de aandacht te brengen van scholen, docenten, educatieve uitgeverijen en de ondersteuningsinstellingen.

Functioneel taalgebruik in het onderwijs

Bij functioneel taalgebruik gaat het om het kunnen begrijpen en analyseren van teksten, het begrijpen van opdrachten en toetsen, het helder formuleren van vraagstellingen, enzovoort. In alle vakken en alle onderwijssoorten zijn dit elementaire vaardigheden, waarover leerlingen moeten beschikken om het onderwijs met succes te kunnen volgen. Juist deze vaardigheden kunnen voor leerlingen, die over een minder goede taalbeheersing beschikken, problemen opleveren. Taalbeleid dient daarom aandacht te krijgen in het schoolbeleid.

Het huidige beleid in primair en voortgezet onderwijs

In het onderwijsbeleid heeft taalbeleid voor deze leerlingen al langer prioriteit. In het kader daarvan zijn instrumenten ontwikkeld voor scholen. Daarbij ging het in eerste instantie om beleid met betrekking tot Nederlands als tweede taal (NT2). Vanuit dat NT2-beleid is – mede dankzij de inspanningen van de Projectgroep NT2 – het inzicht gegroeid dat NT2 niet op zichzelf staat, maar dat het gebruik van de Nederlandse taal een onmisbaar vehikel is voor het onderwijs in alle vakken, voor alle leerlingen, zowel autochtoon als allochtoon. De implementatietaken van de Projectgroep NT2 zijn na de opheffing van deze Projectgroep overgedragen aan het Procesmanagement Primair Onderwijs (PMPO) en het Procesmanagement Voortgezet Onderwijs (PMVO), die daarbij afstemmen met het Procesmanagement Lerarenopleidingen. Het PMPO en het PMVO is gevraagd de verworvenheden van dit taalbeleid te implementeren in de onderwijsvernieuwingen, zodanig dat in het totale onderwijsaanbod aandacht wordt geschonken aan functioneel taalgebruik.

De plannen van aanpak hiertoe van het PMPO en het PMVO zijn in het Onderwijsoverleg Primair en Voortgezet Onderwijs behandeld en als bijlagen bij deze brief gevoegd.1

Voorts is taalbeleid (het beheersen van de Nederlandse taal) een speerpunt in het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA) en vormt als zodanig één van de doelstellingen van het landelijk beleidskader GOA. De groep neveninstromers die rechtstreeks uit het buitenland in het onderwijs binnenstroomt heeft binnen dit beleid specifieke aandacht. Voor deze leerlingen is het van het grootste belang dat zij zo snel mogelijk aan het reguliere onderwijs kunnen deelnemen.

Ten behoeve van deze nieuwkomers in het voortgezet onderwijs heeft de Projectgroep NT2 een basisleergang Nederlands laten ontwikkelen die uitermate geschikt wordt geacht voor dit doel en voor deze doelgroep. Het PMVO zal in het kader van zijn implementatietaak bevorderen dat eerste opvangvoorzieningen gebruik zullen gaan maken van deze basisleergang (ZEBRA geheten) die nu in een testfase verkeert en naar verwachting binnenkort gereed is voor gebruik.

Onder auspiciën van de Projectgroep NT2 is ten behoeve van de eerste opvang van neveninstromers voorts een netwerk van contactpersonen opgezet, waarin uitwisseling van informatie, kennis en expertise over eerste opvang plaatsvindt. Het PMVO zal dit netwerk handhaven, zodat in continuering van deze uitwisseling blijft voorzien.

Daarnaast vormt het Informatiecentrum Taal (ondergebracht bij KPC Groep) een belangrijke bron van deskundige informatie over dit onderwerp.

Stand van zaken in het primair onderwijs

Nogal wat risicoleerlingen, met name allochtone leerlingen, blijken ten opzichte van autochtone leerlingen bij binnenkomst in het basisonderwijs al een achterstand te hebben, onder andere op taalgebied. Om de taalvaardigheid van deze leerlingen te verbeteren biedt de Wet op het basisonderwijs de mogelijkheid om aan deze leerlingen op 3-jarige leeftijd educatieve activiteiten aan te bieden via voorschoolse vorming. Het verbeteren van de inhoudelijke aansluiting tussen voorschoolse activiteiten en het basisonderwijs is een van de doelstellingen van het landelijk beleidskader GOA. Om de kwaliteit van deze aanpak te verbeteren lopen er op dit moment twee experimenten voorschoolse educatie (3- tot 6-jarigen). Deze experimenten worden in 1999 geëvalueerd.

Bij de evaluatie van de Wet op het basisonderwijs werden tegenvallende prestaties van leerlingen op het gebied van de Nederlandse taal geconstateerd. Om die reden werd eind 1995 het Expertisecentrum Nederlands (ECN) opgericht. Dit centrum zal de beschikbare kennis en ervaring voor wat betreft taalverwerving van leerlingen in de basisschool bundelen en geschikt maken voor de leraren in de klas. Verder heeft het Centrum tot doel bij te dragen aan de verbetering van onderwijs- en leermaterialen Nederlandse taal en aan de verbetering van opleiding, nascholing en begeleiding van leraren en begeleiders. Het gaat daarbij om het onderwijs in de Nederlandse taal aan alle leerlingen, dus zowel autochtone als allochtone leerlingen. Inmiddels is een concept-raamplan gemaakt voor het onderwijs in de Nederlandse taal dat op niet al te lange termijn in de praktijk van het basisonderwijs kan worden gerealiseerd. Daarnaast zijn er zes ontwikkelingsprojecten gestart die zich richten op het onderwijs in de jaargroepen 1 tot en met 4. Vier van deze projecten zijn domeingericht: woordenschat, mondelinge communicatie, beginnende geletterdheid en begrijpend lezen. Bij twee projecten is het uitgangspunt zo vroeg mogelijk in te grijpen als er taalproblemen ontstaan: vroegtijdige onderkenning leerproblemen en interventie leerproblemen. De voortgangsbewaking is opgedragen aan het PMPO. Het gaat daarbij zowel om het gebruiken van de reeds ontwikkelde materialen als om het vergroten van de deskundigheid van de leerkrachten. Bij dit laatste kan de lokale overheid in het kader van het GOA een belangrijke rol vervullen. Een meer opbrengstgericht taalbeleid kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de taalvaardigheid van allochtone leerlingen en daarbij deze leerlingen een betere positie geven bij de start in de basisvorming. Voorts zal het ECN de verdere ontwikkeling van NT2 meenemen binnen de totale materiaalontwikkeling voor Nederlandse taal in het basisonderwijs. Bovenbedoelde verbetering van het taalonderwijs zal stapsgewijs naar de bovenbouw van het basis- onderwijs worden uitgebreid.

Stand van zaken in het voortgezet onderwijs

Op diverse terreinen is taalbeleid in het voortgezet onderwijs een aandachtspunt.

De kerndoelen basisvorming, maar ook de vernieuwde examenprogramma's bieden goede aangrijpingspunten voor het bevorderen van functioneel taalgebruik in alle vakken. In de handreikingen kerndoelen, die het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO) per vak of per cluster van inhoudelijk samenhangende vakken momenteel ontwikkelt, wordt aandacht besteed aan het aspect functioneel taalgebruik. De ervaringen die zijn opgedaan met NT2, zijn bij het opstellen van de kerndoelen en de vernieuwde examenprogramma's in het voortgezet onderwijs betrokken.

In de concept-startbekwaamheidseisen voor de leraar secundair onderwijs wordt expliciet aandacht besteed aan de taalbeheersing van de startende leraar. (Overigens zijn ook voor het basisonderwijs voorstellen gedaan voor vakspecifieke startbekwaamheden Nederlandse taal). Momenteel wordt er gewerkt aan het vormgeven van een gezamenlijk curriculum voor de lerarenopleidingen primair en voortgezet onderwijs waarvoor deze bekwaamheidseisen de basis vormen.

Het PMVO richt zich er in zijn activiteiten op om functioneel taalgebruik bij alle vakken te bevorderen door taalbeleid als aandachtspunt in te brengen in de «rode draden» van de onderwijsontwikkeling. Het betreft hier terreinen als toetsing, leerling/keuzebegeleiding, informatie- en communicatietechnologie (ICT), onderwijsachterstandenbeleid en het opnemen van taalbeleid als onderdeel van het schoolbeleid.

Zoals in het bovenstaande aangegeven zijn er randvoorwaarden in het huidige beleid aanwezig voor functioneel taalgebruik in het onderwijs. Daarmee is het probleem niet opgelost. Duidelijk is dat ook hier sprake is van een proces dat tijd kost. Om dit proces te «versnellen», ben ik voornemens de volgende accenten in het huidige beleid aan te geven in aansluiting op de aanpak die het PMPO en het PMVO voorstaan.

Extra accenten

1. Voorlichting ten behoeve van het schoolbeleid

Om te bevorderen dat scholen taalbeleid voeren, is het nodig dat scholen de mogelijkheden kennen van de instrumenten die daarvoor zijn gemaakt.

Voor het voeren van taalbeleid op de scholen zijn instrumenten en methoden voorhanden, waarvan vele door of in opdracht van de Projectgroep NT2 zijn ontwikkeld. Een recent voorbeeld is de in het PMVO-journaal bij Uitleg 1 (1998) beschreven videofilm «Taalbeleid in beeld». Het Informatiecentrum Taal van KPC Groep beschikt over en verschaft informatie over het complete aanbod. Uit het Inspectierapport «Zicht op resultaat» (Inspectie, 1997) blijkt echter dat adequate materialen en me-thoden nog veel te weinig worden gebruikt op scholen. In aansluiting op de implementatie-activiteiten van het PMPO en het PMVO in dit kader, zal ik de voorlichting over scholing, materialen en methoden extra accent geven. Ook zal ik de verenigingen van schoolleiders (Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs en de Algemene Vereniging van Schoolleiders bij het primair onderwijs) vragen functioneel taalgebruik in het onderwijs onder de aandacht te brengen van hun achterban in verband met het kwaliteitsbeleid van scholen.

2. Overheidsprogrammering en toetsing

Om taalbeleid schoolbreed te ondersteunen heb ik in de overheidsprogrammering als voorstel voor de basisvorming opgenomen dat de Landelijke Pedagogische Centra in samenspraak met de SLO en het Cito een overzicht opstellen voor de opzet van een vakgericht- en schoolgericht ondersteuningsaanbod. Dit overzicht moet betrekking hebben op alle vakken van de basisvorming, zowel op het vakgerichte taalonderwijs als op het onderwijs in de andere vakken. Ook zal ik het Cito verzoeken in aanvulling op de activiteiten die het Cito in dit opzicht reeds verricht, nog eens extra na te gaan of de toetsen – Citotoetsen einde basisonderwijs en toetsen basisvorming – voldoen aan eisen van functioneel taalgebruik.

3. ICT

ICT is een van de speerpunten van beleid. Prioriteit wordt in het voortgezet onderwijs gelegd bij Nederlands en moderne vreemde talen. Het gebruik van ICT maakt het mogelijk beter in te spelen op de wensen en behoeften van leerlingen. Dit geldt zeker ook voor leerlingen, die over een minder goede taalbeheersing beschikken. Daarom zal ik erop toezien dat ICT als hulpmiddel voor deze leerlingen extra aandacht krijgt.

4. Monitoring

Om te kunnen beoordelen of daadwerkelijk effect wordt bereikt, zal ik de Inspectie vragen om het toezicht op het taalbeleid nadrukkelijk voort te zetten. Tevens zal ik door middel van effectrapportages het oog houden op het effect van de implementatie-aanpak door het PMPO en het PMVO, en zal ik bij de monitoring van het onderwijsachterstandenbeleid nadrukkelijk aandacht besteden aan de doelstelling inzake taalbeheersing in het Landelijk Beleidskader GOA.

Met het leggen van deze accenten verwacht ik te bevorderen dat functioneel taalgebruik aandacht krijgt van iedere school.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven