24 576
Wijziging van de In- en uitvoerwet (opneming van de mogelijkheid om in bepaalde gevallen voor de uitvoer van goederen een vergunningvereiste te stellen)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

In het voorgestelde artikel 2a, vierde lid, van de In- en uitvoerwet was in plaats van «zullen of kunnen worden gebruikt» opgenomen: zullen worden gebruikt.

In artikel I kwam onderdeel B niet voor.

Artikel II luidde als volgt:

In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de In- en uitvoerwet «2a, eerste en derde lid,» vervangen door: 2a, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid,.

Memorie van toelichting

II. Artikelen

In de eerste alinea kwam de derde volzin niet voor.

In de eerste alinea, vierde volzin (was derde volzin), was in plaats van «zullen of kunnen worden gebruikt» opgenomen: zullen worden gebruikt.

De vierde en de vijfde alinea luidden als volgt:

In artikel II van het wetsvoorstel worden de drie nieuwe leden van artikel 2a toegevoegd aan de vermelding van de In- en uitvoerwet in artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten. Die vermelding heeft met name betrekking op de uitvoer van strategische goederen. Dit wetsvoorstel heeft weliswaar geen betrekking op de uitvoer van strategische goederen (het betreft immers goederen die niet voorkomen op de lijst van dual-use goederen waarvoor de verordening geldt), maar het dient evenzeer het belang van de internationale vrede en veiligheid, omdat het beoogt een bijdrage te leveren aan de voorkoming van de verspreiding van massavernietigingswapens.

Op grond van artikel 13 van de In- en uitvoerwet kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven tegen een op grond van die wet genomen besluit. In dit geval houdt dat in, dat er beroep mogelijk is tegen het besluit van de minister om in een individueel geval een vergunningplicht op te leggen en dat vervolgens tegen de eventuele weigering van die vergunning wederom beroep kan worden ingesteld.

Naar boven