Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2021
Bij brief van 10 juni jl. heeft uw Kamer mij verzocht om een reactie op het position
paper van NOC*NSF inzake «Herstel weeffout in lagere regelgeving KoA, voorkom schade
aan afdrachten richting goede doelen en sport».
In het position paper wordt gesteld dat een weeffout in de ministeriële regeling Kansspelen
op Afstand ervoor zorgt dat de strikte voorwaarden voor het aanbieden van risicovolle
kansspelen op afstand, waaronder een verbod om reclame te richten op jongvolwassenen
en een verbod om in kansspelreclame beroepssporters en bepaalde andere rolmodellen
te gebruiken, ook onbedoeld van toepassing zijn op loterijen. NOC*NSF verzoekt de
lagere regelgeving aan te passen, zodat deze alleen van toepassing is op risicovolle
kansspelen.
Het gaat hier om artikel 4, tweede lid, Regeling Werving, Reclame, Verslavingspreventie
Kansspelen (RWRVK), waarin voorwaarden zijn opgenomen over het inzetten van beroepssporters
en andere rolmodellen voor reclame- en wervingsactiviteiten. De reikwijdte van deze
regels vloeit voort uit de motie van het lid Mei Li Vos c.s.1 en de motie van het lid Van der Graaf c.s.2 Zoals ik beide moties begrepen heb, is de achtergrond hiervan dat de Tweede Kamer
het ongewenst acht dat minderjarigen en jongvolwassenen worden aangezet tot deelname
aan kansspelen via beroepssporters en rolmodellen met wie zij zich identificeren of
door wie ze zich aangesproken voelen. In het reclamebeleid met betrekking tot kansspelen
is op een aantal punten onderscheid gemaakt tussen laagrisicospelen en hoogrisicospelen.
Deze twee moties zien echter op «gokbedrijven» en «vergunninghouders» en vermelden
niet dat de reikwijdte zich zou moeten beperken tot risicovolle kansspelen. Daarom
is in de verdere uitwerking in de lagere regelgeving ook bewust niet gekozen voor
een dergelijke beperking, waarmee inderdaad geldt dat deze regels ook van toepassing
zijn op loterijen. De Tweede Kamer is uitgebreid geïnformeerd over de uitwerking van
deze moties in de lagere regelgeving, onder meer in een brief van 3 maart 2020.3
Deze voorschriften beperken reclame- en wervingsactiviteiten van loterijen en hebben
daarom wellicht impact op de afdrachten van loterijen aan goede doelen en sport. In
beide moties lees ik echter een duidelijke wens van uw Kamer om deze reclamebeperking
op alle kansspelen van toepassing te laten zijn.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker