24 555
Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer

nr. 6
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 maart 1996

De algemene commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben bij brief van 31 januari 1996 een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken over borgstellingskredieten Midden- en Kleinbedrijf (paragraaf 4.1 van het Decemberverslag 1995).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 maart 1996.

De betreffende brieven zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de algemene commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Rey

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

H. Vos

De griffier van de algemene commissie voor de Rijksuitgaven,

Hubert

Aan de minister van Economische Zaken

's-Gravenhage, 31 januari 1996

In het Decemberverslag 1995 heeft de Algemene Rekenkamer aandacht besteed aan de borgstellingskredieten Midden- en Kleinbedrijf (paragraaf 4.1). Naar aanleiding van dit verslag merken de commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissie voor Economische Zaken op dat zij grote waarde hechten aan het verbeteren van het inzicht in de verliezen op de kredietverstrekking en in de samenstelling van de uitstaande garantieverplichtingen. Daarom dringen de commissies bij U aan op een snelle verbetering van het administratiesysteem BORIS. De commissies zouden graag van U vernemen wanneer de noodzakelijke verbeteringen gerealiseerd zouden kunnen zijn.

Naar aanleiding van dit verslagpunt van de Rekenkamer zouden de commissies ook graag in zijn algemeenheid informatie van U verkrijgen over de rol van banken bij het ontstaan van verliezen en de mate waarin banken zelf verliezen dragen.

Daarnaast is de Rekenkamer in het kader van een onderzoek naar het beheer van leningen door de rijksoverheid ingegaan op het beleid terzake van het ministerie van Economische Zaken (onderdeel 3 van paragraaf 6.1). Naar aanleiding van dit verslag zouden de commissies op de volgende punten een reactie van Uw kant op prijs stellen:

– de minister van Financiën ziet mogelijkheden voor een op specifieke ministeries toegesneden set van standaardvoorwaarden voor het verstrekken van leningen; de Rekenkamer ziet voor Economische Zaken mogelijkheden voor het verduidelijken van criteria: op welke wijze zal hieraan met betrekking tot de ad-hoc-leningen van het ministerie van Economische Zaken uitvoering gegeven worden?

– de commissies kunnen zich vinden in de opmerkingen van de Rekenkamer over de termijn voor het in rekening brengen van de wettelijke rente en het opstellen van operationele criteria voor aanpassing van terugbetalingsschema's; bent U bereid hieraan uitvoering te geven?

– de commissies achten inzicht in de omvang van buiteninvordering- stelling en kwijtschelding alsmede de feitelijke rentesubsidiëring van belang; de commissies kunnen zich daarom vinden in de meer algemene conclusies van de Rekenkamer op dit punt en in de opmerkingen van de Rekenkamer over het jaarlijkse overzicht van Senter; bent U bereid hieraan uitvoering te geven?

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

J. F. B. van Rey

De ondervoorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

A. A. M. E. van Erp

Aan de Voorzitters van de commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 maart 1996

In uw brief van 31 januari 1996 inzake het decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer merkt u op dat u grote waarde hecht aan het verbeteren van het inzicht in de verliezen op de kredietverstrekking en in de samenstelling van de uitstaande garantieverplichtingen. Deze opmerking is gebaseerd op de conclusie van de Rekenkamer over onvolkomenheden in het administratiesysteem BORIS. Het woord «onvolkomenheden» is daarbij naar mijn mening niet geheel op zijn plaats. Op basis van de in de administratie opgeslagen gegevens is het mogelijk informatie te leveren over de verliezen op de vanaf 1989 verleende kredieten. Indien gewenst kan deze informatie aan u worden toegezonden.

Uw vragen over de rol van banken bij het ontstaan van verliezen en de mate waarin banken zelf verliezen dragen kunnen als volgt worden beantwoord. Krachtens vigerende regelingen is een bank in het overgrote deel van alle gevallen verplicht bij een nieuwe kredietverlening tenminste de helft van het krediet voor eigen risico te nemen, daarenboven geldt dat de bank in de meeste gevallen een eigen risico draagt ter grootte van 10% van het verlies op het borgstellingskrediet. In de praktijk resulteert dit in gelijke of iets hogere verliezen van de bank in vergelijking met de Staat.

Voor wat betreft uw vraagpunten inzake het onderzoek naar het beheer van leningen is mijn reactie als volgt.

Zoals door de Rekenkamer in haar rapport is vermeld heeft het ministerie in het verleden met name ad-hoc leningen verleend aan steunbehoevende bedrijven. In het huidige beleid past dit niet meer. Voorzover er desondanks wel ad-hoc leningen zullen worden verstrekt zal het departement de inventarisatie van voorwaarden voor het verstrekken van leningen van de Minister van Financiën als leidraad hanteren. Deze inventarisatie zal in het Handboek Financiële Informatie en Administratie (HAFIR) worden opgenomen. Ook de door de Minister van Financiën aangekondigde aanvullende inrichtingseisen zullen in acht worden genomen.

De aanbeveling van de Rekenkamer om te komen tot een afstemming van de termijn voor het in rekening brengen van wettelijke rente tussen Senter en het ministerie is overgenomen. Voor wat betreft de operationele criteria voor de aanpassing van terugbetalingsschema's heb ik in mijn reactie aan de Rekenkamer gemeld dat dit maatwerk is waarvoor geen specifieke criteria mogelijk zijn. In haar commentaar in het decemberverslag 1995 wijst de Rekenkamer erop dat het gevoerde financiële beheer controleerbaar moet zijn.

Er dienen volgens de Rekenkamer «desnoods» algemeen gestelde normen te zijn. Ik ben het daar mee eens en zal dan ook, voorzover deze er nog niet zijn, algemeen geldende normen hiervoor laten opstellen.

Voor wat betreft de buiteninvorderingstelling en kwijtschelding houdt mijn departement zich aan de interdepartementale regelgeving zoals deze in HAFIR staat.

Ook de door de Minister van Financiën toegezegde verbeteringen van de toelichting bij de saldibalans zullen door mij worden nagekomen. Ten aanzien van de met de verstrekte leningen samenhangende rentesubsidie staat in het decemberverslag dat de Ministers van Financiën en van Verkeer en Waterstaat betwijfelen of het zinvol is deze informatie als vast onderdeel in de financiële verantwoording op te nemen. Ik deel deze visie.

Over de betrouwbaarheid van het jaarlijks overzicht van technische ontwikkelingsprojecten kon de Rekenkamer geen zekerheid krijgen. In mijn antwoord aan de Rekenkamer is ruimschoots ingegaan op deze conclusie teneinde de Rekenkamer te overtuigen van de gegoedheid van dit overzicht.

In het decemberverslag merkt de Rekenkamer op dat het van belang is dat dit overzicht betrouwbaar, juist en volledig is. Ook dient het aan te sluiten bij de rekening van Senter en de saldibalans van het ministerie. Ik ben het hiermee eens.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra (CDA), Smits (CDA), ondervoorzitter, Reitsma (CDA), Ter Veer (D66), Ybema (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Leerkes (U55+), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Liemburg (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Bakker (D66), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Passtoors (VVD), Ten Hoopen (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Hessing (VVD), Van de Camp (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Schimmel (D66), Roethof (D66), Van Zuijlen (PvdA), De Jong (CDA), Duivesteijn (PvdA), Van Dijke (RPF), Hendriks (HDRK), Rosenmöller (GroenLinks), Vlie- genthart (PvdA), Adelmund (PvdA), Van Zijl (PvdA), Remkes (VVD), Marijnissen (SP), B. M. de Vries (VVD), Van Gelder (PvdA), Giskes (D66), Van Rooy (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), De Hoop Scheffer (CDA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), ondervoorzitter, Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Vreeman (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Houda (PvdA).

Plv. leden: Passtoors (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), Van Rooy (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (U55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Jeekel (D66), Crone (PvdA).

Naar boven