nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van Wet houdende
wijziging van de Grondwaterwet (verbreding heffingsdoeleinden).
De toelichtende memorie, die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
11 december 1995
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bestemmingsmogelijkheden
van de in artikel 48 van de Grondwaterwet bedoelde provinciale heffing te
verruimen, in het bijzonder met het oog op het bekostigen uit de opbrengst
van die heffing van maatregelen, gericht op de bestrijding van de verdroging
ten gevolge van grondwateronttrekking, alsmede enige onvolkomenheden in de
wet ongedaan te maken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Grondwaterwet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 15a, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
a. aan het slot van onderdeel b wordt «, en» vervangen door
een punt-komma;
b. aan het slot van onderdeel c wordt «per uur;» vervangen
door: per uur, of.
B
Aan het slot van artikel 30 wordt vóór de punt ingevoegd:
en dat laatstgenoemde minister bij de toepassing van dat artikel rekening
houdt met de nota, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding.
C
Artikel 41, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister kan de in het eerste lid bedoelde schadevergoeding toekennen
indien de gehele of gedeeltelijke intrekking van een vergunning of wijziging
van de daaraan verbonden voorschriften nodig is:
a. als gevolg van het rekening houden met het in artikel 7 van de Wet
op de waterhuishouding bedoelde plan, voor zover dat is vastgesteld of herzien
ingevolge een aanwijzing als bedoeld in artikel 10 van die wet;
b. ter voldoening aan een ingevolge artikel 30 van deze wet jo artikel
8.27 van de Wet milieubeheer gegeven aanwijzing.
D
Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, eerste volzin, komt te luiden als volgt:
1. Provinciale staten zijn bevoegd bij wijze van provinciale belasting
een heffing in te stellen wegens onttrekken van grondwater, ter bestrijding
van de ten laste van de provincie komende kosten
a. van maatregelen, direct verband houdende met het voorkomen en tegengaan
van nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties, voor zover deze kosten
niet met toepassing van artikel 35 voor rekening van de vergunninghouder gebracht
worden;
b. in verband met de voor het grondwaterbeheer noodzakelijke onderzoekingen;
c. in verband met het onderzoek en advies van de in artikel 37, tweede
lid, bedoelde commissie van deskundigen;
d. in verband met het houden van het in artikel 13 bedoelde register;
e. in verband met de vergoeding van schade ingevolge de artikelen 34,
40 en 41, eerste lid;
f. in verband met het toezicht op de naleving van de wet.
2. Onder vernummering van het tweede onderscheidenlijk derde lid tot derde
onderscheidenlijk vierde lid wordt voor de tweede volzin van het eerste lid
«2.» geplaatst.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,