24 544
Voorstel van wet van het lid Verhagen tot wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging van de machtiging tot voorlopig verblijf)

nr. 15
AMENDEMENT VAN HET LID DITTRICH

Ontvangen 23 september 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel B, artikel 16a, wordt als volgt gewijzigd:

I

In het eerste lid vervalt «, welke hij heeft aangevraagd bij en welke hem verstrekt is door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf».

II

Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Onze Minister stelt nadere regels omtrent de toepassing van het eerste lid. De in de eerste volzin bedoelde regels hebben in ieder geval betrekking op:

a. de wijze van aanvraag en afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf; en

b. de categorieën vreemdelingen die van het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf zijn vrijgesteld.

III

Het derde lid wordt vervangen door:

3. Onze Minister kan in zeer bijzondere, individuele gevallen voor het in behandeling nemen van de aanvraag om toelating afzien van het eisen van het bezit van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf.

IV

Het vierde lid vervalt.

V

Het vijfde lid vervalt.

VI

Het zesde lid vervalt.

VII

Het zevende lid vervalt.

VIII

Het achtste lid vervalt.

Toelichting

De wet in formele zin dient het vereiste van de machtiging tot voorlopig verblijf te regelen. Dit vloeit voort uit de uitspraak van de Rechtseenheidskamer Vreemdelingenzaken van de rechtbank te Den Haag van 16 maart 1995. Die uitspraak verplicht echter niet om de lijst van uitzonderingscategorieën in de wettekst op te nemen, zoals in het voorstel van de initiatiefnemer is gebeurd. Bij elke verfijning dient de wet gewijzigd te worden, hetgeen stagnerend kan werken.

De uitzonderingen op de hoofdregel kunnen beter bij lagere regelgeving geschieden. Ook de Raad van State is die mening toegedaan.

In het voorgestelde tweede lid wordt aangegeven wat in elk geval in de lagere regelgeving dient te worden opgenomen. Volgens de aanwijzingen voor de regelgeving dient een hardheidsclausule in beginsel wel een formeel-wettelijke grondslag te hebben. Vandaar het derde lid.

Dittrich

Naar boven