24 544
Voorstel van wet van het lid Verhagen tot wijziging van de Vreemdelingenwet (wettelijke vastlegging van de machtiging tot voorlopig verblijf)

nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID RIJPSTRA

Ontvangen 22 september 1997

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt «Onze Minister van Buitenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister.

II

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 16a als volgt gewijzigd:

A. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «Onze Minister van Buitenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister. Tevens wordt «na overleg met Onze Minister» vervangen door: na overleg met Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

B. In het derde lid, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Buitenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Buitenlandse Zaken,.

C. Het zevende lid wordt vervangen door:

7. Onze Minister doet jaarlijks opgave aan de Tweede Kamer der Staten Generaal van het aantal malen dat en de gronden waarop van de in het tweede en zesde lid bedoelde bevoegdheid gebruik is gemaakt.

D. Het achtste lid vervalt.

Toelichting

De afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf houdt in de praktijk tevens een oordeel in over de vraag of de aanvrager in beginsel in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf. Bevoegd tot verlening van een vergunning tot verblijf is de staatssecretaris van Justitie. Teneinde een beter toezicht te kunnen houden op de (afhandeling van) aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf acht ondergetekende het wenselijk de bevoegdheid tot afgifte van een dergelijke machtiging eveneens aan de staatssecretaris van Justitie toe te delen.

Rijpstra

Naar boven