nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID RIJPSTRA
Ontvangen 22 september 1997
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, wordt «Onze Minister van Buitenlandse
Zaken» vervangen door: Onze Minister.
II
In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 16a als volgt gewijzigd:
A. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «Onze Minister van Buitenlandse
Zaken» vervangen door: Onze Minister. Tevens wordt «na overleg
met Onze Minister» vervangen door: na overleg met Onze Minister van
Buitenlandse Zaken.
B. In het derde lid, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Buitenlandse
Zaken» vervangen door: Onze Minister, na overleg met Onze Minister van
Buitenlandse Zaken,.
C. Het zevende lid wordt vervangen door:
7. Onze Minister doet jaarlijks opgave aan de Tweede Kamer der Staten
Generaal van het aantal malen dat en de gronden waarop van de in het tweede
en zesde lid bedoelde bevoegdheid gebruik is gemaakt.
D. Het achtste lid vervalt.
Toelichting
De afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf houdt in de praktijk
tevens een oordeel in over de vraag of de aanvrager in beginsel in aanmerking
komt voor een vergunning tot verblijf. Bevoegd tot verlening van een vergunning
tot verblijf is de staatssecretaris van Justitie. Teneinde een beter toezicht
te kunnen houden op de (afhandeling van) aanvragen om een machtiging tot voorlopig
verblijf acht ondergetekende het wenselijk de bevoegdheid tot
afgifte van een dergelijke machtiging eveneens aan de staatssecretaris van
Justitie toe te delen.
Rijpstra