nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 4 december 1995
Hierbij doe ik u, namens het kabinet, toekomen de nota Flexibiliteit en
Zekerheid.1
In deze nota worden voorstellen gedaan ter vergroting van de flexibiliteit
in het arbeidsbestel met handhaving van een adequaat beschermingsniveau van
werknemers. Bij de voorbereiding van deze nota zijn diverse adviezen van de
Emancipatieraad, van de Sociaal-Economische Raad en van de Stichting van de
Arbeid betrokken. Met het oog op de concrete vormgeving van een aantal voornemens
acht het kabinet het gewenst op een aantal onderdelen nadere advisering van
werkgevers- en werknemersorganisaties te vragen. Het betreft de volgende punten:
* vergroting van de ruimte voor cao-partijen om nadere afspraken te maken
inzake de lengte en inhoud van de proeftijd (par. 4.4.);
* de wijze waarop de risicoverdeling tussen werkgever en werknemer geregeld
dient te zijn wanneer er geen werk is (loondoorbetalingsplicht, par. 4.5);
* de voorstellen teneinde meer ruimte te bieden voor verlenging van kortdurende
tijdelijke concracten enerzijds en minder ruimte voor repeterend gebruik van
langdurende, tijdelijke contracten anderzijds (par. 4.6.);
* het pakket ter herziening en verheldering van de regels inzake het ter
beschikking stellen van arbeidskrachten (par. 4.7.).
Aan de Stichting van de Arbeid zal ik vragen mij op bovengenoemde onderdelen
afzonderlijk en in hun onderlinge samenhang te adviseren. Voorts zal ik met
de werkgevers- en werknemersorganisaties in de uitzendbranche overleg voeren
over relevante aspecten van dit pakket.
Ik zal het op prijs stellen op korte termijn met uw Kamer van gedachten
te wisselen over de in deze nota opgenomen voorstellen.
Afschrift van deze nota heb ik heden ook doen toekomen aan de Sociaal-Economische
Raad, de Emancipatieraad en de Raad voor Overheidspersoneelsbeleid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert