24 527
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1995 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 14 december 1995

Onderstaand doe ik u toekomen het antwoord op de vraag van de vaste commissie voor Defensie waarom het in artikel 02.02 van de suppletore begroting voor 1995 lager geraamde bedrag van 5 miljoen gulden ten behoeve van uitgaven voor het veteranenbeleid niet wordt gereserveerd voor de uitvoering van de motie Zijlstra c.s. (21 490, nr. 16/16).

In juni van dit jaar bent U, bij brief van de Staatssecretaris van Defensie, (kamerstuk 21 490, nr. 16) onder meer geïnformeerd over de financiële consequenties van de uitvoering van de motie Zijlstra c.s. zijnde een bedrag van 40 à 50 miljoen. Overigens wijzen de uitkomsten van een in dat kader lopend onderzoek uit, dat de kosten nog aanzienlijk hoger uit zullen vallen.

Het ten aanzien van artikel 02.02 voor 1995 met 5 miljoen lager geraamde bedrag, zal naar verwachting in 1996 nog grotendeels tot besteding komen aangezien het naijlende betalingsverplichtingen betreft. Het gaat daarbij om een bedrag van ca. 1 miljoen voor het veteranenlandgoed, alsmede reisdeclaraties en nagekomen aanmeldingen voor een financiële tegemoetkoming.

Eventueel reserveren van een bedrag acht ik in dat licht bezien dan ook prematuur. Overigens merk ik op dat een dergelijke reservering in geen verhouding staat tot de mogelijk te verwachten financiële consequenties.

Over de besluitvorming betreffende de uitvoering van de motie Zijlstra c.s. kan ik U naar verwachting in het eerste kwartaal 1996 informeren.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Naar boven