24 527
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1995 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 december 1995

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer aan de regering een verslag in vorm van een lijst met vragen voor te leggen. De vragen met de daarop door de regering gegeven antwoorden zijn hieronder afgedrukt. Met de vaststelling van dit verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

Teunissen

1

Wat is de oorzaak dat juist dit jaar zo'n groot bedrag aan onderuitputting plaatsvindt? Zijn er geen projecten die naar voren kunnen worden gehaald? Wordt a.g.v. deze forse onderuitputting niet extra beslag en druk gelegd op de defensiebegrotingen in de komende jaren?

Wat is de totale onderuitputting op de begroting Defensie 1995? Hoe is deze ontstaan? Hoe wordt deze aangewend? Wordt het kleine transportvliegtuig in de D-categorie uit de onderuitputting gefinancierd? Welke bedragen worden doorgeschoven naar 1996?

Met de tweede suppletore begroting is een te verwachten onderschrijding op het defensiebudget van f 70,4 miljoen aangegeven. De defensie-organisatie bevindt zich momenteel midden in een herstructureringsproces, dat niet alleen een scala aan vertragingen en verschuivingen van projecten tot gevolg heeft, maar ook een zekere mate van terughoudendheid impliceert voor wat betreft het naar voren halen van projecten. Dit is wel mogelijk gebleken voor de aanschaf van het kleine transportvliegtuig in de D-categorie. Het in 1995 vrijvallende bedrag aan onderschrijding valt binnen de grenzen van de eindejaarsmarge (thans 1%). Dit bedrag zal in 1996 aan het budget van Defensie worden toegevoegd en zal geen extra druk op de defensiebegrotingen in de komende jaren leggen.

2

De verplichtingen dalen met maar liefst 1320 miljoen. De suppletore begroting geeft een beeld van uitstellen en vertragingen. Welke vertragingen zijn beleidsmatig en welke zijn veroorzaakt door andere factoren? Hoe is deze enorme daling van de verplichtingen te rijmen met de geconstateerde onderuitputting?

Tot welk bedrag hiervan worden de verplichtingen naar 1996 doorgeschoven? Welk deel van de 1,3 miljard betreffen daadwerkelijk lagere uitgaven a.g.v. gewijzigd beleid en hoeverre zijn die structureel? (blz. 3 MvT)

De gegeven specificatie in de artikelsgewijze toelichting geeft aan dat de vertragingen, die aanleiding vormen voor de daling van de verplichtingen, met name het gevolg zijn van andere dan beleidsmatige factoren.

Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld de materieel-technische en financieel-technische uitwerking van contracten, danwel tussentijdse aanpassingen op grond van actuele ontwikkelingen of gewijzigde inzichten. Ook een combinatie van voornoemde factoren is mogelijk.

Aangezien voor een deel van deze verplichtingen ook betalingen in 1995 waren voorzien, draagt dit mede bij aan de onderschrijding op de uitgaven in 1995.

Tevens wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.

3

Wat zijn de meerjarige effecten van de uitgavenverlaging van per saldo f 273,3 miljoen?

Is het gebruikelijk dat een groot deel daarvan (f 249,4 miljoen) pas thans wordt gemeld en niet bij de ontwerpbegroting 1996?

De meerjarige effecten van de uitgavenverlaging van per saldo f 273,3 miljoen worden opgevangen binnen de beschikbare budgetten voor 1996 en latere jaren. Tegelijk met het opstellen van de eerste suppletore begroting 1996 en de ontwerpbegroting 1997 zullen de meerjarige effecten in de ramingen worden verwerkt.

Het gedeelte van de uitgavenverlaging dat met de Najaarsnota wordt gemeld bedraagt f 244,4 miljoen. De aan deze verlaging ten grondslag liggende oorzaken waren op het moment van de begrotingsvoorbereiding 1996 nog niet bekend.

Van de verlaging van f 244,4 miljoen heeft ongeveer de helft betrekking op incidentele aanpassingen zonder meerjarige effecten (waaronder lagere verrekenbare ontvangsten). De meerjarige doorwerking van de andere helft heeft in het bijzonder betrekking op vredesoperaties (f 40,0 miljoen toevoeging in 1996), reservering eindejaarsmarge (f 70,4 miljoen toevoeging in 1996) en diverse projectaanpassingen.

4

Binnen de defensiebegroting heeft een herschikking van in totaal f 212 miljoen plaatsgevonden. Zou de regering per beleidsterrein een specifieke toelichting kunnen geven? Wat zijn de effecten voor 1996 en volgende jaren (meerjarige effecten) van deze mutaties?

Onderstaand volgt een overzicht van de belangrijkste herschikkingen per beleidsterrein.

 AlgemeenPensioenen en wacht-geldenKoninklijke marineKoninklijke landmachtKoninklijke luchtmachtKoninklijke mare-chausseeMulti-service projecten
1. Herziene verrekeningswijze tussen beleidsterreinen  5,41,3– 4,0– 2,7 
2. Herschikking in verband met vermoedelijke uitkomsten193,4– 13,1 – 139,1 5,346,5
3. Herschikking ten behoeve van financiering BTW-betaling Herculesvliegtuigen– 27,4   27,4  
4. Herschikking ten behoeve van de noodhulp aan St. Maarten– 13,1  5,37,8  
5. Herschikking voor de afwikkelingskosten van de Troepenmacht in Suriname– 6,2  6,2   
6. Herschikking voor de verwerving van vliegtuig luchttransport Cat-D– 35,0   35,0  
7. Vertraagde levering Chinooks24,1     – 24,1
8. Diverse herschikkingen– 2,6– 2,04,30,4– 0,20,1 
Totaal herschikkingen133,2– 15,19,7 – 125,966,02,7– 70,6

De hiermee samenhangende mutaties op de artikelen van de respectievelijke beleidsterreinen worden nader beschouwd in de artikelsgewijze toelichting.

De meerjarige effecten van de betrokken mutaties zullen eerst in de eerste suppletore begroting 1996 respectievelijk de ontwerpbegroting 1997 worden verwerkt.

5

Wat wil het begrip eindejaarsmarge precies zeggen? Hoe is deze eindejaarsmarge gehanteerd? Wat wordt bedoeld met «te zijner tijd mee te nemen» marge? Welk bedrag zal zijn gemoeid met de eindejaarsmarge?

Met het begrip eindejaarsmarge wordt bedoeld de toegestane ruimte voor ministeries om kasuitgaven over de jaargrens te verschuiven. De eindejaarsmarge bedraagt 1% van het uitgaventotaal van de ontwerpbegroting (waarop enkele correcties worden toegepast).

Voor het schuiven over de jaargrens 1995/1996 is op deze wijze voor Defensie een eindejaarsmarge van f 115,0 miljoen vastgesteld. Beheerstechnisch biedt deze marge de mogelijkheid om eindejaarsproblemen in de realisatie van de begroting 1995 op te lossen.

Met de tweede suppletore begroting 1995 is de verwachting uitgesproken dat, met name als gevolg van vertragingen en verschuivingen van projecten, de defensie-uitgaven 1995 f 70,4 miljoen lager zullen zijn dan geraamd. Om deze reden is het defensiebudget met een gelijk bedrag verlaagd. Tegelijkertijd is dit bedrag gereserveerd voor (of «te zijner tijd mee te nemen» in) de eindejaarsmarge. Daarmee heeft Defensie dus al f 70,4 miljoen van de voor de eindejaarsmarge beschikbare f 115,0 miljoen ingevuld.

Het uiteindelijke bedrag dat voor de eindejaarsmarge wordt aangewend, kan eerst na vaststelling van de departementale rekening over het jaar 1995 worden bepaald.

6

Diverse malen wordt gesproken over intertemporele compensatie. Wat wordt bedoeld met de intertemporele compensatie, samenhangende met het overeengekomen betalingsschema van de Apache-helicopter? Betreft het hier het dollarkoers voordeel? Hoe kan dit al in 1995 worden benut? Waar komt dit bedrag van 44 miljoen vandaan? Hoe wordt dit in 1999 en 2000 gecompenseerd? Wat is het totaal aan intertemporele compensatie? Hoe is deze over de jaren verdeeld?

Ten behoeve van de financiering van de Novemberbrief-claim is het éénmalig koersvoordeel samenhangend met de aanschaf van de Apache-helikopter ter grootte van f 178 miljoen aangewend in een gelijkmatige reeks van f 20 miljoen per jaar in de jaren 1997–2004 en f 18 miljoen in 2005. De natuurlijke vrijval van het koersvoordeel van f 178 miljoen (samenhangend met de dollarbetalingen op momenten van levering) kent evenwel een andere fasering. In dat kader is gebruik gemaakt van het instrument «intertemporele compensatie».

Dit houdt in dat het verschil, over de jaren, binnen de gelijkmatige reeks en de natuurlijke vrijval van het dollarkoersvoordeel wordt overbrugd door herschikking van tijdelijk niet benodigde middelen.

Daarbij is een bedrag van f 44 miljoen uit 1995 betrokken. De totale intertemporele compensatie die met de Najaarsnota is aangemeld bestaat uit een verlaging in 1995 met f 44 miljoen en een verhoging van de jaren 1999 en 2000 elk met f 22 miljoen.

7

Waarom worden de hogere ontvangsten ten gevolge van de verkoop van het optiecontract termijndollars Apache-helikopter (f 24,8 miljoen) slechts aangewend voor een «technische herfasering» van het artikel LMB en niet voor het budget 1995? Wat houdt deze technische herfasering in?

De «technische herfasering» betreft een herverdeling van de verkoopopbrengst van de optie uit 1995 over de jaren waarin kasuitgaven gepland staan, te weten de periode 1995–2002.

Door deze herfasering is het negatieve financiële effect voor het uitgavenbudget voor de genoemde periode geheel gecompenseerd. Het te compenseren negatieve effect is het resultaat van de hogere dollarkoers op 24 mei 1995 (datum afsluiten termijndollarcontract) ten opzichte van 12 april 1995 (datum afsluiten optie op dollars na besluitvorming Kabinet)

8

Waarom zijn de lagere opbrengsten van verkoop via Domeinen geboekt bij de uitgaven? Wat is per saldo de uitkomst van de middelenafspraak met Financiën over 1995? Ten koste van welke begrotingsartikelen gaat deze vermindering? Op welke projecten zal moeten worden bezuinigd omdat er minder opbrengsten zijn?

Opbrengsten uit verkopen van goederen (en dus ook van defensie-goederen) worden als ontvangsten op Hoofdstuk IX-B (Financiën/Domeinen) verantwoord. Het defensiebudget (uitgaven) wordt verhoogd met hetzelfde bedrag, verminderd met een franchise van f 30 miljoen die toevalt aan de algemene middelen. Verlaging van de raming van de opbrengsten uit verkoop leidt tot een navenante verlaging van het defensiebudget.

De lagere opbrengsten zijn veroorzaakt doordat de Amerikaanse overheid niet tijdig of nog geen toestemming heeft gegeven voor de uitvoering van door Nederland gesloten verkoopcontracten van overtollige pantservoertuigen en houwitsers van Amerikaanse makelij. Bij de aankoop door Nederland was destijds een clausule in de koopovereenkomst opgenomen die Amerikaanse goedkeuring als voorwaarde stelde.

De in de tweede suppletore defensiebegroting opgenomen raming verkoopopbrengsten defensiegoederen bedraagt f 179 miljoen. Daarbij is reeds rekening gehouden met de franchise van f 30 miljoen.

De verlaging van het defensiebudget wordt volledig gedekt uit de onderschrijding 1995, derhalve behoeft er niet op projecten te worden bezuinigd.

9

Hoe worden de opgelopen vertragingen ingehaald? Wanneer? Welke gelden worden hiervoor gereserveerd?

De vertragingen in de aan te gane verplichtingen hebben veelal een meerjarige doorwerking naar de verplichtingen- en uitgavenbegroting van 1996 en latere jaren. Deze effecten zullen binnen de beschikbare uitgavenniveaus voor 1996 en latere jaren worden verwerkt. U zult met de eerste suppletore begroting 1996 en de ontwerpbegroting 1997 over deze meerjarige doorwerking worden geïnformeerd. Voor zover de verlagingen in de aan te gane verplichtingen tevens vertragingen in de uitgaven tot gevolg hebben worden deze met behulp van de eindejaarsmarge opgevangen.

10

Bij zowel het beleidsterrein Algemeen als bij de Landmacht worden onderschrijdingen verwerkt als gevolg van een afname van de personeelssterkte tot onder de begrotingssterkte. In de begroting 1996 staat echter dat de reductie achterloopt op schema. Hoe is dit te rijmen? Worden de bedragen die gemoeid zijn met deze onderschrijdingen doorgeschoven naar 1996?

Waarom is deze personeelssterkte afgenomen tot onder de begrotingssterkte? Heeft deze onderschrijding een doorwerking naar volgend jaar?

In de begroting 1996 is de reductie van de begrotingssterkte afgezet tegen de voorziene reductie van de gewenste sterkte volgens de geactualiseerde Prioriteitennota. De reductie van de begrotingssterkte loopt achter doordat overtollig personeel op grond van het sociaal beleidskader nog deel blijft uitmaken van de begrotingssterkte.

De onderschrijdingen van het personeel bij het beleidsterrein Koninklijke landmacht is het gevolg van een terughoudend beleid bij de werving. Voorts zijn er lagere uitgaven in verband met de lager dan verwachte inhuur van tijdelijk personeel verband houdend met de opschorting van de dienstplicht. Bij het beleidsterrein Algemeen is de in de Novemberbrief aangekondigde vacaturestop vertaald in een verminderde werving.

De bedragen die met deze onderschrijdingen zijn gemoeid, worden voor zover de ruimte binnen de eindejaarsmarge het toelaat, doorgeschoven naar 1996.

11

Er worden hogere uitgaven vermeld voor de noodhulp Sint Maarten (5,3 miljoen). Waarom wordt hier afgeweken van de regel dat i.h.k.v. rampenbestrijding defensie slechts de kosten tot een bedrag van 600 000 gulden voor zijn rekening neemt en dat de kosten boven dit bedrag door andere departementen moeten worden gefinancierd? (blz. 32 MvT)

De noodhulp aan Sint Maarten wordt voor een bedrag van 13,1 miljoen uit de begroting van Defensie gehaald. Welke afspraken zijn hierover gemaakt in het kabinet? Waarom is niet besloten tot een generale vorm van dekking?

Naar aanleiding van de ontstane situatie te Sint Maarten als gevolg van de orkaan «Luis» heeft het kabinet f 25 miljoen beschikbaar gesteld voor de noodhulp aan Sint Maarten. Deze noodhulp is voor een groot deel door Defensie uitgevoerd. Door het kabinet is besloten dat de ten behoeve van de noodhulp, door Defensie gemaakte additionele kosten, ten laste van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking kunnen worden gebracht.

Bij de opmaak van de tweede suppletore begroting werd ervan uitgegaan dat de verrekening met Ontwikkelingssamenwerking van alle additionele kosten voor Defensie eerst in 1996 zou plaatsvinden. Ondertussen zijn deze defensie-uitgaven reeds bij Ontwikkelingssamenwerking in rekening gebracht ten behoeve van het alsnog verrekenen in dit lopende begrotingsjaar.

12

Wat zijn de totale kosten die Defensie heeft gemaakt in het kader van de watersnood in Limburg? Hoe worden deze kosten gefinancierd?

De militaire bijstand welke Defensie ter bestrijding van de wateroverlast heeft uitgevoerd, is op verzoek van de civiele autoriteiten en door tussenkomst van het Landelijk Coördinatiecentrum verleend. Derhalve worden alleen additionele kosten in rekening gebracht.

De totale additionele kosten die Defensie heeft gemaakt ten behoeve van de watersnood bedragen f 3,2 miljoen. Met inachtneming van de regeling voor militaire bijstand (waarbij f 0,6 miljoen van de kosten door Defensie zelf moet worden gedragen) is het resterende bedrag van f 2,6 miljoen, conform de bestaande afspraken over militaire bijstand, bij het ministerie van Binnenlandse Zaken in rekening gebracht.

13

Ten laste van welke budgetten komen de meerkosten van de Defensie-CAO? Wat is de herkomst van de interne reservering van f 53,7 miljoen? Wat is de relatie met het bedrag van f 48,9 miljoen dat in de Najaarsnota genoemd wordt?

Zie het antwoord bij vraag 21.

14

Kan het verschil van mening, alsmede de gevolgen daarvan, tussen het ministerie van Defensie en de belastingdienst ten aanzien van de hoogte van de te betalen BTW en invoerrechten op Geleide Wapensystemen nader worden gespecificeerd?

De beide Groepen Geleide Wapens van de Koninklijke luchtmacht zijn in de periode 1994–1995 vanuit Duitsland naar Nederland verplaatst. Aan deze omvangrijke operatie is ook een aantal fiscale gevolgen verbonden.

De basis voor de heffing van BTW is de waardevaststelling van de goederen op het moment van binnenkomst in Nederland. Tussen Defensie en Financiën is overleg gevoerd over de methode van waardevaststelling. Bij deze wapensystemen is een onderscheid gemaakt tussen het electronica- en het voertuigdeel. Met name over de te hanteren afschrijvingstermijn voor electronica bestaat nog geen overeenstemming. Defensie heeft een voorstel aan Financiën gedaan voor de waardevaststelling en zich daarbij, zoals bij grootschalige grensoverschrijdende verplaatsingen in het verleden, onder meer gebaseerd op een advies van de Defensie Accountantsdienst.

Naar aanleiding hiervan zal Financiën binnenkort schriftelijk reageren en daarin uitgangspunten voor de waardering, zoals de te hanteren hoogte van de dollarkoers en de duur van de afschrijvingsperiode, vastleggen.

Voor wat betreft de verlaging van het uitgavenbedrag geldt dat de door Defensie gehanteerde berekeningswijze en de op basis van die methodiek betaalde belasting (ongeveer f 30 miljoen) hebben geleid tot een verlaging van de aanvankelijk geraamde uitgaven.

15

Is de vermindering van de uitgaven Vredesoperaties 1995 ad f 40,0 miljoen een netto-bedrag, dat wil zeggen onder aftrek van meerkosten als gevolg van achterlating materieel en dergelijke?

Op welke wijze is het verloren gegane materieel c.q het door de B-Serviërs buitgemaakte materieel tijdens de val van de enclave Srebenica verantwoord? Welk totaal bedrag betrof dit en waar is dit op de begroting verantwoord? Is hiervoor een claim ingediend bij de VN en zo ja, tot welke bedrag?

Het bedrag van f 40 miljoen is een saldo van wijzigingen op zowel de uitgavenbegroting als de ontvangstenbegroting van vredesoperaties. In de ontvangstenbegroting is rekening gehouden met de verwachte ontvangsten van de VN in 1995 als gevolg van eerder door Defensie ingediende claims. Hieronder bevinden zich óók claims naar aanleiding van beschadigd of achtergelaten materieel.

Ten tijde van het opstellen van de tweede suppletore begroting 1995 was de zogenaamde out-survey (vaststelling van de aantallen mee teruggenomen materieel) nog niet afgerond, waardoor nog geen inzicht bestond in de omvang van de schade van verloren gegaan of beschadigd materieel, opgelopen tijdens de val van Srebenica. Derhalve is déze schade én de hierover bij de VN in te dienen claim niet in de tweede suppletore begroting opgenomen.

16

Op welke wijze worden extra kosten ad 81,2 miljoen a.g.v. de uitkomst arbeidsvoorwaarden 1995 bugettair afgedekt? (blz. 8 MvT)

Zie het antwoord bij vraag 21.

17

Welke indicatie heeft de regering ten aanzien van het mogelijk definitieve karakter van de afwijzing door de assuradeuren van de schadeclaim voor verfschade onderzeeboten?

Welke stappen beoogt de regering te nemen?

De ingediende claim is formeel door de assuradeuren afgewezen. Als gevolg daarop is een juridische procedure aangespannen tegen de assuradeuren bij de rechtbank in het Verenigd Koninkrijk.

18

Beoogt de regering de vertragingen voor wat betreft materieel-aanschaffingen aan te wenden voor beleidsintensiveringen elders binnen Defensie? Zo ja, aan welke beleidsintensiveringen wordt gedacht? Zo nee, waarom niet?

Beleidsintensiveringen, anders dan – waar doelmatig – vervroeging van geplande aanschaffingen, vinden niet plaats.

Met deze tweede suppletore begroting is maximaal invulling gegeven aan het op een doel- en rechtmatige wijze tot besteding brengen van de beschikbare financiële middelen. Per saldo wordt voor een bedrag van f 70,4 miljoen aan projecten, die voor 1995 gepland stonden, nu voor 1996 geprojecteerd. Dit bedrag is dan ook vrijgegeven en zal via de eindejaarsmarge aan het defensiebudget in 1996 worden toegevoegd.

19

Bij welke onderzoeksprojecten worden, in verband met de ontwikkeling van nieuw defensiematerieel, naar verwachting de mijlpalen niet gehaald?

Bij het project «bloedvervangend middel» is de mijlpaal niet gehaald.

20 Artikel 01.04

Waarom gaat de omzetting van de bijdrage aan de stichting Dienstverlening veteranen gepaard met een verhoging van 2 miljoen?

Vanaf 1991 wordt de Stichting Dienstverlening Veteranen (SDV) financieel ondersteund door Defensie. De financiële verantwoording van de veteranenzorg vond in de afgelopen periode plaats ten laste van begrotingsartikel 02.02 Militaire pensioenen en uitkeringen. Gezien de aard van de uitgaven wordt het evenwel wenselijk geacht de component financiële ondersteuning van de SDV te verantwoorden ten laste van het artikel 01.04 Subsidies en bijdragen. Daartoe wordt voorgesteld de raming van artikel 02.02 Militaire pensioenen en uitkeringen te verlagen met f 2 miljoen, onder gelijktijdige verhoging van artikel 01.04 Subsidies en bijdragen met een gelijk bedrag.

21 Artikel 01.16

Hoe worden de arbeidsvoorwaardenafspraken 1995 gefinancierd? Waar komt de interne reservering van 53,7 miljoen vandaan? Waar wordt de uitdeling van de loonbijstelling ter waarde van 48,1 miljoen uit gefinancierd? Waar wordt de uitdeling gelden arbeidsvoorwaarden 1995, te weten 81,1 miljoen, uit bekostigd?

Antwoord vraag 13, 16 en 21 (gecombineerd)

De uitgaven van de met de centrales van overheidspersoneel overeengekomen arbeidsvoorwaarden voor het jaar 1995 bedragen in totaal f 81,1 miljoen en worden uit het Defensiebudget gefinancierd. Daartoe zijn onderstaande bedragen (voor in totaal f 81,1 miljoen) via het artikel U01.16 aan de beleidsterreinen van Defensie uitgedeeld:

a. een bedrag van f 8,8 miljoen dat door het ministerie van Financiën is overgeheveld voor de incidentele looncomponent 1995;

b. een bedrag van f 53,7 miljoen uit de lagere realisatie van de personele en materiële exploitatie 1995. Deze interne reservering is mogelijk omdat onder meer een terughoudend personeelsbeleid wordt gevoerd als gevolg van de reeds in 1995 in gang gezette doelmatigheidsoperatie (Spoor 1).

NB – In de Najaarsnota is een bedrag van f 48,9 miljoen genoemd in relatie tot de arbeidsvoorwaarden. Dit had eveneens f 53,7 miljoen moeten zijn. Het verschil van f 4,8 miljoen heeft abusievelijk niet de omschrijving «arbeidsvoorwaarden» gekregen. Dit verschil is wel in de regel «diversen» van de Najaarsnota verwerkt;

c. een bedrag van f 18,6 miljoen aan zogenaamd «oud» geld dat vanaf de ontwerpbegroting 1995 voor de arbeidsvoorwaarden was gereserveerd.

De loonbijstelling 1995 van in totaal f 48,1 miljoen heeft betrekking op de compensatie voor salaris- en premiemutaties. Dit bedrag is met de Voorjaarsnota 1995 aan Defensie beschikbaar gesteld en met de eerste suppletore begroting 1995 gestald op het artikel 01.16 Loonbijstelling. Thans wordt de loonbijstelling voor een gelijk bedrag naar de beleidsterreinen uitgedeeld.

22 Artikel 03.05

Als gevolg van de gewijzigde verrekeningsmethode worden verleende diensten tussen krijgsmachtdelen niet altijd meer als uitgaven verantwoord. Kan hier nadere informatie over gegeven worden?

In het kader van doelmatig handelen vinden tussen de beleidsterreinen onderlinge leveringen van goederen en diensten plaats.

Voorheen werden onderlinge dienstverleningen tussen de beleidsterreinen op transactiebasis verrekend. Aangezien het veelal meerjarige dienstverleningen betreffen is – op doelmatigheidsgronden – besloten af te zien van deze vorm van verrekening. Verrekening vindt thans plaats door middel van een vooraf vastgestelde budget-overheveling.

De dienstverlening wordt verantwoord ten laste van het leverende beleidsterrein.

23 Artikel 03.07

Kan nader ingegaan worden op de «gewijzigde inzichten en/of vertragingen» die bij diverse opgesomde projecten hebben geleid tot verlaging van de verplichtingen?

Zijn deze gewijzigde inzichten en/of vertragingen beleidsmatig van aard of hebben zij een andere oorzaak?

De gewijzigde inzichten en vertragingen betreffen met name het later aanbesteden van een aantal (deel-)projecten. Bij het luchtverdedigings- en commandofregat en het amfibisch transportschip werd dit veroorzaakt door langer durende contractonderhandelingen dan waar eerder rekening mee werd gehouden. Voor wat betreft de Hr.Ms. Amsterdam heeft de financiële afwikkeling van het contract beperkte vertraging opgelopen. Voor het geïntegreerd verbindingsproject en de MF/HF-zenders/ontvangers was daarnaast een deel van de benodigde apparatuur nog niet beschikbaar. Bij geen der projecten zijn de mutaties het gevolg van gewijzigd beleid.

24 Artikel 04.05

Wat houdt de aanpassing van de contractuele verplichting van het basisonderhoud M109 in?

De aanpassing van de contractuele verplichting houdt in dat de in het contract bedongen voorschotbetalingen moeten worden voldaan nu de voor betaling benodigde zekerheidstellingen toch in 1995 zijn ontvangen. Er werd vanuit gegaan dat deze betalingen in 1996 en volgende jaren zouden worden verricht. Dit betekent een verschuiving van begrote gelden in 1996 en 1997 naar 1995. De contractomvang is door deze aanpassing niet bijgesteld.

25 Artikel 04.07

Waarom leidt de aanpassing van het RPV systeem tot een verhoging van 7 miljoen; de aanpassingen zouden toch binnen het budget worden opgevangen?

De hier genoemde verhoging heeft betrekking op de uitgaven in het jaar 1995. Deze verhoging in 1995 leidt tot een verlaging van f 7 miljoen in de jaren 1996 en verder. De verschuiving in de jaren leidt derhalve niet tot een verhoging van het projectbudget.

26 Artikel 04.07

Waarom is de verwerving van VUIST 1 verschoven naar 1996?

Doordat de resultaten van verschillende testaktiviteiten met het proefsysteem niet eerder dan begin oktober jl. bekend zijn geworden, is het realiseren van de bestelling van de serie niet meer mogelijk in 1995.

27 Artikel 05.02

Wat zijn pseudo-premies?

Vooruitlopend op het moment waarop het overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen wordt gebracht, vinden met ingang van 1 januari 1995 inhoudingen op het inkomen plaats die vergelijkbaar zijn met de premies werknemersverzekeringen in de marktsector. Deze inhoudingen worden aangeduid als «pseudo-premies».

De grondslag voor de heffing van die pseudo-premies is neergelegd in de Wet FVP (wet Financiële Voorzieningen Privatisering).

28a Artikel 05.06

Wat was het geschil tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Financiën over de Geleide Wapens precies? Waarom leidt dit tot een verlaging van het uitgavenbedrag?

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord bij vraag 14.

28b Artikel 05.06

Waarom leidt herfasering van het project radar LLGW-AMRAAM tot vervroegde afschaffing van Beyond Visual Range Missiles? (blz. 40).

In de tweede suppletore begroting 1995 wordt gesproken over «aanschaffing» in plaats van «afschaffing». In de tekst staan de projectnamen van «radar LLGW-AMRAAM» en van «Beyond Visual Range Missiles» vermeld. De tekst van de tweede suppletore begroting heeft wellicht de indruk gewekt dat het hier twee verschillende projecten betreft. Het betreft hier echter één en hetzelfde project. De budgettaire verschuiving bleek nodig bij het aangaan van de verplichting voor de de AMRAAM/BVR missiles.

29 Artikel 05.06

Waarom is het noodzakelijk gebleken om sneeuwploegen, dienstauto's en lichte vrachtauto's aan te schaffen? Waarom waren deze uitgaven niet voorzien?

De uitgaven voor sneeuwploegen, dienstauto's en lichte vrachtauto's waren oorspronkelijk wel voorzien, doch uitgesteld. Als gevolg van nadere afwegingen is besloten om alsnog in deze reeds onderkende behoefte te voorzien.

30 Artikel 05.06

Kan een overzicht worden gegeven van alle wijzigingen in F-16 gerelateerde projecten, met de redenen voor deze wijzigingen?

De wijzigingen in de F-16 gerelateerde projecten betreffen:

Pacer-Slip: De vertraging in de uitvoering van het project Pacer-Slip wordt veroorzaakt door een vertraging in de levering van de voor het programma benodige modificatie pakketten.

DEEC: De levering van 11 modificatie pakketten vindt versneld plaats in 1995. De reden is een betere afstemming van het DEEC modificatieprogramma op het MLU-programma.

De versnelling van het modificatie-programma leidt tevens tot besparingen in de exploitatie.

ALQ-131: Ten gevolge van het productieproces, dat sneller verlopen is dan oorspronkelijk voorzien, heeft levering van de modificatiepakketten eerder plaatsgevonden. Hierdoor kan ook de modificatie versneld plaatsvinden, waardoor eerder de benodigde operationele verbetering gerealiseerd kan worden.

CBU-87: De aanschaf van de CBU-87 vindt plaats naar aanleiding van een operationele en technische veroudering van de Mk 20 munitie.

AMRAAM: De aanpassingen zijn het gevolg van het uiteindelijk met de Amerikaanse luchtmacht overeengekomen betalingsschema.

Motorproefdraaifaciliteiten: De vertraging in de realisatie wordt veroorzaakt door het nog niet beschikbaar zijn van de benodigde infrastructurele faciliteiten.

31 Artikel 05.06

Wanneer wordt een besluit genomen over de ruil HAWK-Crotale?

In de Memorie van Toelichting bij de begroting 1996 is de stand van zaken van dit project toegelicht. Daarin is gemeld dat het er niet langer naar uitziet dat een budgettair neutrale ruil van de HAWKs voor Crotales mogelijk is. De besluitvorming over de voortzetting van dit project, met inbegrip van de financiële gevolgen, zal in de eerste maanden van 1996 plaatsvinden.

32 Artikel 06.05

Waarom leidt de nieuwbouw KMar in de regio Den Haag tot een verhoging van de verplichtingen met 49,5 miljoen?

Welke nieuwbouw wordt overigens bedoeld?

Wat noodzaakt deze extra verplichtingenruimte?

Betreft het hier een versnelling van een project?

In het kader van de financieel-technische verwerking van de ombuigingen heeft in de begroting 1995 een verlaging van de geraamde nieuwbouw-uitgaven plaatsgevonden in samenhang met een financiële heroverweging van de nieuwbouwplannen in de regio Den Haag.

Na onderzoek is inmiddels besloten dat het doelmatig is om voor de Haagse eenheden van de Koninklijke marechaussee een centrale nieuwbouw te realiseren. Deze eenheden zijn momenteel nog op verschillende lokaties in Den Haag gehuisvest.

Naar verwachting zal de aanbesteding nog in 1995 geschieden. Hiermee is een bedrag gemoeid van f 49,5 miljoen.

Het betreft dus geen versnelling van dit project.

33 Artikel 08.01 en Ontvangsten 05.08

Waarom komt de boetebetaling vanwege de te late levering van de Chinooks niet ten goede aan het beleidsterrein 08, terwijl op dit beleidsterrein wel een daling van 24,1 miljoen wordt geboekt die veroorzaakt is door vertraging van de levering?

Komen de ontvangsten van de boetebetaling ten gunste van de Luchtmobiele brigade? Zo niet, ten gunste van welk(e) artikel(en) komen deze ontvangsten dan wel?

De boetebetaling heeft geen relatie met de budgetmutatie in het beleidsterrein 08.

In dit beleidsterrein daalt het uitgavenbudget voor 1995 met f 24,1 miljoen in verband met de vertraging van de levering van de Chinooks. Het uitgavenbudget voor 1996 zal echter met hetzelfde bedrag stijgen, waardoor er geen sprake is van een daling van het taakstellende budget maar van een herfasering.

De vertraging heeft dus geen gevolgen voor het benodigde budget voor de aanschaf van de Chinook-helikopter. Derhalve komt de boetebetaling niet ten goede aan beleidsterrein 08 maar wordt deze ontvangst verantwoord op artikel 05.08 «Overige ontvangsten» bij de Koninklijke luchtmacht.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Bukman (CDA), Leerkes (U55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), vacature (CD).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Oudkerk (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Mulder-van Dam (CDA), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).

Naar boven