Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2017
Hierbij doe ik u het rapport «Schuldhulpverlening in Nederland» toekomen1. Met dit rapport wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Koşer Kaya en
Karabulut, waarin verzocht wordt in kaart te brengen hoe groot de instroom, doorstroom
en uitstroom van het stelsel van schuldhulpverlening is, en wat de resultaten en uitgaven
zijn.2
In mijn brief van 6 februari3 informeerde ik u reeds over de stand van zaken van het onderzoek, dat uitgevoerd
is door KWIZ. Het rapport betreft een inventarisatie van de meest recente gegevens
die op dit moment beschikbaar zijn over de verschillende onderdelen van het schuldhulpverleningsproces
in Nederland. De belangrijkste bronnen voor het onderzoek zijn de Divosa benchmark
Armoede en Schulden, de NVVK jaarcijfers, de WSNP-monitor, verschillende jaarverslagen
van gemeenten en schuldhulpverleningsorganisaties en diverse onderzoeken op het gebied
van schuldhulpverlening.
Met de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs, Kamerstuk 32 291) in 2012 is de gemeentelijke taak om inwoners schuldhulpverlening te bieden expliciet
vastgelegd. Daarbij behielden gemeenten ruime beleidsvrijheid en kregen gemeenteraden
een duidelijke controlerende rol. Het uitgangspunt is een invulling van de schuldhulpverlening
op basis van de lokale situatie en een daarop afgestemde registratie. Daarom geven
de beschikbare gegevens voor diverse onderdelen van schuldhulpverlening een landelijk
beeld, maar is dit niet voor alle onderdelen het geval. Schuldhulpverleningsorganisaties
en gemeenten hebben deels wel cijfers over hun eigen werkgebied.
Uit de evaluatie van de Wgs (bijlage bij Kamerstuk 34 509, nr. 1) bleek vorig jaar dat meer inzicht in cliëntenstromen op lokaal niveau noodzakelijk
is voor goede sturing door gemeenten op kwaliteit en effectiviteit van de dienstverlening.
Die gegevens bleken lokaal onvoldoende beschikbaar. Zowel gemeenten als Rijk hebben
baat bij goede registraties en beschikbaarheid van cijfers. Het voortouw hiervoor
ligt bij gemeenten, maar het belang is door alle partijen onderschreven.
In de kabinetsreactie op de evaluatie4 is aangegeven dat Divosa is gestart met de benchmark Armoede en Schulden en de VNG
de mogelijkheden onderzoekt om deze gegevens aan te laten sluiten bij de Gemeentelijke
Monitor Sociaal Domein (GMSD). Dit zal inzicht bieden in de hulpverlening die mensen
met schulden binnen het brede sociale domein krijgen. Ook wordt bezien in hoeverre
de cijfers van de NVVK hieraan gekoppeld kunnen worden.
De GMSD kent drie doelstellingen: horizontale verantwoording naar de gemeenteraad,
benchmarking en beleidsinformatie Rijk. De basis van de monitor ligt in de lokale
behoefte aan sturings- en monitoringsinformatie.
De benchmark Armoede en Schulden van Divosa stelt gemeenten in staat zich te vergelijken
met andere gemeenten en op basis daarvan gericht op zoek te gaan naar mogelijkheden
tot uitwisseling van kennis en expertise met andere gemeenten om tot verbetering van
de lokale aanpak te komen.
Verbetering van registraties en sturingscijfers maakt ook deel uit van het ondersteuningsprogramma
waar Divosa, VNG, NVVK, Sociaal Werk Nederland en de Landelijke Cliëntenraad met subsidie
van mijn ministerie aan werken. Met dit programma helpen zij professionals en vrijwilligers
om meer deskundigheid te ontwikkelen om mensen met schulden effectiever te helpen.
In de kabinetsreactie is ook de verwachting uitgesproken dat partijen zelf afspraken
maken over het verbeteren van registraties en inzicht in cliëntenstromen. Mocht dit
niet lukken dan is er de mogelijkheid om bij ministeriële regeling regels te stellen
over informatieverzameling en -verstrekking.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma