24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 387 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2017

Op 23 maart 2017 heeft uw Kamer tijdens de Regeling van Werkzaamheden (Handelingen II 2016/17, nr. 59, item 6) gevraagd om een reactie op het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) «Opgroeien zonder armoede» van 17 maart 20171. Het advies van de SER, dat is opgesteld in nauwe samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), geeft invulling aan de adviesaanvraag over terugdringen onder armoede onder kinderen van het kabinet van 30 juni2. Hierbij heb ik de SER en het SCP, conform de motie Karabulut en Koşer Kaya, gevraagd om het advies te baseren op de meest recent beschikbare gegevens3. Aanleiding voor de adviesaanvraag vormde de (gewijzigde) motie Van Apeldoorn c.s. die in de Eerste Kamer is aanvaard4.

De SER geeft in het advies aan zich zorgen te maken over het relatief grote aantal kinderen in Nederland dat te maken heeft met (een risico op) armoede, ondanks dat het merendeel van deze kinderen werkende ouders heeft en dat geen kind het verdient om in Nederland in armoede op te groeien. Ik constateer met genoegen dat de SER het belang van het bieden van kansen aan álle kinderen onderstreept.

Ook het kabinet heeft zich hiervoor ingespannen door van meet af aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek hoog op de agenda te plaatsen. Zo heeft het kabinet op basis van het regeerakkoord vanaf 2015 100 miljoen euro structureel extra beschikbaar gesteld voor het armoede- en schuldenbeleid en stevig geïnvesteerd in preventie van armoede- en schuldenproblematiek. Dit laatste onder andere door naar aanleiding van de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening middelen beschikbaar te stellen voor de verbetering van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Ook zijn het wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet en de AMvB breed wettelijk moratorium gerealiseerd. Daarnaast is armoedebestrijding als prioriteit geagendeerd tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Bovendien zijn er maatregelen genomen om de koopkracht van zowel werkenden met een laag inkomen als mensen in een uitkering te verbeteren en is geïnvesteerd in het verhogen van de arbeidsparticipatie.

Bij het armoede- en schuldenbeleid heeft het kabinet steeds bijzondere aandacht voor kinderen gehad. Zo heb ik gemeenten, in lijn met de aanbeveling van de Kinderombudsman, gestimuleerd om een kindpakket samen te stellen.

Dat heeft ertoe geleid dat in 2016 44% van de gemeenten een kindpakket had5. Ook is er subsidie verstrekt aan maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor kinderen in armoede en is de bijdrage aan de Sportimpuls verhoogd. Tevens heb ik de (toenmalige) Kinderombudsman gevraagd vervolgonderzoek te doen naar de wijze waarop armoede onder kinderen op lokaal niveau nog effectiever kan worden bestreden.

In aanvulling hierop heeft het kabinet vanaf 1 januari 2017 structureel 100 miljoen euro extra beschikbaar gesteld om te bevorderen dat alle kinderen in Nederland kansrijk kunnen opgroeien. Deze middelen zijn bestemd voor voorzieningen in natura voor kinderen (0 tot 18 jaar) die zij missen door gebrek aan geld. Dat gaat dan onder meer om schoolspullen, sportattributen, lidmaatschap van (muziek)verenigingen, zwemles, vakantieactiviteiten of een abonnement op de bibliotheek. Van de 100 miljoen euro gaat 85 miljoen euro naar gemeenten. Over de inzet hiervan heb ik bestuurlijke afspraken met de VNG gemaakt. Ik heb geconstateerd dat veel gemeenten voortvarend aan de slag zijn om de ambities uit deze afspraken te realiseren. Daarnaast is 14 miljoen euro beschikbaar voor landelijke en bovenregionale initiatieven en 1 miljoen euro voor Caribisch Nederland. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 11 november 2016.6

Ik maak gebruik van de gelegenheid om u te informeren over een aantal actuele stappen ter uitwerking van de aanpak voor «Kansen voor alle kinderen».

Recent heb ik subsidie verstrekt aan de stichting Leergeld, Het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job. Met deze subsidie van bijna 10 miljoen euro per jaar kunnen zij de komende vier jaar, in nauwe samenwerking met gemeenten, in totaal circa 300.000 extra voorzieningen aan kinderen verstrekken. Ook komt er één digitaal aanvraagsysteem met daarachter één gezamenlijk registratiesysteem, waarmee met één druk op de knop te zien is welk aanbod voor kinderen in welke gemeente beschikbaar is om zo de drempels voor de aanvraag drastisch te verlagen. Een positieve ontwikkeling die zeker kan bijdragen aan het verminderen van niet-gebruik van beschikbare voorzieningen.

Verder zal ik op korte termijn, zoals aangekondigd in mijn brief van 11 november 2016, een subsidieregeling publiceren voor andere maatschappelijke organisaties. De komende 5 jaar kunnen zij jaarlijks projecten indienen voor landelijke en bovenregionale activiteiten gericht op het bereiken van kinderen in armoede met natura voorzieningen. Ook de middelen voor kinderen in Caribisch Nederland worden via deze regeling beschikbaar gesteld. Per jaar is voor deze subsidieregeling 5 miljoen euro beschikbaar (4 miljoen euro voor projecten in Europees Nederland en 1 miljoen euro voor projecten in Caribisch Nederland).

Daarnaast spannen SZW en VNG zich in om een succes te maken van de bestuurlijke afspraken «Kansrijk opgroeien voor alle kinderen in Nederland». Zo heb ik, bovenop de extra 100 miljoen euro specifiek voor kinderen, subsidie verleend aan Divosa voor een programma om gemeenten te ondersteunen en te stimuleren. Op 2 maart jl. heb ik hiervoor samen met gemeenten en andere partijen de aftrap gegeven. Divosa organiseert daarnaast in het voorjaar van 2017 drie inspiratiesessies met interessante sprekers en workshops.

Ook zullen zij via publicaties7 en artikelen gemeenten stimuleren om van elkaar te leren.

Gemeenten zijn hard aan de slag om de extra middelen gericht in te zetten voor kinderen in armoede zodat nog meer kinderen gebruik kunnen maken van een integraal aanbod. Het is essentieel dat kinderen zelf en de netwerken om hen heen weten dat er ondersteuning beschikbaar is en waar zij dat kunnen vinden. In 2017 is de publiekscampagne van SZW gestart – in nauwe samenwerking met gemeenten, maatschappelijke organisaties en met ondersteuning van vele andere partijen. In de campagne, bestaande uit een radiospot, reguliere en sociale media en de online portal www.kansenvoorallekinderen.nl wordt verwezen naar de gemeenten en de fondsen – want zij verzorgen het aanbod. Het is dan ook van belang dat de informatie over de mogelijkheden overzichtelijk en vindbaar is. Om gemeenten hierin te ondersteunen, biedt SZW een communicatietoolkit aan waarmee gemeenten eenvoudig hun informatievoorziening kunnen optimaliseren, zodat de informatie over de mogelijkheden om kinderen te helpen toegankelijk en vindbaar is. Met als doel dat het aanbod ook daadwerkelijk ten goede komt aan de kinderen. Het belang van eenvoudige en eenduidige communicatie heb ik ook via de Verzamelbrief aan gemeenten onder de aandacht gebracht8.

SZW is met vele partners aan de slag om kansen voor alle kinderen te bieden. Naast het vergroten van het bereik en het verruimen van het aanbod is het natuurlijk essentieel dat het belang van het kind centraal blijft staan. Kinderen horen niet aan de zijlijn te staan, ook niet aan de zijlijn van besluitvorming. Daarom is het essentieel om kinderen te betrekken. En dat stimuleer ik ook. Zoals aangekondigd in mijn brief van 11 november jl. heb ik opdracht gegeven aan Consulting Kids om verspreid over het land met kinderen in gesprek te gaan over de beste inzet van de extra € 100 miljoen. Op 3 april kreeg ik het resultaat overhandigd onder het toeziend oog van een groep kinderen uit Beekbergen (gemeente Apeldoorn) die hebben meegedacht. Met deze ideeën gaan de 10 gemeenten die hebben meegedaan verder aan de slag. Via Divosa en de inspiratiebijeenkomsten zullen ook andere gemeenten op de hoogte worden gebracht van de resultaten.

Om de betrokkenheid van kinderen bij het gemeentelijk armoedebeleid verder te stimuleren heb ik recent subsidie verstrekt aan Missing Chapter Foundation voor het instellen van een Raad van Kinderen in de gemeenten Leiden, Den Haag, Deventer, Groningen en Breda. Deze Raad van Kinderen brengt advies uit aan gemeenten over hoe de extra middelen voor kinderen in armoede ingezet kunnen worden. Daarnaast zullen de kinderen ook een Armoede-index samenstellen op basis waarvan het gemeentelijk armoedebeleid kan worden gemeten en vergeleken. Alle gemeenten kunnen aan de hand daarvan zien wat zij kunnen verbeteren.

Dit alles geeft aan dat er al veel inspanningen zijn en worden gedaan om kinderen kansen te bieden. Dat laat onverlet dat er nog werk aan de winkel is. Het advies van de SER kan daarbij zeer behulpzaam zijn. Ik ben de SER, evenals het SCP, daarvoor erkentelijk, want de aanbevelingen zijn zeer behartigenswaardig. Een inhoudelijke reactie op de aanbevelingen van de SER moet ik overlaten aan een nieuw kabinet. Een afschrift van deze brief is verzonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 24 515, nr. 357.

X Noot
3

Kamerstuk 24 515, nr. 369.

X Noot
4

Kamerstuk 34 300, Y.

X Noot
5

Kamerstuk 24 515, nr. 381.

X Noot
6

Kamerstuk 24 515, nrs. 378 en 380.

X Noot
7

Sprank, februari 2017.

Naar boven