24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

nr. 174
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2009

Hierbij informeer ik u, overeenkomstig mijn toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg over schuldhulpverlening op 10 september 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 24 515, nr. 159) over de stand van zaken van een aantal onderwerpen op dit terrein.

Allereerst zal ik ingaan op het tijdpad voor een moratorium voor schuldeisers. Vervolgens reageer ik op het voorstel van de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders. Daarna treft u een reactie aan op het Aanvalsplan jongeren met schulden van de PvdA. Vervolgens ga ik kort in op de toezegging om u te informeren over het tijdpad van de herziening van de Pandhuiswet en op het advies van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) inzake het Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS). Ten slotte informeer ik u over de uitvoering van het amendement van het lid Spekman c.s. (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 XV, nr. 33).

Daaraan voorafgaand deel ik u mede dat het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening in oktober voor spoedadvies aan de Raad van State is voorgelegd. Zo snel mogelijk na advisering door de Raad van State zal het wetsvoorstel worden ingediend.

1. Tijdpad moratorium voor schuldeisers

In vervolg op mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg op 10 september jl. ga ik hierna in op het tijdpad voor een moratorium voor schuldeisers.

Daarbij dienen vooraf een groot aantal vragen te worden beantwoord zoals:

– Wat zijn de gevolgen voor de effectiviteit van de minnelijke schuldhulpverlening?

– Wat betekent de invoering van een breed wettelijk moratorium voor de mogelijke aantasting van het vertrouwen in het handelsverkeer als gevolg van de aantasting van de rechten van schuldeisers?

– Wat is de verhouding tussen een nieuw in te voeren wettelijk moratorium en de bestaande Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) en het in dat kader recent gerealiseerde moratorium ingeval van bedreigende schulden?

Daarnaast moeten vragen worden beantwoord die verband houden met de vormgeving van een breed wettelijk moratorium. Het gaat dan om vragen als

– Aan welke voorwaarden moet voldaan zijn om het moratorium te laten ingaan?

– Welke instantie besluit over begin en einde van een moratorium en wat is de betrokkenheid van de rechter hierbij?

– Voor welke schulden geldt het moratorium (geldt het bijvoorbeeld ook voor schuldenaren die te kwader trouw zijn)?

– Hoe worden schuldeisers geïnformeerd?

Op basis van het voorgaande trekt het kabinet de conclusie dat er onderzoek moet plaatsvinden naar de vraag of en zo ja hoe een breed wettelijk moratorium in het kader van de minnelijke schuldhulpverlening vormgegeven kan worden. Dit onderzoek zal uiterlijk 1 juli 2010 worden afgerond.

Los van de eventuele totstandkoming van een breed wettelijk moratorium is het van belang dat de uitvoerende partijen op het terrein van de schuldhulpverlening tot een afspraak komen over een afkoelingsperiode. Dit is voor het kabinet aanleiding de gemeenten, vertegenwoordigd door de VNG en de belangrijkste (koepels van) schuldeisers op te roepen om op korte termijn een breed convenant te sluiten over een afkoelingsperiode in de minnelijke schuldhulpverlening gedurende welke schuldeisers hun incassoactiviteiten staken. Dit met als doel voor de schuldhulpverlening en de schuldenaar de noodzakelijke rust te creëren om zo mogelijk tot een schuldregeling te komen. Naast de instelling van een afkoelingsperiode kunnen in een dergelijk convenant ook zaken aan de orde komen als de kwaliteit van de schuldhulpverlening, de lengte van de afkoelingsperiode, noodzakelijke informatie-uitwisseling tussen schuldhulpverlening en schuldeisers, de reactietermijn over en weer en wanneer de afkoelingsperiode al dan niet ingezet kan worden.

2. Reactie op het voorstel van de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders (KBvG)

De KBvG stelt voor om tot een afkoelingsperiode in het minnelijk traject te komen. Essentiële onderdelen van het alternatief van de KBvG voor een breed wettelijk moratorium zijn:

• Het via de gerechtsdeurwaarders en op basis van afspraken over communicatie en doorlooptijden en (zo mogelijk geautomatiseerd) uitwisselen van informatie tussen schuldeisers en de schuldhulpverlening. Het aldus realiseren van een afkoelingsperiode, waarbinnen de schuldhulpverlening kan inventariseren en beoordelen en de gerechtsdeurwaarder de hem bekende vorderingen op betrokkene kan aanmelden bij de schuldhulpverlening;

• Het in overleg tussen gerechtsdeurwaarder en opdrachtgever niet ondernemen van kostenverhogende invorderingsactiviteiten tijdens deze afkoelingsperiode.

De hierboven genoemde onderdelen van het alternatief van de KBvG zijn naar mijn mening ook essentiële onderdelen (wellicht in aangepaste vorm) van het door mij nagestreefde brede convenant over een afkoelingsperiode tussen de VNG als vertegenwoordiger van de schuldhulpverlening en de belangrijkste (koepels van) schuldeisers. Ik stel met genoegen vast dat de KBvG met de GKB Friesland al een proefproject is gestart om ervaring in de praktijk op te doen.

Het voorstel van de KBvG en de ervaringen met het proefproject kunnen naar mijn mening dan ook zeker bijdragen aan de totstandkoming van het beoogde convenant over een afkoelingsperiode.

Over de mogelijke inhoud van dit convenant vindt op dit moment overleg plaats tussen SZW en vertegenwoordigers van verschillende schuldeisers en tussen SZW en de schuldhulpverlening.

3. Reactie op het Aanvalsplan voor jongeren met schulden

Tijdens het Algemeen Overleg van 10 september 2009 heeft de fractie van de PvdA een Aanvalsplan voor jongeren met schulden gepresenteerd. In dit aanvalsplan constateert de PvdA dat de problematiek van jongeren met schulden steeds groter wordt. Dit brengt grote risico’s met zich mee, zowel voor de jongere zelf als voor de maatschappij. In het aanvalsplan doet de PvdA een aantal voorstellen.

Het kabinet zet stevig in op de bevordering van arbeidsparticipatie van jongeren. Daartoe is reeds een belangrijk aantal maatregelen genomen. Met de fractie van de PvdA is het kabinet van mening dat werk, al dan niet via scholing, uiteindelijk de beste manier is om uit de financiële problemen te komen. Daarom hebben wij de regio’s gevraagd om in de regionale actieplannen jeugdwerkloosheid aandacht te besteden aan kwetsbare jongeren. Dan gaat het over jongeren die gebukt gaan onder een opeenstapeling van problemen, waaronder schuldenproblematiek.

De zorgen om jongeren worden ook door de gemeenten gedeeld. Gemeenten zijn naar mijn mening heel goed in staat voor elke schuldenaar, dus ook jongeren, na te gaan welke aanpak noodzakelijk is. Veel gemeenten zijn dan ook al actief met het ontwikkelen van specifiek beleid gericht op jongeren. Ik benadruk daarbij dat maatwerk bij schuldhulpverlening centraal dient te staan. De gemeente is daartoe het beste uitgerust. Daarom is het aan de gemeenten om een op maat gesneden hulpaanbod aan de individuele jongere te doen. Een van overheidswege voorgeschreven regeling over de wijze waarop een schuldhulpverleningstraject moet worden ingevuld zoals de PvdA voorstelt, past hier niet in en is naar mijn mening ook niet wenselijk.

Dat neemt echter niet weg dat ik wel degelijk positief sta ten opzichte van het initiatief van de gemeente Nijmegen «Nu verlossen, later aflossen», dat in het aanvalsplan is vermeld. De gemeente Nijmegen neemt de schulden via een saneringskrediet tijdelijk over, waardoor de jongere zijn opleiding kan afmaken en hij de schuld bij het vinden van een baan alsnog kan aflossen. Dit sluit goed aan bij het uitgangspunt van het kabinet dat het van groot belang is dat jongeren hun opleiding afmaken en minimaal een startkwalificatie behalen.

Zoals ik reeds heb aangekondigd in mijn brief van 19 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 24 515, nr. 153) wordt er € 10 miljoen vrijgemaakt voor de verbetering van de effectiviteit van de schuldhulpverlening en het ondersteunen van gemeenten bij de implementatie van het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening. In dit traject, dat in 2010 zal starten, zal veel aandacht worden besteed aan preventie en het verbeteren van de effectiviteit van schuldhulpverlening. Daarbij zal geïnventariseerd worden welke methodieken en trajecten al ontwikkeld en in gebruik zijn. Deze zullen breed onder de gemeenten worden verspreid. Het initiatief van de gemeente Nijmegen, zal daarbij worden betrokken.

Bij veel mensen met problematische schulden, waaronder jongeren, is sprake van multi-problematiek. Het kabinet is het met de PvdA-fractie eens dat samenwerking tussen de verschillende organisaties die hulp bieden dan ook essentieel is. In het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening dat zo spoedig mogelijk bij uw kamer wordt ingediend, krijgen gemeenten dan ook de taak om ervoor te zorgen dat het beleid terzake van schuldhulpverlening een integraal karakter krijgt, onder regie van de gemeente.

Jongeren zijn vanaf 18 jaar in staat financiële verplichtingen aan te gaan. Het is daarbij wel van belang dat zij dit bewust en verstandig doen. Gerichte, tijdige voorlichting en informatieverstrekking draagt bij aan de vergroting van het financieel bewustzijn van jongeren. Het kabinet onderneemt dan ook acties richting jongeren die aansluiten bij het voorstel van de fractie van de PvdA om jongeren finacieel bewust te maken door een voorlichtingscampagne en educatie op school. Samen met de minister van Financiën en het platform CentiQ is in oktober gestart met de jongerencampagne Moneyfest. Doel hiervan is bewustwording creëren bij jongeren, ze aan het denken zetten over het eigen financiële gedrag zodat ze zich bewust worden van de keuzes die ze maken. De doelgroep bestaat uit jongeren van 15–25 jaar.

Het samenstellen van lesprogramma’s is de eigen verantwoordelijkheid van de scholen. Desondanks laat CentiQ ook een aantal pilots op VMBO en HAVO/VWO-scholen uitvoeren waarin gekeken wordt wat de meest effectieve en leuke manier is om financiële educatie in te bedden in bestaande vakken zoals rekenen, economie en maatschappijleer. Na die pilots komt er een handreiking voor scholen op grond waarvan scholen financiële educatie gemakkelijker kunnen inpassen in het bestaande onderwijs.

Voor jongeren tot 18 jaar is het niet toegestaan om rood te staan bij banken. Zoals hierboven reeds opgemerkt, zijn jongeren vanaf 18 jaar in staat zelf financiële verplichtingen aan te gaan. Zij zijn dus in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de risico’s van roodstaan en het aangaan van onverantwoorde leningen.

Uit het onderzoek van het EIM1 naar de effectiviteit van beleid om overkreditering tegen te gaan, blijkt (o.a.) dat jongeren van 18 tot 25 jaar in het algemeen niet meer lenen dan anderen en dat de hoogte van de schuldenlast voor een jongere in verhouding niet zwaarder is dan de leenlast van een oudere. De roodstandproblematiek van jongeren verschilt niet wezenlijk van die van oudere personen. In het algemeen worden de roodstandmogelijkheden beter gereguleerd door de implementatie van de richtlijn consumentenkrediet. Hierdoor valt deze vorm van krediet ook onder toezicht en krijgen consumenten betere bescherming.

De bankensector geeft richting aan het verantwoord verstrekken van consumptieve kredieten met een eigen gedragscode. De AFM houdt toezicht op de wijze waarop de sector zich houdt aan deze code.

Op dit moment zijn er geen aanwijzingen bij de AFM dat kredietverstrekkers hier richting jongeren in algemene zin onverantwoord mee om zouden gaan.

Ik zie dan ook geen aanleiding om op dit terrein nieuwe, specifieke maatregelen te treffen. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is het financieel bewustzijn van jongeren te vergroten. Het verstandig omgaan met (het afsluiten van) telefoonabonnementen en beltegoeden hoort daar ook bij. Daarom ben ik blij dat CentiQ voornemens is in februari van volgend jaar een nieuwe jongerencampagne te starten die de jongere gaat helpen slimme financiële keuzes te maken. Het eerste thema is mobiele telefonie.

4. Tijdpad herziening Pandhuiswet

Ik heb toegezegd u te informeren over het tijdpad inzake de herziening van de Pandhuiswet 1910. Zoals u bekend wordt de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor deze wet van het ministerie van Financiën overgedragen aan het ministerie van Economische Zaken. De staatssecretaris van Economische Zaken zal u zo spoedig mogelijk door middel van een separate brief op de hoogte stellen van het tijdpad.

5. Advies van het CPB over het LIS

De minister van Financiën heeft u bij brief van 16 oktober 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 24 515, nr. 167) het advies van het College Bescherming Persoonsgegevens gezonden over het LIS. Het standpunt van het kabinet op dit advies en de gevolgen daarvan voor de voortgang van het LIS ontvangt u voor 17 december 2009.

6. Uitvoering van amendement Spekman c.s.

Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2009 is het amendement van het lid Spekman c.s. aangenomen. Met dit amendement is een bedrag vrijgemaakt (€ 4 mln) voor pilots met als doel dat buurtdiensten of hulpverleners in de wijken integrale hulp kunnen bieden aan personen met (dreigende) problematische schulden, waarbij ook vrijwilligers kunnen worden ingezet.

Vanwege de directe link met de wijken, zijn 18 gemeenten met een aandachtswijk uitgenodigd een voorstel in te dienen om het amendement uit te voeren. Op basis van deze voorstellen zijn aan een 15-tal gemeenten financiële middelen toegekend middels een decentralisatie-uitkering. De looptijd van de pilots varieert van 1 tot 4 jaar.

In alle pilots worden nieuwe initiatieven ontwikkeld gericht op het integraal aanbieden van schuldhulpverlening in de wijken waarbij vrijwilligers worden ingezet en waarbij wordt geïnvesteerd in de samenwerking tussen vrijwilligers en professionele hulporganisaties.

Er wordt een extern bureau ingeschakeld dat het proces betreffende het overdragen van succes- en/of faalfactoren aan andere wijken en/of gemeenten zal ondersteunen en de voorgestelde maatregelen via kwalitatief onderzoek zal monitoren. Naar verwachting start dit onderzoek aan het einde van het eerste kwartaal van 2010.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma


XNoot
1

EIM, Overkreditering aan banden, 2007.

Naar boven