24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

nr. 114
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2007

Op 5 juni heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau het rapport «Geld op de plank – Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen» gepubliceerd. Hierbij doe ik u mijn reactie op het rapport toekomen.

Het SCP is in 2004 – mede gefinancierd door de Ministeries van SZW en OCW – gestart met dit onderzoek naar het niet-gebruik van een vijftal regelingen. Het SCP heeft veel werk verzet om dit rapport tot een goed einde te brengen. Het is dan ook voor het eerst dat een dergelijk uitgebreid onderzoek naar het niet-gebruik van inkomensvoorzieningen is verricht. Het rapport heeft een lange doorlooptijd gekend, waardoor de cijfers enigszins gedateerd zijn. Dat neemt niet weg dat ik de resultaten van dit onderzoek zeer serieus neem.

Wat naast de forse percentages, uiteenlopend van 27% tot 68% niet-gebruik, opvalt zijn de redenen voor niet-gebruik. Het SCP rapport geeft als belangrijkste oorzaken de onbekendheid met de regelingen, de vaak onterechte gedachte onder de niet-aanvragers dat men niet in aanmerking komt voor de regeling, de subjectieve behoefte (men denkt het niet of slechts voor korte tijd nodig te hebben) en de tijd en moeite die het aanvragen kost. Ik ben blij dat het SCP aangeeft dat de omschakeling op toeslagen een belangrijk deel van genoemde problemen ondervangt.

Het feit dat mensen ongewild geen gebruik maken van inkomensvoorzieningen is een jammerlijke ontwikkeling. Ik ben van mening dat mensen moeten krijgen waar zij recht op hebben en het kabinet zal haar best doen om deze gang van zaken te keren. Tegengaan van niet-gebruik is belangrijk als het er om gaat mensen (weer) te laten participeren. Ook is het gebruik van regelingen een belangrijke steun om schulden te voorkomen. In het kader van de bestuurlijke conferentie schulden is een themagroep terugdringen niet-gebruik bijeen geroepen die ideeën heeft aangedragen om het gebruik van regelingen te verbeteren. Acties die op dit terrein in gang zijn gezet zijn onder te verdelen in vier categorieën: voorlichting, bestandskoppeling, ondersteuning en vereenvoudiging. Hieronder zet ik uiteen welke zaken nu in gang gezet zijn en wat mijn ideeën zijn voor de toekomst. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, zal daarnaast specifiek ingaan op de WTOS in de brief naar aanleiding van de Schoolkostenmonitor 2006 die binnenkort wordt gepubliceerd.

Voorlichting

Zoals ook het SCP rapport aangeeft, blijft voorlichting belangrijk. Vooral als daarbij specifieke informatie kan worden verstrekt. Een nieuw initiatief op dit terrein is een landelijke Nibud website waarop burgers hun recht op regelingen kunnen narekenen. Het doel hiervan is om burgers op deze manier laagdrempelig te informeren over mogelijke aanspraak op regelingen. Ook kan dit instrument heel goed gebruikt worden door intermediairs, die ondersteuning bieden aan mensen voor wie internet niet de meest geëigende vindplaats is van informatie. Gemeenten kunnen op deze website worden aangesloten voor hun gemeentelijke regelingen. Het gemeentelijke deel wordt door Stimulansz vormgegeven en is reeds operationeel. De gratis site voor landelijke regelingen is naar verwachting in september 2007 in de lucht. SZW financiert dit initiatief.

In het kader van voorlichting blijf ik net als mijn voorganger de verzamelbrief gebruiken om goede voorbeelden bij het terugdringen van niet-gebruik onder gemeenten bekend te maken. Tevens maak ik afspraken met de VNG over gezamenlijke aanvullende actie. Over de uitkomsten daarvan wordt u op een later tijdstip geïnformeerd.

Bestandskoppeling

Om de onbekendheid van de regelingen tegen te gaan en om het bereiken van de niet-bijstandsgerechtigden te kunnen verbeteren, kan bestandskoppeling een oplossing bieden. In het kader van het Innovatie Programma WWB (IPW) is daarom subsidie verleend aan een project, dat onder meer onderzoekt of bestandsvergelijking met de Belastingdienst mogelijk is om op die manier minima die moeilijk bereikbaar zijn (niet-WWB-ers, werkenden) op te sporen. Dit met het doel om niet-gebruik tegen te gaan. De uitkomsten van dit project zullen moeten aantonen of deze manier van bestandskoppeling een bijdrage kan leveren aan het bereiken van minima die niet bekend zijn bij de gemeente. Bij succes kan deze formule landelijk worden uitgerold. Met deze gegevens zullen de gemeenten vervolgens door middel van marketinginstrumenten trachten betrokkenen aan te zetten tot het doen van een aanvraag.

Sinds begin 2007 wordt door vier gemeenten een pilot uitgevoerd om automatische kwijtschelding van lokale heffingen te bewerkstelligen. Daarvoor vergelijken gemeenten hun bestanden via het Inlichtingenbureau met die van het UWV, Rijksbelastingdienst en RDW. Het doel is om aanvragers van kwijtschelding in het volgende jaar automatisch kwijtschelding te kunnen leveren. Het gaat daarbij dus ook om niet-WWB’ers. Als de proef een succes is, dan zal ik het kabinet voorstellen de automatische kwijtschelding voor alle gemeenten mogelijk te maken. In mijn gesprekken met gemeenten komt vaak naar voren dat zij geïnteresseerd zijn in het koppelen van bestanden in het kader van armoedebeleid, maar huiverig zijn over de privacy-aspecten. Ik heb dan ook een handreiking in voorbereiding waarin uiteengezet wordt hoe door bestandsvergelijking minima opgespoord kunnen worden. De handreiking verwacht ik dit najaar te kunnen presenteren.

Ondersteuning bij aanvraagprocedures

In de afgelopen jaren is in veel gemeenten een omslag gemaakt naar een actief armoedebeleid. Voorbeeld van de activiteiten van gemeenten zijn de zogenaamde formulierenbrigades of uitkeringeninterventieteams. De persoonlijke benadering kan betrokken over de streep trekken om toch een aanvraag in te dienen en kan de angst voor bureaucratie wegnemen. Een goede ontwikkeling is dan ook dat veel gemeenten en maatschappelijke organisaties de voedselbanken gebruiken als vindplaats om niet-gebruik onder minima op te sporen en betrokkenen te assisteren bij het aanvragen van regelingen.

Ook voor de langere termijn ben ik voorstellen aan het ontwikkelen. Een voorbeeld is het geschikt maken van de persoonlijke internetpagina (PiP) om persoonsgerichte informatie te kunnen bieden over inkomensondersteunende regelingen. Vaak wordt gewezen op de mogelijkheden om het Digitaal Klantendossier te gebruiken om het niet-gebruik terug te dringen. Het DKD is echter niet bedoeld of geschikt om niet-gebruikers op te sporen. Het kan uiteraard wel helpen bij het volledig informeren van betrokkenen. De klant hoeft dan niet al zijn gegevens te verzamelen, waardoor de administratieve lasten afnemen. Ook zou de persoonlijke internetpagina (PIP) op termijn dezelfde rol kunnen vervullen als de NIBUD-website.

Vereenvoudiging en samenvoeging van regelingen

Een belangrijke reden voor niet-gebruik is de complexiteit van de regelingen en de transactiekosten die met een aanvraag gepaard gaan. Uit het onderzoek en uit contacten met gemeenten blijkt met name dat het aantal regelingen te groot en te divers is. De meest optimale oplossing zou zijn om het aantal regelingen te verminderen, bijvoorbeeld door het samenvoegen van regelingen. Over mogelijkheden op dit terrein ga ik in overleg met mijn collega’s in het kabinet.

Samenvoegen van loketten gebeurt uiteraard al onder meer door de uitvoering van de WWB voor 65-plussers te mandateren aan de SVB. Een groot aantal gemeenten maakt hier inmiddels gebruik van. Ik spoor graag andere gemeenten aan om zich hierbij aan te sluiten. Daarnaast wil ik afspraken maken met de SVB om niet alleen de gegevens van nieuwe AOW’ers aan gemeenten ter beschikking te stellen, maar ook van het «zittend bestand».

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven