nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting (aanvullende
bijdrage).
De toelichtende memorie (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
24 november 1995
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet
balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting de regeling van de aanvullende
bijdrage te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting wordt gewijzigd
als volgt:
A
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt vervangen door twee nieuwe leden, luidende:
1. Onze Minister verleent aan elke gemeente en aan elke in een gemeente
werkzame toegelaten instelling een aanvullende bijdrage voor woningen die:
a. op 1 januari 1995 in eigendom aan een gemeente of toegelaten instelling
toebehoorden, dan wel op 1 januari 1997 aan een toegelaten instelling toebehoren
en die overgenomen zijn van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede
lid, waarvoor het in dat lid bepaalde van toepassing is,
b. zijn tot stand gekomen met geldelijke steun, verleend met toepassing
van de Beschikking geldelijke steun huurwoningen 1975, de Regeling geldelijke
steun huurwoningen in proefgemeenten normkostensysteem 1986 of de Regeling
geldelijke steun huurwoningen normkostensysteem 1988, en
c. op 1 januari 1993 in eigendom toebehoorden aan een gemeente of toegelaten
instelling dan wel aan een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, tweede
lid.
2. De in het eerste lid bedoelde aanvullende bijdrage wordt verleend indien
van het totaal van de woningen die op 1 januari 1993:
1°. aan een gemeente of toegelaten instelling dan wel rechtspersoon
als bedoeld in artikel 2, tweede lid, in eigendom toebehoorden, en
2° indien ten aanzien van een toegelaten instelling het vierde lid
van toepassing is, aan een gemeente in eigendom toebehoorden doch door die
toegelaten instelling, ingevolge een daartoe strekkende schriftelijke overeenkomst
tussen de gemeente en die toegelaten instelling, voor haar risico en rekening
werden beheerd als ware zij eigenaar van die woningen, en waarvan zij in verband
met verontreiniging van de bodem waarop die woningen zijn gebouwd, de eigendom
niet voor de in de aanhef genoemde datum heeft aanvaard, 40 procent of meer
tot stand is gekomen met de geldelijke steun als in het eerste lid, onderdeel
b, bedoeld.
2. Het tweede tot en met achtste lid worden vernummerd tot onderscheidenlijk
derde tot en met negende lid.
3. In het derde lid, aanhef, vervalt «eerste zinsnede,».
B
In artikel 8, tweede lid, wordt «en 7, zevende lid,» vervangen
door: en 7, achtste lid,.
C
In artikel 16, onderdelen e en f, wordt «artikel 7, tweede lid,»
telkens vervangen door: artikel 7, derde lid,.
D
De Bijlage bij de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting
wordt onder Toepassing van de schaal gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel A, wordt «artikel 7, tweede lid, onderdeel b,»
vervangen door: artikel 7, derde lid, onderdeel b,.
2. In de slotalinea wordt «artikel 7, eerste en tweede lid»
vervangen door: artikel 7, eerste, tweede en derde lid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 13
juli 1995.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven,
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,