Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24513 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24513 nr. 6 |
Ontvangen 23 december 1996
Artikel I wordt gewijzigd als volgt.
In onderdeel A wordt in het tiende lid «Bijzondere omstandigheden» vervangen door: Bijzondere of buitengewone omstandigheden.
Onderdeel B wordt gewijzigd als volgt.
1°. Onder vernummering van het tweede en derde lid in 3 respectievelijk 4 wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. In onderdeel i, vervallen de woorden «aan boord van het luchtvaartuig».
2°. Onder vernummering van het vierde lid in 6 wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:
5. Voor de tekst van dit artikel wordt een 1 geplaatst en een nieuw tweede lid wordt toegevoegd, luidende:
2. Onder lid van het cockpitpersoneel wordt ten aanzien van onbemande luchtvaartuigen mede verstaan ieder, die werkzaamheden verricht, welke van direct belang zijn voor het op afstand bedienen van het luchtvaartuig.
3°. De aanhef van het zesde lid wordt vervangen door: Een nieuw derde lid wordt toegevoegd, luidende:, en het cijfer 2 voor de daarop volgende tekst wordt vervangen door 3.
In onderdeel C wordt in artikel 1.2, eerste lid, na «luchtverkeer» ingevoegd: , de luchtverkeersbeveiliging, de luchtverkeersdienstverlening.
Onderdeel E wordt gewijzigd als volgt.
1°. In artikel 2.3, zesde lid, wordt onder verlettering van de onderdelen f en g in g respectievelijk h een nieuw onderdeel f ingevoegd, luidende:
f. aan vluchtnabootsers te stellen eisen voor kwalificatie of goedkeuring van het gebruik van die vluchtnabootsers;.
2°. In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel d, wordt «wanneer ter verkrijging» vervangen door: wanneer bij de aanvraag of het verzoek om verlenging.
3°. In artikel 2.13 wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: de Dienst Wegverkeer.
Na onderdeel E worden nieuwe onderdelen E1 en E2 ingevoegd, luidende:
In artikel 5.5, derde lid, wordt «verleend» vervangen door: gedelegeerd.
Artikel 5.7 wordt gewijzigd als volgt.
1. Voor de tekst van dit artikel wordt een 2 geplaatst en een nieuw eerste lid wordt toegevoegd, luidende:
1. De gezagvoerder bevindt zich aan boord van het luchtvaartuig.
2. Een nieuw derde lid wordt toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid is niet van toepassing op door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat respectievelijk Onze Minister van Defensie bij ministeriële regeling aan te wijzen onbemande luchtvaartuigen.
Onderdeel F komt te luiden:
Artikel 5.9 wordt gewijzigd als volgt.
1. In het eerste lid wordt «door of namens de gezagvoerder een vliegplan bij de betrokken luchtverkeersleidingsdienst ingediend» vervangen door: door of namens de gezagvoerder een vliegplan ingediend overeenkomstig de bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, onderdeel c, gestelde regels.
2. In het derde lid wordt «luchtverkeersleiding» vervangen door: luchtverkeersleidingsdienst.
3. Aan het derde lid wordt toegevoegd: Een afwijking wordt zo spoedig mogelijk gemeld aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst.
Onderdeel G komt te luiden:
Artikel 5.10 wordt gewijzigd als volgt.
1. In het eerste lid wordt «tijdelijk beperken of verbieden» vervangen door: tijdelijk of blijvend beperken of verbieden.
2. In het derde lid wordt «artikel 2.1, tweede lid, onder d» vervangen door: artikel 2.1, tweede lid, onder b.
Onderdeel H komt te luiden:
Artikel 5.11 wordt gewijzigd als volgt.
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «verkeersgebieden» vervangen door: luchtverkeersgebieden.
2. In tweede lid wordt «verleend» vervangen door: gedelegeerd.
Na onderdeel H wordt een nieuw onderdeel H1 ingevoegd, luidende:
In artikel 5.14, eerste lid, wordt «5.17» vervangen door: 5.17a.
Onderdeel I wordt gewijzigd als volgt.
1°. In artikel 5.16 wordt onder vernummering van het tweede lid in 3 een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van artikel 2.3, zesde lid, onderdeel e, stelt de LVB-organisatie de regels met betrekking tot de kennis, de bedrevenheid en de ervaring op, waaraan degene, die luchtverkeersdienstverlening geeft, dient te voldoen om zijn bewijs van bevoegdheid te behouden. De regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
2°. Artikel 5.17, eerste lid, komt te luiden:
1. Het is verboden een grondstation of een mobiel station in de luchtvaartmobiele band, waarvoor een machtiging is vereist als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen, te bedienen, zonder een daartoe door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling. De artikelen 2.1, vierde en vijfde lid, en 2.2 tot en met 2.9 zijn van overeenkomstige toepassing.
3°. Na artikel 5.17 wordt een nieuw artikel 5.17a ingevoegd, luidende:
1. Het is verboden luchtverkeersdienstverlening te geven dan wel een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 5.17 te bedienen, terwijl degene, die luchtverkeersdienstverlening geeft dan wel een grondstation of een mobiel station bedient, verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de vaardigheid voor het geven van luchtverkeersdienstverlening of het bedienen van een grondstation kan verminderen, dat hij niet in staat moet worden geacht zulks naar behoren te verrichten.
2. De artikelen 2.12, derde, vierde en vijfde lid, en 2.13 zijn van overeenkomstige toepassing.
In onderdeel K wordt in artikel 10.1, tweede lid, «boordpersoneel» vervangen door: cockpitpersoneel.
Onderdeel L wordt gewijzigd als volgt.
1°. Artikel 11.1 wordt gewijzigd als volgt.
a. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren.
b. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «burgerluchtvaart» ingevoegd: en met uitzondering van hoofdstuk 5 van deze wet.
c. Het derde, vierde en vijfde lid komen te vervallen.
2°. Artikel 11.2 wordt gewijzigd als volgt.
a. Het eerste, derde lid en het zesde lid komen te vervallen.
b. Het tweede lid wordt vernummerd tot eerste lid.
c. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid en komt te luiden:
2. Indien de toezichthoudende ambtenaren toegang verlangen tot militaire terreinen of gebouwen geschiedt zulks eerst na overleg met Onze Minister van Defensie.
d. Het vijfde lid wordt vernummerd tot derde lid.
e. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd luidende:
4. Afdeling 5.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing bij uitoefening van de bevoegdheid door toezichthoudende ambtenaren buiten het vluchtinformatiegebied Amsterdam.
3°. Na artikel 11.8 wordt een nieuw artikel 11.8a ingevoegd, luidende:
De artikelen 11.4, tweede lid, 11.5, eerste, derde en vierde lid, 11.6, 11.7 en 11.8 zijn van overeenkomstige toepassing op degene, die luchtverkeersdienstverlening geeft als bedoeld in artikel 5.16 of 10.2 dan wel een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 5.17 bedient, met dien verstande, dat voor de toepassing van artikel 11.5 in plaats van het opleggen van een vliegverbod treedt het verbieden van het geven van luchtverkeersdienstverlening of het gebruiken van een grondstation als bedoeld in artikel 5.17.
4°. In artikel 11.9, eerste lid, onderdeel a, 5°, wordt na «eerste lid» toegevoegd: , en artikel 11.8a voor zover het betreft de artikelen 11.4, tweede lid, en 11.7.
5°. Artikel 11.10, eerste lid, onderdeel b, wordt geletterd c en een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. 5.17a;.
6°. In het nieuwe onderdeel c van artikel 11.10, eerste lid, wordt na «11.8, vijfde lid,» ingevoegd: artikel 11.8a voor zover het betreft de artikelen 11.5, 11.6 en 11.8,.
7°. Onderdeel b en het slot van artikel 11.11, eerste lid, komt te luiden:
b. luchtverkeersdienstverlening te geven, voor ten hoogste drie jaren worden ontzegd.
Artikel II komt te luiden:
De Luchtvaartwet wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 1 vervalt het eerste lid, onderdeel i; de onderdelen j en l worden geletterd onderscheidenlijk i en j.
2. In artikel 4, tweede lid, onderdeel b, vervalt «of vanwege».
3. Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
a. In het eerste lid wordt «Vanwege Onze Minister worden Nederlandse luchtvaartuigregisters gehouden» vervangen door: Onze Minister houdt Nederlandse luchtvaartuigregisters.
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister schrijft luchtvaartuigen in en geeft een bewijs van inschrijving in een Nederlands luchtvaartuigregister af en wel, voor wat burgerlijke luchtvaartuigen betreft, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
4. In artikel 6, eerste lid, wordt «Het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk van Nederlandse luchtvaartuigen worden door of vanwege Onze Minister vastgesteld» vervangen door: Onze Minister stelt het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk van Nederlandse luchtvaartuigen vast.
5. Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste zin van het eerste lid wordt «door of vanwege Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister.
b. De tweede zin van het eerste lid komt te luiden: Onze Minister kan voorts bewijzen van gelijkstelling van buitenlandse bewijzen van luchtwaardigheid afgeven, schorsen en intrekken, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
6. De artikelen 8, 8B en 10 vervallen.
7. In artikel 8A worden de volgende wijzigingen aangebracht.
a. In vierde lid, vervalt «in artikel 8, eerste lid, en»
b. In het vierde lid wordt «kan door of vanwege Onze Minister in bijzondere gevallen, voor zover de veiligheid zulks toelaat, ontheffing worden verleend» vervangen door: kan Onze Minister in bijzondere gevallen, voor zover de veiligheid zulks toelaat, ontheffing verlenen.
8. Artikel 9 komt te luiden:
Ten aanzien van het in luchtwaardige toestand houden van Nederlandse luchtvaartuigen worden de bewijzen van bevoegdheid afgegeven, geschorst of ingetrokken door Onze Minister en wel, voor wat burgerluchtvaartuigen betreft, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Voorts kan Onze Minister bewijzen van gelijkstelling van buitenlandse bewijzen van bevoegdheid afgeven, schorsen en intrekken, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
9. Artikel 14, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. indien en voor zover Onze Minister ontheffing heeft verleend.
10. In artikel 17, eerste lid, wordt «door of vanwege Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister.
11. Artikel 25h komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van de voorschriften die krachtens deze wet zijn vastgesteld om een overschrijding van de grenswaarden van de geluidsbelasting buiten de geluidszone van burgerluchtvaartterreinen te voorkomen, zijn belast de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen ambtenaren.
2. Onze Minister van Defensie is belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften, die krachtens deze wet zijn vastgesteld om een overschrijding van de grenswaarden van de geluidsbelasting buiten de geluidszone van militaire luchtvaartterreinen te voorkomen.
12. Artikel 31, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. indien en voor zover Onze Minister ontheffing heeft verleend.
13. Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «door of vanwege Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister.
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, indien Onze Minister ontheffing heeft verleend.
14. Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel b wordt «door of vanwege Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister.
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, indien en voor zover Onze Minister ontheffing heeft verleend, dan wel voor zover een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 33, tweede lid.
15. In artikel 37e, eerste lid wordt tweemaal «de goedkeuring» vervangen door: de toestemming.
16. Artikel 37f komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 29 en 35 is Onze Minister van Justitie bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de aan de exploitant bij of krachtens deze paragraaf gestelde verplichtingen.
2. De maatregelen, getroffen op grond van het eerste lid, worden buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van de omvang van de verplichtingen van de exploitant ingevolge deze paragraaf.
17. In artikel 37k, eerste lid, wordt «door of vanwege Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister.
18. In artikel 38, vierde lid, onderdeel a, wordt «door of vanwege Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister.
19. In artikel 45, eerste lid, wordt «Door of vanwege Gedeputeerde Staten» vervangen door: Door Gedeputeerde Staten.
20. Artikel 72 komt te luiden:
Onverminderd artikel 37h is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
21. Artikel 73, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. ambtenaren aanwijzen, die belast zijn met het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen inzake voor het burgerluchtverkeer aangewezen luchtvaartterreinen.
22. Artikel 73a komt te vervallen.
23. In artikel 73b wordt «de krachtens artikel 72 en 73 aangewezen» vervangen door: de krachtens artikel 73 aangewezen.
24. Artikel 73c komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd aan de overtreder of de houder, bezitter of eigenaar van het betrokken luchtvaartuig een last onder dwangsom op te leggen, indien de gezagvoerder voor de tweede keer een overtreding heeft begaan als bedoeld in artikel 34.
2. De artikelen 5.3.1, tweede tot en met vijfde lid, en 5.3.2 tot en met 5.3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
25. De artikelen 73d tot en met 73f komen te vervallen.
26. In artikel 77a, eerste lid, wordt «door of vanwege Onze Minister» vervangen door: door Onze Minister.
Na artikel II worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
In Lijst A en Lijst B van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden wordt «van de Wet Luchtverkeer: artikel 51 of 51a en artikel 52» telkens vervangen door: van de Wet Luchtverkeer: artikel 9.3 of 9.4 en artikel 9.5.
Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden nog niet in werking is getreden wordt artikel XXXII van de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden gewijzigd als volgt.
1. In de aanhef wordt «De artikelen 50 tot en met 53» vervangen door: De artikelen 9.2 tot en met 9.5.
2. De artikelen 50 tot en met 53 worden genummerd respectievelijk: 9.2, 9.3, 9.4, 9.5 en 9.6.
3. In artikel 9.2 wordt «de artikelen 51 of 51a en 52» vervangen door: de artikelen 9.3 of 9.4 en 9.5.
4. In artikel 9.5 wordt «de hoofdstukken II en III van deze wet» vervangen door: de titels 5.1 en 5.2 van deze wet.
5. In het eerste en tweede lid van artikel 9.6 wordt «de artikelen 51 en 51a» telkens vervangen door: de artikelen 9.3 en 9.4.
Na artikel V worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Indien dit artikel op een eerder tijdstip in werking treedt dan Artikel I, onderdelen B en E2, wordt de Wet Luchtverkeer gewijzigd als volgt.
1. In artikel 1, onderdeel i, vervallen de woorden «aan boord van het luchtvaartuig».
2. Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt.
1°. Voor de tekst van dit artikel wordt een 2 geplaatst en een nieuw eerste lid wordt toegevoegd, luidende:
1. De gezagvoerder bevindt zich aan boord van het luchtvaartuig.
2°. Een nieuw derde lid wordt toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid is niet van toepassing op door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat respectievelijk Onze Minister van Defensie bij ministeriële regeling aan te wijzen onbemande luchtvaartuigen.
1. Indien dit artikel op een eerder tijdstip in werking treedt dan Artikel I, onderdelen B en E2, wordt aan artikel 1 van de Luchtvaartwet een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:
3. Onder lid van het stuurhutpersoneel wordt ten aanzien van onbemande luchtvaartuigen mede verstaan ieder, die werkzaamheden verricht, welke van direct belang zijn voor het op afstand bedienen van het luchtvaartuig.
2. Artikel 1, derde lid, van de Luchtvaartwet vervalt op het tijdstip, waarop artikel I, onderdelen B en E2, in werking treden.
Het Luchtverkeersreglement wordt aangemerkt te zijn vastgesteld krachtens de artikelen 5.5, 5.11 en 5.12
Artikel VI komt te luiden:
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
In de nota van wijziging is een drietal andere wetten verwerkt, te weten:
1. de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht, onderdeel A onder 5, 8, tweede lid, en 12, alsmede onderdeel B;
2. de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden alsmede de Invoeringswet Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, onderdeel A onder 1 en onderdeel C.
Onderdeel C, artikel IIb, voorziet in het geval, dat deze wet op een eerder tijdstip in werking treedt dan de Invoeringswet.
Wanneer de Invoeringswet eerder in werking treedt, worden de daarin opgenomen wijzigingen in de nu bestaande Wet Luchtverkeer aangebracht en op grond van Artikel I onder A, dertiende lid, in de nieuwe structuur van de Wet Luchtverkeer verwerkt;
3. de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer tot Dienst Wegverkeer, onderdeel A onder 4, 3°.
Voorts is een aantal zuiver technische wijzigingen aangebracht, onderdeel A onder 3, 4, onder 2°, 6, 7, 8, eerste lid, 10 onder 1° en 12.
Onderdelen A onder 2 en 5 onder E2, D, artikelen Va en Vb, en E.
In deze onderdelen is de noodzakelijke aanpassing neergelegd van de luchtvaartwetgeving ten behoeve van de aanschaf van de Remotely Piloted Vehicles (RPV's), zie kamerstukken 1994/95, 23 900 X, nr. 87, en 1995/96, 24 400 X, nrs. 7, 10 en 71.
Het struikelblok voor het gebruik van RPV's is de in de Wet Luchtverkeer neergelegde, op zich terechte, eis, dat voor iedere vlucht een gezagvoerder moet zijn aangewezen (artikel 8), die zich aan boord van het luchtvaartuig moet bevinden (definitie «gezagvoerder»). Ter oplossing wordt het volgende voorgesteld.
In de definitie worden de woorden «aan boord van het luchtvaartuig» geschrapt (onderdeel A onder 2, 1°). De eis, dat de gezagvoerder aan boord van het luchtvaartuig moet bevinden, wordt opgenomen in artikel 5.7, eerste lid (onderdeel A onder 5, E2). Hierin wordt tevens bepaald, dat voor bepaalde onbemande luchtvaartuigen deze eis niet geldt. Bij ministeriële regeling zal worden aangegeven welke luchtvaartuigen dat zijn, waarbij op dit moment wordt gedacht aan doelvliegtuigen en onbemande waarnemingsvliegtuigen. Voor de ministeriële regeling is gekozen vanwege de snelle ontwikkelingen op het vlak van de onbemande luchtvaartuigen. Uiteraard zal voordat tot een dergelijke regeling wordt overgegaan met betrokkenen worden overlegd.
Tenslotte wordt voorgesteld ten aanzien van onbemande luchtvaartuigen het begrip «lid van het cockpitpersoneel» uit te breiden met personeel op de grond (onderdeel A onder 2, 2°). Een lid van dit personeel wordt op grond van artikel 5.6 als gezagvoerder aangewezen.
Onderdeel D, de voorgestelde artikelen Va en Vb, voorziet er in, dat in geval van vertraging van inwerkingtreding van de wijziging van de Wet Luchtverkeer in afwachting daarvan in de huidige wetgeving de nodige aanpassingen ten behoeve van het vliegen met onbemande luchtvaartuigen worden aangebracht. Onderdeel E maakt afzonderlijke inwerkingtreding mogelijk.
Waarschijnlijk reeds met ingang van 1 april 1998 zal de JAR-STD (Synthetic Training Devices) in werking treden. Deze JAR regelt kwalificatie van vluchtnabootsers (simulators) en goedkeuring van het gebruik daarvan. Een duidelijke basis om deze JAR te implementeren ontbreekt op dit moment nog. De voorgestelde tekst beoogt daarin te voorzien.
In het oorspronkelijke artikel 5.17 gold de verbodsbepaling slechts voor grondstations in de nabijheid van niet-gecontroleerde luchtvaartterreinen. In die redactie wordt echter voorbijgegaan aan mobiele stations die niet in de nabijheid van een niet-gecontroleerd luchtvaartterrein worden bediend en toch een machtiging op grond van artikel 17 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (Wtv) behoeven. In beide gevallen is sprake van een zendinrichting in de luchtvaartmobiele frequentieband. Een grondstation bevindt zich echter op een niet-gecontroleerd luchtvaartterrein. Voor een mobiel station geldt deze eis niet.
Mobiele stations worden ook en met name gebruikt in de recreatieve luchtvaart. Hierbij wordt onder meer gedacht aan luchtvaartvertoningen. Omdat ten aanzien van grondstations en mobiele stations dezelfde eisen dienen te gelden met betrekking tot het bedienen, dient artikel 5.17 te worden aangepast. Met de voorgestelde wijziging wordt dan ook beoogd de mobiele stations onder de reikwijdte van artikel 5.17 te brengen.
Onderdeel A onder 8, 3°, 9, en 12, 3°, 4° en 6°
In artikel 5.17a worden de regels, die met betrekking tot de bestrijding van drank- en drugsgebruik in het voorstel ten aanzien van het cabinepersoneel zijn opgenomen, ook voorgesteld ten aanzien van luchtverkeersleiders en gebruikers van een grondstation. Een uitzondering is gemaakt voor de bepaling, dat tien uren voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, geen alcoholhoudende drank meer mag worden gebruikt. Aangezien de nawerking van alcoholgebruik met name een rol speelt bij het vliegen op grotere hoogten, lijkt deze bepaling voor het luchtverkeersdienstverleningspersoneel niet opportuun.
In het nieuwe artikel 11.8a worden de toezichts- en opsporingsbepalingen met betrekking tot deze materie van toepassing verklaard.
Onderdeel A onder 12, 1°, b, en 8°
Met de toevoeging aan artikel 11.1, eerste lid, onder b, wordt de huidige situatie onder de Wet Luchtverkeer gehandhaafd, hetgeen inhoudt, dat het toezicht op de LVB alleen door algemene toezichthoudende ambtenaren wordt uitgeoefend.
Het voorstel betreffende artikel 11.11 betreft slechts een correctie van de gedrukte tekst, het laatste gedeelte heeft op beide onderdelen betrekking.
Onderdeel B beoogt de aanpassing van de huidige Luchtvaartwet aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. Deze aanpassing is in deze nota opgenomen aangezien de Luchtvaartwet in het voorliggende wetsvoorstel al op een aantal punten gewijzigd wordt.
Deze bepaling beoogt aan te geven, dat de nieuwe artikelnummering geen gevolgen heeft voor het Luchtverkeersreglement.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24513-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.