24 509
Goedkeuring van het op 28 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen alsmede intrekking van de Wet bestrijding namaakprodukten

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 18 juli 1995 en het nader rapport d.d. 16 november 1995, aangeboden aan de Koningin door de Staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 7 april 1995, no. 95.002883, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 20 december 1994 te Brussel tot stand gekomen Protocol, houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen alsmede aanpassing van de Wet bestrijding namaakprodukten in verband met genoemd Protocol.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 april 1995, nr. 95.002883, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 juli 1995, nr. W10.95.0184., bied ik U hierbij aan.

1. Ingevolge artikel 2 van het wetsvoorstel vervalt artikel 1 van de Wet bestrijding namaakprodukten (WBN). Dit betekent dat de resterende artikelen 2 en 3 WBN in stand blijven.

Van deze artikelen heeft artikel 3 zijn werking reeds gehad (artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht is gewijzigd), zodat de WBN alleen in stand blijft voor artikel 2.

Inmiddels is de verordening, waarnaar in artikel 2 WBN wordt verwezen, met ingang van 1 juli 1995 vervangen door verordening (EG) nr.3295/94 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PbEG L 341). De nieuwe verordening bevat eveneens op grond van artikel 3, eerste lid, de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek aan de douane-autoriteiten om de vrijgave van inbreukmakende goederen voor het vrije verkeer (uitgebreid met uitvoer en wederuitvoer) op te schorten (uitgebreid met het tegenhouden van de goederen). Artikel 3, vierde lid, van de verordening bepaalt dat van de verzoeker kan worden verlangd een vergoeding te betalen voor de in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte administratieve kosten. De Raad van State adviseert artikel 2 WBN hiermee in overeenstemming te brengen met dit wetsvoorstel. In dat geval dient in de considerans, overeenkomstig aanwijzing 119 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, te worden vermeld dat het voorts gelet op verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1994 (PbEG L 341) noodzakelijk is de WBN aan te passen.

2. Overigens is het de vraag of de WBN uitsluitend voor artikel 2 in stand dient te worden gehouden. In dit verband verwijst de Raad naar het antwoord van de Staatssecretaris van Economische Zaken op vragen van Tweede-Kamerleden tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel voor de WBN: «Zodra artikel 1 in de Benelux-wet is gerealiseerd zal aan de Kamer een evaluatie van het totaal van de wet worden voorgelegd, waarbij in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan artikel 2.» (...) «Op basis van die evaluatie zouden wij kunnen concluderen, of deze wet met de inwerkingtreding van de herziene eenvormige Benelux-wet zou kunnen vervallen of dat er nog een reden is om de materiële inhoud van artikel 2 te handhaven of de zaak in breder verband effectiever te regelen.» (Handelingen II 1991/92, blz.18–967).

De Raad beveelt aan in de toelichting hieraan aandacht te besteden.

1. en 2. Zoals de Raad terecht stelt, is het inderdaad de vraag of de Wet bestrijding namaakprodukten uitsluitend voor artikel 2 in stand moet worden gehouden. De vervanging van verordening (EEG) nr. 3842/86 door verordening (EG) nr. 3295/94 heeft tot gevolg dat artikel 2 van de Wet bestrijding namaakprodukten een dode letter is geworden. In de nieuwe verordening (EG) nr. 3295/94 wordt bepaald dat de douaneautoriteiten van de lid-staten worden ingeschakeld bij het optreden tegen namaakprodukten. Daar de douaneautoriteiten ressorteren onder het Ministerie van Financiën is dit ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering van verordening (EG) nr. 3295/94. De Wet bestrijding namaakprodukten zal hiervoor niet worden gebruikt en kan derhalve worden ingetrokken.

3. In de preambule van het Protocol, houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen worden de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, de regering van het Koninkrijk België en de regering van het Groothertogdom Luxemburg als de verdragspartijen aangeduid.

Naar aanleiding van eerdere adviezen van de Raad heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het standpunt ingenomen (bijvoorbeeld kamerstukken 1994/95, 24 037, nr. 149a en A, en 24 056, nr. 181a en A) dat zowel volkenrechtelijk als staatsrechtelijk de staat en niet de regering als verdragspartij geldt, maar dat er landen zijn die alleen regeringen als verdragspartij wensen te noemen en tijdens de onderhandelingen niet aan de Nederlandse voorkeur ter zake tegemoet wensen te komen. De minister heeft in dit verband opgemerkt dat in gevallen waarin het Koninkrijk niet als verdragspartij wordt aangegeven hier tijdens de onderhandelingen naar is gestreefd en dat in die gevallen steeds vaststaat dat sprake is van binding van de staten. De Raad adviseert in de toelichting bij het wetsvoorstel voornoemd uitgangspunt weer te geven en daarbij tevens aan te duiden waarom dit geen weerslag heeft kunnen vinden in het onderhavige verdrag. De Raad dringt aan op blijvende aandacht voor dit punt bij de onderhandelingen.

3. Bij wijzigingen van Beneluxwetten is het altijd gebruikelijk geweest dat in de wijzigingsprotocollen de regeringen van de drie Beneluxlanden werden vermeld als de drie verdragspartijen. Ook bij de vaststelling van het onderhavige Protocol is deze weg gevolgd en derhalve is nog geen rekening gehouden met het beleid dat tegenwoordig van Nederlandse kant bij het sluiten van verdragen wordt gehanteerd. In de toekomst zal er in Benelux-verband op worden aangedrongen dat bij verdragen tussen de drie Beneluxlanden de drie staten als verdragspartij zullen worden aangemerkt in plaats van de regeringen van de drie staten. Overigens staat het voor alle Benelux-verdragen vast dat deze tussen de drie staten gelden.

4. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. J. Boukema

Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 18 juli 1995, no. W10.95.0184, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de derde alinea van de memorie van toelichting «Dit houdt in dat de nieuwheid van een model» vervangen door: Dit houdt in dat de nieuwheid van een tekening of model. Tevens «die zijn kennis omtrent het model» vervangen door: die zijn kennis omtrent de tekening of het model. Ook «het depot van het model» vervangen door: het depot van de tekening of het model.

– De vindplaats van het in de vierde alinea van de memorie van toelichting genoemde Protocol, houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet op de merken van 2 december 1992 vermelden (aanwijzing 219, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Naar boven