nr. 31
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het onderhavige voorstel van wet strekt tot goedkeuring van het op 28
maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Protocol houdende wijziging van de
eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen (Trb. 1995, 133) en tot
intrekking van de Wet bestrijding namaakprodukten.
De eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen, bijlage bij het
op 25 oktober 1966 te Brussel tot stand gekomen Benelux-Verdrag inzake tekeningen
of modellen (Trb. 1966, 292), is een gemeenschappelijke regeling van het tekeningen-
of modellenrecht in de drie Beneluxlanden.
Artikel 1 van het onderhavige Protocol wijzigt de eenvormige Beneluxwet
op drie punten. Op de eerste plaats worden een aantal maatregelen opgenomen
ter bestrijding van namaak van door rechten op een tekening of model beschermde
produkten. Op de tweede plaats voorziet het Protocol in een uitbreiding van
de processuele bevoegdheden van de houder van een licentie op een tekening-
of modelrecht. De laatste wijziging betreft de invoering van een termijn van
respijt van twaalf maanden. Dit houdt in dat de nieuwheid van een tekening
of model (een noodzakelijke voorwaarde voor bescherming) niet wordt geschaad
door openbaarmaking door de rechthebbende of een derde, die zijn kennis omtrent
de tekening of het model aan de rechthebbende heeft ontleend, in het tijdvak
van twaalf maanden voorafgaand aan het depot van de tekening of het model.
Bij de parlementaire behandeling van het voorstel voor de Wet bestrijding
namaakprodukten is zowel van de zijde van de Tweede Kamer als van regeringszijde
gesteld dat het de voorkeur zou verdienen de bestrijding van namaak met betrekking
tot door rechten op merken en tekeningen of modellen beschermde produkten
op Benelux-niveau te regelen (Handelingen II 1991/92, blz. 961–968,
1047). Door het Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet op
de merken van 2 december 1992 (Trb. 1993, 12) was reeds voor het merkenrechtelijk
gedeelte van de Wet bestrijding namaakprodukten aan deze wens voldaan. Met
het onderhavige Protocol is ook het gedeelte voor de tekeningen en modellen
van laatstgenoemde wet op Benelux-niveau geregeld.
Artikel 1 van de Wet bestrijding namaakprodukten is bijna letterlijk overgenomen
in artikel 14bis van het onderhavige Protocol. Door het onderhavige Protocol
wordt het gedeelte over de tekeningen en modellen van artikel 1 van deze wet
derhalve overbodig.
De vervanging van verordening (EEG) nr. 3842/86 van de Raad van 1 december
1986 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen
van namaakartikelen te verbieden (PbEG L 357/1), door verordening (EG) nr.
3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen
om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing
onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen
te verbieden (PbEG L 341/8), heeft tot gevolg dat artikel 2 van de Wet bestrijding
namaakprodukten een dode letter is geworden. Voor uitvoeringstaken in het
kader van de nieuwe verordening (EG) nr. 3295/94 wordt in deze verordening
de douane, onderdeel van het Ministerie van Financiën, aangewezen. Dit
ministerie draagt als gevolg hiervan de verantwoordelijkheid voor de uitvoering
van de nieuwe verordening. Artikel 2 van de Wet bestrijding namaakprodukten
zal hiervoor niet worden gebruikt en kan mitsdien worden geschrapt.
Ten slotte is artikel 3 van laatstgenoemde wet betreffende de aanpassing
van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht inmiddels uitgewerkt. Derhalve
kan de Wet bestrijding namaakprodukten, na inwerkingtreding van het onderhavige
Protocol, in zijn geheel worden ingetrokken.
De inwerkingtreding van artikel 2 van het voorstel van wet, dat betrekking
heeft op de intrekking van de Wet bestrijding namaakprodukten, en het van
kracht worden van het Protocol in de Beneluxlanden dienen tegelijkertijd plaats
te vinden. Aldus wordt voorkomen dat in Nederland een tijdelijke leemte of
overlap ontstaat van regelgeving op het gebied van de bestrijding van namaak
van tekeningen en modellen. Om die reden is bepaald dat artikel 2 op een bij
koninklijk besluit vast te stellen tijdstip in werking treedt.
Voor een meer uitgebreide toelichting op het onderhavige Protocol wordt
verwezen naar het Gemeenschappelijk Commentaar van de Regeringen op het Protocol.1 Aangezien de eenvormige Beneluxwet inzake
tekeningen of modellen, wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland
geldt, zal de gelding van het onderhavige Protocol zich eveneens tot Nederland
beperken.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-van Weele
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager