24 508
Volkshuisvestingsbeleid

nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2004

Hierbij bied ik u het onderzoek «inventarisatie bestemmings- en streekplancapaciteit voor woningbouw», zoals aangekondigd in mijn brief van 30 september 2003 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 XI, nr. 3), aan1.

Eén van de mogelijke oorzaken van de stagnerende woningbouwproductie kan een tekort aan capaciteit in streek- en bestemmingsplannen zijn. Een ruimere plancapaciteit kan mogelijk een bijdrage leveren aan het vergroten van de woningbouwproductie. Bij aanvang van dit onderzoek ontbrak het inzicht in de beschikbare plancapaciteit voor woningbouw nu en in de toekomst. Hiermee ontbrak de feitelijke basis voor de discussie over het vergroten van de plancapaciteit als een oplossing voor de stagnerende woningbouwproductie.

Het voorliggende onderzoek geeft een volledig beeld van het inventarisatieproces, het gekozen model en de beschikbare cijfers. Dit onderzoek geeft inzicht in de feiten rond capaciteit, het geeft geen oordeel over de vraag of er «voldoende» capaciteit is. Een maatlat om naast de onderzoeksresultaten te leggen is de woningbehoefte volgens het scenario van hoge ruimtedruk (HRD) dat ook in de Nota Ruimte wordt gehanteerd. Daarnaast is voor de korte termijn ook de nagestreefde jaarlijkse woningproductie van belang.

Bij veel provincies is het inzicht in de feitelijke bestemmingsplancapaciteit onvolledig. Bij de interpretatie van de uitkomsten van het onderzoek moet rekening gehouden worden met onzekerheidsmarges. Dit in acht nemend, laten de bevindingen globaal het volgende zien:

• In bovengenoemde brief geef ik aan dat de VROM inzet is het woningtekort, dat in 2010 bij ongewijzigd beleid uitkomt op ca. 2.3%, terug te brengen tot 1.5 à 2% in 2010. Om dat te bereiken is het volgen van het middenscenario, op basis van de bouwprognoses 2005 t/m 2008 met een gemiddelde productie van 74 000 woningen per jaar, nodig. In het eindrapport wordt aangegeven dat landelijk 108 800 woningen (na een schatting van het aandeel globale plannen) daadwerkelijk bouwvergunningsrijp zijn in 2003, exclusief Noord Holland. De feitelijk voorhanden capaciteit is voldoende om op korte termijn in dit scenario te voorzien.

• De streekplancapaciteit voldoet landelijk en provinciaal (met uitzondering van een klein tekort in Friesland en Limburg) aan de benodigde capaciteit vanuit het HRD.

• Er is landelijk en provinciaal een ruime hoeveelheid bestemmingsplancapaciteit aanwezig is om invulling te geven aan de streekplannen en daarmee het HRD voor in ieder geval de korte termijn.

• Voor de langere termijn (tot uiteindelijk 2010) moet voldoende capaciteit in streekplannen en bestemmingplannen aanwezig zijn. Dat betekent dat er voldoende plannen in ontwikkeling moeten zijn. In dit onderzoek ontbreekt de ontwikkelingslijn op basis van ervaringsgegevens. Om dit proces in beeld te brengen is een vorm van periodieke monitoring noodzakelijk.

Om provincies en gemeenten te stimuleren de beschikbare capaciteit daadwerkelijk in te vullen zullen de volgende sporen ingezet worden:

1. De resultaten van dit onderzoek te betrekken bij de uit de Taskforce Woningbouwproductie voortvloeiende acties.

2. De resultaten van dit onderzoek te betrekken bij de dit jaar te maken woningbouwafspraken 2005–2010. Het is voor die afspraken van belang dat er voldoende capaciteit in streekplannen en bestemmingsplannen voor woningbouw aanwezig is en voldoende reservecapaciteit voor tegenvallers in de uitvoering.

3. In aansluiting op de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte zal een voorstel worden uitgewerkt met betrekking tot monitoring van plancapaciteit voor woningbouw. Dit zal in overleg met het IPO en de VNG plaatsvinden. Daarbij zal de medewerking van de provincies noodzakelijk zijn. Dit zal in overleg met het IPO en de VNG plaatsvinden.

4. In de Nota Ruimte zal de ruimtebehoefte voor woningbouw verder worden uitgewerkt.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven