nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Destructiewet.
De toelichtende memorie (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
20 november 1995
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Destructiewet
zodanig te wijzigen dat de verwerkingsbedrijven voor hoog-risico-materiaal
zelf de mogelijkheid hebben om voor het ophalen van hoog-risico-materiaal
aan de natuurlijke personen en rechtspersonen die hoog-risico-materiaal in
de vorm van gestorven landbouwhuisdieren aanbieden een vergoeding in rekening
te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 21 van de Destructiewet komt te luiden:
Artikel 21
1. De ondernemers kunnen aan de natuurlijke personen en rechtspersonen
die hoog-risico-materiaal als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, aanbieden
een vergoeding in rekening brengen ter zake van het ophalen van
dat hoog-risico-materiaal. De totale opbrengst van de vergoedingen overschrijdt
de werkelijke kosten van het ophalen niet.
2. De werkelijke kosten worden berekend als volgt: de op jaarbasis door
de ondernemers te maken kosten van het ophalen van het hoog-risico-materiaal,
bedoeld in het eerste lid, verminderd met de waarde daarvan voorafgaand aan
verwerking en de helft van de winst van de ondernemers op de verwerking van
dit materiaal.
3. De tariefstelling en wijzigingen daarvan behoeven jaarlijks goedkeuring
van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij. Deze goedkeuring wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.
4. De ondernemer verschaft desgevraagd alle noodzakelijke informatie aan
Onze Minister ten behoeve van de goedkeuring, bedoeld in het derde lid. Deze
informatie omvat in elk geval een accountantsverklaring als bedoeld in artikel
393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,