Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2023
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, heb ik de eer
u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om over te gaan tot verlenging
van de Overeenkomst inzake de rechtspositie van de strijdkrachten voor militair personeel
en troepenuitrusting tussen de Staat Qatar en het Koninkrijk der Nederlanden, Doha,
16 december 2014 (Trb. 2015, nr. 12).
Het verdrag met een initiële looptijd van één jaar tot 16 december 2015 zal, na een
eerste verlenging die tot 15 december 2017 liep (Trb. 2016, nr. 56), een tweede verlenging die tot 15 december 2018 liep (Trb. 2018, nr. 11), een derde verlenging die tot 15 december 2019 liep (Trb. 2018, nr. 218), een vierde verlenging die tot 15 december 2021 liep (Trb. 2020, nr. 49), en een vijfde verlenging die tot 14 december 2023 loopt (Trb. 2021, nr. 147) met twee jaar, worden verlengd tot 14 december 2025.
Met het oog op het aflopen van de vijfde verlenging van de Overeenkomst op 14 december
2023 is het van belang dat deze zesde verlenging van de Overeenkomst uiterlijk op
14 december 2023 tot stand komt. De overlegging van dit verlengingsverdrag vindt gedeeltelijk
plaats tijdens het reces van zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
maar met inachtneming van Aanwijzing 8.20, derde lid, van de Aanwijzingen voor de
Regelgeving, dat ten minste twee derde van de in artikel 9, tweede lid, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen genoemde termijn buiten het reces van beide
kamers kan vallen.
Voor wat het Koninkrijk betreft, geldt het te verlengen verdrag alleen voor het Europese
deel van Nederland. Het verdrag behoefde destijds op grond van artikel 7, onderdeel
c, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de
Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot