nr. 82
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 7 november 1995
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 9 november 1995. De wens dat één of meer van deze uitvoeringsverdragen
aan de goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen kan door
of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste
Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk
op 9 december 1995.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel
e, van die Rijkswet, deel ik U mede dat de regering het voornemen heeft om
over te gaan tot verlenging van de verdragen met de Bondsrepubliek Duitsland,
Denemarken, Griekenland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Portugal, België,
Frankrijk, Luxemburg, Finland, Ierland en Zweden inzake voorrechten en immuniteiten
te verlenen aan verbindingsambtenaren en andere personeelsleden die vanwege
de betrokken regering bij de Europol Drugs Eenheid te 's-Gravenhage worden
tewerkgesteld (respectievelijk Trb. 1995, 24, 47, 59, 53, 60, 56, 74, 69,
97, 148, 157 en 226).
De genoemde verdragen hebben een looptijd van één jaar;
het eerst aflopende verdrag is het verdrag met de Bondsrepubliek Duitsland
(op 7 januari 1996).
De verlenging zal worden geëffectueerd door middel van nieuwe bilaterale
verdragen, die van kracht zullen blijven tot de inwerkingtreding van het met
Europol te sluiten zetelverdrag.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo