24 492 (R 1556)
Voornemen tot opzegging voor wat betreft Aruba van de op 23 oktober 1978 te Genève tot stand gekomen Herziene Akte houdende wijziging van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten, het op 25 juni 1969 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw (Arbeidsverdrag Nr. 129) en het op 23 juni 1975 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling (Arbeidsverdrag Nr. 141)

nr. 81
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 oktober 1995

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 november 1995. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 december 1995.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, eerste lid, juncto artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring voor te leggen het voornemen tot opzegging voor wat betreft Aruba van de op 23 oktober 1978 te Genève tot stand gekomen Herziene Akte houdende wijziging van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1981, 205),1 het op 25 juni 1969 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw (Arbeidsverdrag Nr. 129), (Trb. 1970, 74)1 en het op 23 juni 1975 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling (Arbeidsverdrag Nr. 141) (Trb. 1976, 29).1

Een toelichtende nota bij dit voornemen treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Aruba gevraagd.

Aan de Gouverneur van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 8 november 1995 voor te leggen aan de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Minister van Aruba is van deze voorlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken

H. A. F. M. O. van Mierlo

Toelichtende nota

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

In het kader van de verkrijging van de Status Aparte hebben de toenmalige Arubaanse autoriteiten te kennen gegeven medegelding voor Aruba wenselijk te achten van een aantal verdragen, waaronder:

– de op 23 oktober 1978 te Genève tot stand gekomen Herziene Akte houdende wijziging van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1981, 205);

– het op 25 juni 1969 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de arbeidsinspectie in de landbouw (Arbeidsverdrag Nr. 129) (Trb. 1970, 74) en

– het op 23 juni 1975 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling (Arbeidsverdrag Nr. 141) (Trb. 1976, 29).

Bij Rijkswet van 12 december 1985, houdende goedkeuring van verdragen in verband met het verkrijgen van de hoedanigheid van land in het Koninkrijk door Aruba (Stb. 668), zijn deze verdragen voor Aruba goedgekeurd, waarna de gelding van deze verdragen voor wat het Koninkrijk betreft is uitgebreid tot Aruba.

Inmiddels is echter het inzicht gerijpt dat de binding van Aruba aan deze verdragen op een vergissing berust. Op Aruba vinden namelijk geen activiteiten met betrekking tot kweekprodukten plaats en de landbouw neemt, vanwege de klimatologische omstandigheden en een gebrek aan goede grond, een dermate kleine plaats in dat deze niet van belang is. Voorts is gerealiseerd dat bij de binding over het hoofd is gezien dat er op Aruba geen bij de verdragen behorende uitvoeringswetgeving was en is. Dat die uitvoeringswetgeving ontbreekt is overigens ook wel logisch, gelet op de non-existentie van activiteiten op de onderhavige terreinen op Aruba.

Hoewel de binding van Aruba aan de verdragen zonder bijbehorende wetgeving in de praktijk gelukkig nooit tot enige moeilijkheid aanleiding heeft gegeven, lijkt het wenselijk om nu een eind te maken aan de geschetste irreguliere situatie.

Door de opzegging van de Herziene Akte met betrekking tot het kweekproduktenverdrag vervalt ook de binding aan het op 2 december 1961 te Parijs tot stand gekomen Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1962, 21) en de op 10 november 1972 te Genève tot stand gekomen Aanvullende Akte van 10 november 1972 houdende wijziging van het Internationale Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1974, 1), waaraan Aruba is gebonden door de binding van de Herziene Akte.

Hoewel formeel goedkeuring wordt gevraagd voor het voornemen tot opzegging, ligt het in feite in de bedoeling om de beëindiging van de binding voor wat betreft Aruba niet beslag te doen krijgen door middel van opzegging, maar te trachten te komen tot beëindiging van de binding op basis van het feit dat de totstandbrenging daarvan destijds op een abuis heeft berust, daarbij een beroep doende op artikel 54 van het op 23 mei 1969 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1972, 51), krachtens hetwelk de terugtrekking uit een verdrag ten alle tijde mogelijk is door overeenstemming tussen alle partijen. Dit is met name van belang in verband met het feit dat de hier in het geding zijnde arbeidsverdragen ingevolge hun opzeggingsbepalingen pas in 1997, respectievelijk 2002 opgezegd zouden kunnen worden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven