24 486
Wijziging van de Huisvestingswet (provinciale toets toewijzingscriteria voor woonruimte veilig stellen)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

Artikel 4, derde lid

De wijziging van het derde lid ontbrak.

Artikel 13c, eerste lid, onder c en tweede lid

Het eerste lid, onder c, luidde:

c. die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling zijn toegelaten, dan wel om klemmende redenen van humanitaire aard, of om redenen, verband houdend met omstandigheden in hun land van nationaliteit, in het bezit zijn gesteld van een vergunning tot verblijf als bedoeld in die wet, indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven;

Het tweede lid luidde:

2. Voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is in verband met uit bovengemeentelijk ruimtelijk beleid voortvloeiende geringe mogelijkheden tot uitbreiding van de woonruimtevoorraad in de gemeente of in een of meer kernen, behorend tot de gemeente, kunnen gedeputeerde staten bij het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 13b, tweede lid, onderscheidenlijk provinciale staten bij een richtlijn als bedoeld in artikel 61, toestaan dat wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel II, eerste lid

Het eerste lid luidde:

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Artikel II, tweede en derde lid waren eerste en tweede lid.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

A. Algemeen deel

De tweede alinea luidde:

Daarnaast is gebleken dat de Huisvestingswet (zoals zij nu luidt) in de praktijk onbedoelde neveneffecten sorteert. Het voornemen is daarom om de in deze wet voorziene evaluatie (vijf jaar na invoering van die wet) te vervroegen. Afhankelijk van de resultaten daarvan zal de Huisvestingswet op onderdelen wellicht ook nog moeten worden aangepast. Het onderhavige wetsvoorstel strekt er echter alleen toe om, vooruitlopend op de vorenbedoelde mogelijke materiële wijzigingen van de Huisvestingswet, op «korte» termijn reeds de noodzakelijke wijziging aan te brengen. Deze thans voorgestelde wijziging van de Huisvestingswet omvat evenwel geen enkele materiële wijziging van de regelgeving.

De derde alinea is nieuw.

B. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 4

Onderdeel B ontbrak.

De onderdelen C en D waren B en C.

Artikel 13c

De eerste tot en met derde, en vijfde alinea ontbraken.

Naar boven